Vandaag kwamen Roger zijn broer en diens vrouw op bezoek. Gisteren avond had ik het eten voor deze avond zo goed als klaar gemaakt zodat ik deze avond nog enkel alles in de oven moest schuiven, en we tijd zouden hebben voor een lange wandeling.
Roger opteerde weer voor Kerniel. We parkeerden de auto aan de kerk, liepen weer via het kerkhof naar de “Leemzaal”, en dan via de vallei naar het klooster van Colen. Vandaar ging het (na een bezoekje aan de kloostertuin) langs de vroegere spoorwegberm terug naar het vroegere stationsplein en via een steegje naar onze auto. De hele tijd haalden Roger en zijn broer herinneringen op. Aan hun vroeger huis, aan de buren van destijds, aan de vroegere kleuterschool (in het klooster van Colen), aan hun spelen, aan zoveel kleine dingen dat ik zowaar bijna jaloers werd! Kon ik toch ook maar eens terug naar Matadi gaan! Maar schoonzusje en ik genoten van hun verhalen. En van het prachtige weer (tot 16°C vandaag en een schitterende zon: mijn winterjas hing terug aan de haak).
We merkten dat de drie populieren nog steeds niet gekapt waren. Waarom? Ze zouden toch vorige donderdag worden gekapt? Nu, voor mij hoeft dat niet, want ik vind dat ze het zicht op de vallei niet hinderen.
En nadat we iets na 17 uur thuiskwamen, heb ik mijn hoofdgerechten in de oven geschoven terwijl de wortelsoep op het gasfornuis opwarmde en wij van een aperitief genoten: Oloroso, pils en enkele hapjes. Tijdens het eten hebben we leuk, maar ook ernstig gepraat. En tegen dat we aan kaas en wijn toe waren, waren we er zeker van dat onze kinderen het veel moeilijker zullen hebben dan wij. Zullen zij nog op een “deftige” leeftijd op pensioen kunnen? Zullen jongens als Hendrik en Zeger nog ooit geld genoeg hebben om een huis te kopen? Voor een vrijgezel is dat zo goed als onbetaalbaar geworden! En, vooral, zal onze sociale zekerheid niet in elkaar stuiken tegen dat zij onze leeftijd bereikt hebben? Al bij al dus een vrij pessimistisch einde van een gezellige dag dus.
Ik spreek zelden over politiek (ook al omdat ik er niet veel van ken) met schoonbroer en schoonzus. En het verwonderde me dus deze avond uit hun mond te horen wat ik zelf al zo lang denk: als al ons geld blijft gaan naar inwijkelingen die niets opbrengen, blijft er niets over voor de behoeftigen onder ons.
En ik moest terugdenken aan wat een van mijn cursisten mij eens vroeg. Zij volgde mijn lessen “Initiatie Nederlands” en genoot van een uitkering van het OCMW, die ze veel te laag vond. Ze had daar al enkele keren over geklaagd, maar daar ging ik nooit op in. En dan vroeg ze mij ineens (tja, ik moedigde mijn cursisten aan zoveel mogelijk in het Nederlands te spreken): ‘Hoeveel krijg jij van het OCMW?’
Wat een moeite heb ik toen gehad om haar uit te leggen dat wij niets, nada, rien, nothing, kregen als uitkering, dat wij moesten werken om geld te hebben. Ik denk zelfs dat ze mij niet echt geloofde. Tja, als ze onze contreien zien als een “land van melk en honig”, waarom zou het dan in hun ogen anders zijn voor de autochtonen?
Schoonbroer en schoonzus zijn vertrokken rond 23 uur (dan moesten ze nog bijna 3 kwartier rijden) nadat we elkaar beloofd hadden dat nog eens over te doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten