Toen ik kind was, vond ik volwassenen altijd zo belangrijk doen, zo vol van zichzelf en zo zeker van hun superioriteit. Ik beloofde mezelf dat te onthouden eens ik zelf bij die groep “grote mensen” zou horen. En ik denk wel dat het mij is gelukt. De herinnering aan het gevoel dat ik als kind had tegenover volwassenen hielp me trouwens bij het schrijven van mijn eerste echte boek: Zoals de zee een zandkasteel.
Uiteraard zag ik weldra rondom mij meisjes en jongens zich gaan gedragen als jonge volwassenen, en soms deed ik trouwens hetzelfde. Maar steeds met het gevoel dat ik een rol speelde in een soort toneelstuk, dat ik in feite nog steeds dat eenvoudige meisje uit mijn kinderjaren was. Ik vroeg me toen vaak af of alle volwassenen eigenlijk al “toneelspelend” door het leven gingen.
Terwijl ik ouder werd en de mensen rondom mij steeds meer gadesloeg, was ik daar steeds meer van overtuigd. Mijn collegae op school konden bijvoorbeeld tegenover hun leerlingen toch zo important doen. Terwijl ze in de leraarskamer toch een beetje natuurlijker overkwamen (niet altijd, sommigen bleven, volgens mij, hun rol ook daar spelen).
Maar ook ik moest soms streng zijn vooraan in de klas (ik stond wel niet vaak vooraan: meestal liep ik gewoon rond, of stond achteraan, zodat de leerlingen niet voortdurend op mijn gezicht moesten kijken). Ik probeerde echter altijd uit te leggen waarom dat streng zijn nodig was, en me voor de rest te verplaatsen in de leefwereld van die jongeren. Jongeren (14 tot – jawel, dankzij de vele bissers - 20 jaar) die ook al geen kinderen meer waren: ik voelde bij hen ook vaak dat “toneelgedrag”. Maar daaronder voelde je toch nog het kind verscholen!
Later, toen we naar Limburg waren verhuisd, heb ik nog initiatie-les Nederlands gegeven aan de inwijkelingen. Ik weet niet of het aan mij lag of aan mijn cursisten, maar tijdens die lessen heb ik nooit het gevoel gehad dat ik “de volwassen moest spelen”. Misschien lag het gewoon aan de diversiteit van mijn “leerlingen”: peuters, kinderen, jonge en oudere tot heel oude volwassenen, en zelfs een baby, maar die zal wel niet veel opgestoken hebben van de lessen .
Later bleef ik kijken naar volwassenen met de ogen van mijn kinderjaren. En ja hoor, bij lezingen, voordrachten, debatten, en zelfs tijdens gewone conversaties, merk je wel, vind ik, dat ze heel dikwijls de rol van “volwassene” spelen. Na enkele glaasjes vergeten ze hun rol wel vaak en heb je weer te doen met “eenvoudige mensen”.
En ik ging ook mijn eigen gedrag analyseren. Ik ga zeker niet vrijuit. Ook ik “doe” soms volwassen terwijl ik in feite veel zin heb om aan iedereen te zeggen: “Waarvoor is al die poespas toch nodig?”.
Eigenlijk zou ik willen niet meer “volwassen belangrijk” doen. Nergens meer!
Dat ik die gedachten (waar ik al jaren mee rondloop) hier opschrijf, komt door een ontmoeting tijdens onze boodschappen vandaag. Met iemand die we nog niet zo goed kennen, maar die me vroeger de indruk gaf altijd “de belangrijke volwassen te spelen”. En nu, buiten alle context, op mij overkwam als een eenvoudig, lief en sympathiek kind dat een oude man is geworden.
Misschien moeten wij van de oudere generatie allemaal proberen weer zo natuurlijk als een kind te worden?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten