In feite waren we van plan vandaag naar Cordoba te reizen om ook daar nog eens de sfeer op te snuiven. Maar nadat we gisteren avond op het Internet hadden gelezen dat het daar nog warmer zou zijn dan in Sevilla, keken we uit naar een iets frissere streek. We besloten naar Càceres te rijden (voor vandaag werden er temperaturen tussen de 16 en de 30°C verwacht – en dat is nog net te doen). Eigenlijk is dat koel voor Extremadura in dit seizoen, maar daar had de uitbater van de camping in Alcàntara het al over.
Nadat onze beslissing was genomen, kwamen plotseling alle verloren gewaande berichten van mijn moeder Nany binnen op mijn gsm. Ik heb haar dat meteen gemeld en vrij onmiddellijk kwam er een nieuwe sms van haar. Ze leek gerustgesteld (en ik ook).
Deze ochtend betaalden we voor twee nachten op die overvolle (veel taterende Fransen, Nederlanders, en enkele Spanjaarden) camping van Dos Hermanas net geen 50 euro. Als het niet is om Sevilla te bezoeken, ik zou de camping aan niemand aanraden!
We reden dus weer naar het Noorden, eerst door een dorre vlakte, daarna door de Sierra Morena en kort daarna kwamen we weer aan in Extremadura. Aan de afrit naar Zafra stelde Roger voor nog even dat stadje te bezoeken. We zijn er ooit geweest, maar ik kan me niet herinneren in welk jaar…
Het was toen 12:15 uur, en 25°C (las ik op een stadthermometer). Natuurlijk had ik weer honger. Roger beloofde me dat we iets zouden eten en drinken na een korte wandeling. Ik herkende weinig: eigenlijk alleen het kasteel en een apotheek met azulejos.
Waarschijnlijk, mijn geheugen kennende, zijn we daar de laatste keer ook maar een uurtje of zo geweest. Roger zijn geheugen is veel beter en inderdaad, het is een mooi stadje. Daarom gingen we naar de Oficina de Turismo: misschien was er een camping in de buurt? Helaas niet, tenzij 50 km verder. Dan konden we beter verder rijden naar Càceres.
Maar eerst gingen we dus iets drinken in een bar en we kregen een tapa bij ons biertje. Schijfjes in olijfolie gebakken worst met ui. Heel eenvoudig maar bijzonder lekker. Roger zag op de menukaart niertjes voor 6,5 euro en ik stelde hem voor een halve portie te bestellen. Ik heb daar niet van gegeten (hoewel we twee vorken kregen), maar ik heb wel van de saus geproefd – met het brood dat we erbij kregen – en enkele frietjes gepikt uit ons gemeenschappelijk bord. De saus was heel lekker, hoewel wat te zout voor mij, maar ik kan het recept niet reconstrueren, vrees ik.
Daarmee had ik mijn honger gestild en konden we verder rijden. En ik weer half in slaap vallen! Hoewel, ik merkte nog op dat de hemel mooi blauw met witte wolken was, en zag nog dat we vijf vrachtwagens beladen met ruwe kurk voorbijreden. Ruwe kurk is de schors van kurkeiken, en die zie je heel veel in Extremadura.
Om 15:20 uur reden we de camping van Càceres binnen. We kennen hem, maar deze keer is het er veel drukker dan de vorige keren dat we hier waren. Ook hier zijn de percelen op zijn Spaans en dus klein: onze leeftent is niet opgesteld (dat was ze ook niet in Sevilla), maar met deze temperatuur - 30°C toen we hier aankwamen, nu nog, schat ik, 27°C - is dat niet nodig. Dit jaar kregen we een plaats aangewezen, en dat maakte ons een beetje bang. De vorige keren mochten we immers zelf ons kampeerplaats uitzoeken, en natuurlijk kozen we er telkens een met minstens een schaduw gevende boom. Maar wat bleek? Over de percelen zonder boom hebben ze een soort geweven plastic zeil gehangen. En dat geeft heel veel schaduw. Wat nog bijzonder is aan deze camping: elke perceeltje heeft, buiten een tafel en twee stoelen, zijn eigen badkamertje, met douche, toilet en wastafel, en aan de buitenkant daarvan een afwasbekken, een stopcontact en een lamp. Dat badkamertje kan op slot en we kunnen er dus waardevolle spullen opbergen.
Ik herinner me dat we (lang geleden) bij de eerste kampeerders ooit waren op deze camping en dat ons toen werd gevraagd wat we vonden van dat nieuwe concept. Ik vind het ideaal! Men zou kunnen opperen dat zoveel badkamertjes schoonmaken veel meer werk vraagt, maar dat is verkeerd geredeneerd: in elke badkamer staat een emmer en een zwabber, en elke kampeerder voelt wel de neiging die even te gebruiken voor zijn vertrek. En tijdens het verblijf wordt er door de uitbater (in dit geval de gemeente) niet naar omgekeken.
Nadat we geïnstalleerd waren, boodschappen hadden gedaan, gegeten en de vaat hadden gedaan, reden we even naar het centrum van Càceres. Het historische centrum, want net zoals alle grote steden hier zijn de nieuwe wijken (en dat is ook het geval in Sevilla) weinig inspirerend.
Maar die oude Plaza Mayor! We hebben daar samen rondgelopen voor de zoveelste keer (en eerlijk, ik ben blij dat we weer hier zijn), gekeken naar het volk dat weer in zijn mooiste kleren paradeerde voor het avondmaal – de vrouwen weer meestal opgekleed - genoten van de zwaluwen boven de plaza, geglimlacht als we keken naar de kinderen die speelden op het autovrije plein (ik dacht natuurlijk aan Elena), en natuurlijk nog van een consumptie genoten: een biertje voor Roger, een wit wijntje (heerlijk, maar ik weet niet welke wijn het was) voor mij. Met weer een tapa: koude tortilla in een soort azijnsaus.
Veel meer mensen dan vroeger op die Plaza. Of toch minstens op de terrassen. Maar de bars waren praktisch leeg. Kwam dat door het rookverbod?
En ondertussen zakte de temperatuur tot 28°C (gezien op de Plaza Mayor) en wierp de ondergaande zon heel mooi licht op de gebouwen. Foto’s volgen morgen.
Nu genieten we bij de tent nog van een heerlijke plaatselijke vino tinto: Monasterio de Tentudia.
Nog even deze opmerking, die ik altijd vergeet op te schrijven: Spanjaarden zijn echt hoffelijk in het verkeer. Als ze maar zien dat voetgangers aanstalten maken om een straat over te steken, stoppen ze. Dat is in Frankrijk (en bij ons) toch even anders!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten