16 juni 2009, dinsdag
Gisteren ben ik iets voor 10 uur opgestaan. Snel een douche genomen, mijn laatste spullen ingepakt (tandenborstel, oogdruppeltjes, enz.) en ontbeten met wat sojamelk, een nectarine en thee. Tegen dan kwam Roger ook uit de douche. Hij ontbeet, nam zijn pilletjes en begon zijn laatste spullen in te pakken. Dat waren er nog heel wat! We zijn zo verschillend wat die dingen betreft. Ik was al sinds een paar weken systematisch zaken aan het inpakken aan de hand van een lijstje. Roger echter begint altijd op het laatste ogenblik, op het gevaar af belangrijke zaken te vergeten!:-) Het lijkt wel of hij constant aarzelt: zou hij wel of niet op reis gaan? Ik heb dat niet. Het enige wat me melancholisch maakt, is dat ik altijd terugdenk aan de vroegere reizen met de kinderen erbij.
Maar deze keer ben ik het die iets heel belangrijks ben vergeten. Al weken kreeg ik niet meer mijn dagelijkse portie evangelie met af en toe een verhaaltje over zijn wankele gezondheid en zijn gezin van mijn oude Nederlandse internetcorrespondent Bart. Omdat ik vreesde dat er iets niet in orde was, nam ik me voor hem te bellen voor we vertrokken. Maar ik ben het vergeten, foei!
Uiteindelijk waren we iets voor 12 uur klaar. Ik bracht snel de sleutels naar Marie-Claire en we vertrokken richting Hoei. Het was amper 16°C. Onderweg zag ik dat het vlas in bloei stond. Nu, dat zou ik ook wel gemerkt hebben als we niet op reis waren, tijdens een van onze wandelingen.
Om 12:30 uur reden we de snelweg op, richting Namen en even later stopten we om Eva in te stellen op Vresse. Onze nieuwe GPS, Eva, heeft inderdaad ons oude Matilleke vervangen.
Het was vrij druk onderweg, veel vrachtwagens vooral. En, om 13 uur, even nadat we windturbines in constructie waren gepasseerd, begon het te druppelen. Weldra ging de regen over in een echte stortbui die aanhield tot praktisch in Vresse. Omdat het daar even droog bleef, stopten we, net lang genoeg om elk een nectarine te eten. Echt picknicken zat er niet in: veel te vochtig, en heel vervelende dondervliegjes.
Het was heel rustig in Vresse: bijna niemand op straat.
Van Vresse ging het richting Frankrijk waar we om 14:30 uur binnenreden. Het eerste stadje, Gespunsart vertoonde weer veel huizen met gesloten luiken die wel een likje verf konden gebruiken. De wouden maakten stilaan plaats voor weiden, groene heuvels en bosjes: we naderden dan ook de Champagne.
Dit jaar is de eerste keer dat we dwars door Charleville-Mézières reden. In tegenstelling tot Eva voerde Matilleke ons vroeger altijd rond de stad. Heel veel mooie, enorm grote gebouwen.
Kort daarop, we waren net op de snelweg, begon het weer hevig te regenen. Ik luisterde naar de radio: een literair programma. Een voor mij onbekende auteur, een zekere Philippe Polineau (Polino? Paulineau? Paulinault?), was aan zet en leek toch zo vol van zichzelf!
Het bleef regenen en dus konden we niet stoppen voor een picknick. Gelukkig had ik voldoende boterhammen met beleg bij me in de auto. Links van ons zagen we opeens een immens standbeeld dat een everzwijn voorstelde. Nieuw? Andere jaren had ik dat nooit opgemerkt. Om 15:40 uur regende het nog steeds. De ‘meteo’ vertelde dat het overal regende of onweerde in Frankrijk, maar beloofde voor vandaag beter weer.
En we reden voort in de gietende regen. Châlon en Champagne, de aire de Sommesous, nergens konden we stoppen, want te nat.
Eindelijk, om 17:40 uur, in Saint-André les Vergers, eindigde de diluviale regen en dus deden we onze boodschappen. En ik at nog een boterham. We reden de Bourgogne binnen en sloegen af naar Tonnerre. Deze weg hadden we nog nooit genomen (wel hadden we al twee keer in Tonnerre gelogeerd, maar telkens sloegen we pas af ter hoogte van Saint-Florentin). Nu reden we afwisselend door een heuvelachtig landschap met bosjes, weiden, en leuke dorpjes waarvan sommige huizen vier schouwen hadden: een op elke hoek van het dak.
Om 19:30 kwamen we aan in de camping van Tonnerre, waar bleek dat onze naam al in hun computer zat. We betaalden voor een nacht (12,45 euro) en aten restjes van het weekend.
En daarna, onder een dreigende grijze lucht, trokken we naar de stad die we eigenlijk nog nooit echt hadden bezocht. Het was er zo doods! Jammer want het leek ons zo'n typisch Frans provinciestadje, met (vuile) witte huizen en deuren, luiken en vensters die wel meer dan een likje verf konden gebruiken. Een Notre-Damekerk met afgeplatte toren, veel steegjes die meestal voeren naar huisjes die gelegen zijn achter de ‘pignons sur rue’, een hoger gelegen kerk en een wegwijzer naar een zekere ‘Fosse Dione’ die ons intrigeerde. Maar de lucht was zo dreigend dat we toch maar terug naar de camping kwamen. Op een zeker ogenblik cirkelde boven ons hoofd een enorme vlucht kraaien.
Omdat het weer begon te regenen, kropen we maar in de auto. Deze nieuwe laptop is niet zo gemakkelijk te gebruiken als je hem op je schoot houdt, dus ik besloot mijn dagboek pas vandaag bij te werken. Wel keek ik even naar de strips die Zeger op deze PC heeft geïnstalleerd. Wel leuk! Hij heeft dat vorig weekend gedaan, samen met nog twee boeken die ik dus op het scherm kan lezen. In feite is dit geen laptop meer, maar wat men noemt een netbook.
Daarna nog even gelezen (Maxime ou la déchirure van Flora Groult. Ze schrijft heel goed, maar ik lees toch nog liever haar zus, Benoîte. Flora heeft de neiging haar eruditie te veel uit te stallen.)
Roger en ik spraken af vandaag nog een dagje hier te blijven, tenminste als zoals voorspeld het weer zich inderdaad herpakte.
En dat bleek het geval, hoewel het vannacht om 1:35 uur nog steeds regende. Dus betaalden we na ons ontbijt (ei, nectarine, brood met paté en koffie of thee) nog voor een nacht en trokken we naar de stad. Deze keer was er veel meer leven op straat. We kuierden wat, ontdekten de overdekte markt (jammer genoeg gesloten) en we klommen naar de fameuze Fosse Dionne: een oeroude bron waarrond een wasplaats is gebouwd. Een prachtige, romantische, pittoreske site! Ik werd er zowaar dromerig van. We waren daar alleen (nee, ik lieg: toen we er aankwamen stond er een vrouw foto’s te maken, maar al gauw verdween ze naar het centrum) en ik had er langer willen blijven. Zo fel charmeerde me de plek.
(Foto Roger)
Maar waarschijnlijk had Tonnerre meer te bieden en we gingen naar de ‘office du tourisme’, gevestigd in een oude Hotel Dieu, dat gesticht is in 1298.
We kregen er folders over onder andere die Fosse Dionne. Ik zou ze kunnen overtypen, maar dan wordt dit iets anders dan een persoonlijk reisverslag.
In het toerismebureau vernamen we ook dat ze ‘wifi’ aanboden aan 1 euro per kwartier: toegang tot het Internet dus. Nu, onze computer heeft de mogelijkheid om draadloze netwerken te capteren en we hadden al gemerkt dat hij enkele netwerken opving, maar telkens waren ze beveiligd.
We bezochten nog de Notre-Damekerk, met opvallend weinig beelden.
Daarna klommen we tot aan de Sint-Pieterskerk, van waar je een prachtig zicht hebt op de mooie rode, ijzerhoudende daken van de stad.
De kerk was open en we gingen naar binnen. Een man en een vrouw waren druk aan het spreken en ik beeldde mij in dat het architecten waren die de restauratie van de kerk bespraken. Want er waren tekenen van verval: kalk, die van de plafonds neergevallen was, lag hier en daar op de donkere stenen vloer, vochtplekken hier en daar.
Sint-Pieterskerk (Foto Roger)
Nadat we enkele foto’s genomen hadden, gingen we weer naar buiten en daalden terug naar het centrum.
Ik heb gelezen dat de vuilwitte huizen zijn gebouwd in Tonnerresteen die hier in de buurt wordt opgedolven en die zeer gegeerd is. We zagen nog een paar paleizen, het prachtige ziekenhuis (afijn, ik denk dat het een ziekenhuis is), we kuierden voort, dronken een biertje. Een oude vrouw raapte een peukje op en stak dat met veel genoegen aan. Een koppel naast ons bleek Nederlands te spreken met een Vlaamse tongval; ik sprak ze aan: ze waren van Sint-Pieters-Leeuw en hadden hun vakantie doorgebracht in Arcachon. Daar regende het ook zo fel gisteren.
Overal in de stad zag je allusies op de ‘Tour de France’. Een man die we ontmoetten op straat vertelde ons dat het kwam doordat op 16 juli in Tonnerre een rit van die wielerwedstrijd zou vertrekken.
Er lopen verschillende kanalen (waaronder ook de ‘Canal de Bourgogne’) en één rivier, de Armençon, door de stad.
Wat me ook opviel, was hoe weinig de mensen opgekleed waren. De meesten liepen er zelfs een beetje sjofel bij, behalve natuurlijk diegenen die duidelijk van hun kantoor kwamen.
Nadat we even op de camping hadden gerust (en onze boodschappen uit de Aldi er hadden naartoe gebracht), gingen we weer naar de stad, deze keer om iets te gaan eten. We liepen over het Canal de Bourgogne en ik merkte dat mijn hoogtevrees verminderd was. We hadden onze computer meegenomen om in het toerismebureau onze mail te kunnen ophalen en beantwoorden. Helaas hun verbinding bleek niet te werken. Of deden wijzelf iets verkeerd? De bediende van het bureau was wel vriendelijk en bereid te helpen, maar bleek er zelf niets van te kennen. We zijn dus onverichterzake buiten gegaan. (Later begrepen we wat er verkeerd gelopen was, maar toen waren we al weg uit Tonnerre).
In een veredelde ‘frituur’ (tussen aanhalingstekens want frituren bestaan hier niet) at ik een boerenomelet, met champignons enz. en Roger rumsteak met boontjes.
De temperatuur liep vandaag op tot 26°C. In het teruglopen naar de camping werden we vergezeld van een kikkerconcert. Dat deed me terugdenken aan gisteren toen zwarte vogels ons luid roepend begeleidden naar de camping. Ik dacht dat het raven waren, maar volgens Roger zijn die uitgestorven in onze contreien.
Deze morgen een SMS-je van mama. Ze vroeg of we niet te veel regen hadden gehad gisteren!
17 juni 2009, woensdag
Na ons ontbijt (yoghurt, thee of koffie, ei, brood) heb ik een SMS-je naar de kinderen gestuurd. Daarna vertrokken we onder een heldere hemel naar een dorpje in de buurt. Ik had erover gelezen in een folder en wat we ontdekten na een mooie rit langs immense velden en weiden, met hier en daar een bosje, bevestigde wat de folder zei.
Zodra we door de stadspoort van Noyers sur Serein waren gereden en uit de auto stapten, werden we verwelkomd door honderden zwaluwen. Ik zei ‘stadspoort’ en toch is Noyers een dorp volgens de folders. Was het dan vroeger wel een stad? Stadspoort en wallen doen het vermoeden. Een wirwar van straatjes, steegjes, galerijen, middeleeuwse huisjes, zestiende-eeuwse gebouwen, huizen in vakwerk, soms met overkragende verdieping, resten van de wallen in de vorm van torentjes, en de rivier die een natuurlijke verdediging vormde. Straten heel onregelmatig geplaveid (wat soms lastig liep), gebouwen in de witte steen van Tonnerre. In het gemeentehuis hingen posters over het zoeken naar truffels: blijkbaar is Noyers de ‘capitale de la truffe’.
(Foto Roger)
Ik wilde – nadat ik mijn onvermijdelijk brood had verorberd - wel graag een terrasje doen. Ondanks haar schoonheid leek de stad toch niet te veel toeristen aan te trekken en het zou leuk zijn om van op een terras op het plein te kijken naar de laatste marktkramers die hun spullen inpakten. Helaas, de twee of drie drankgelegenheden afficheerden enkel Heineken (ik had geen zin in wijn: het was immers heel warm, tot zelfs 30°C vandaag) en dat bier vind ik verre van lekker.
Dus reden we verder naar Pacy sur Armençon. Ook een oud dorp, maar veel minder mooi. De kerk zelfs helemaal niet aantrekkelijk (terwijl Noyers een prachtige grote kerk bezat). Wel weer ontelbare zwaluwen.
Na nog een kort bezoekje aan Tonnerre (om boodschappen te doen) aten we op de camping: spinaziesoep, tomatensla en terrine bourguignonne. Daarna waste ik af, Roger zette zijn foto's op deze netbook en gaf de pc daarna aan mij om dit te schrijven.
18 juni 2009, donderdag
Nadat ik vorige regels had geschreven, gingen we gisteren avond nog even wandelen langs het ‘Canal de Bourgogne’ die vlak naast de camping loopt. Enkele late vissers op de oevers, een enkele wandelaar met een hond en voor de rest volledige stilte, behalve als een trein voorbijreed op de spoorweg vlakbij. Daarna gingen we nog even kijken naar de ‘Cascade’ achter de camping. De camping heet immers ‘camping de la cascade’ en inderdaad: vlak erachter vonden we een kleine waterval van de Armençon. Met een piepklein strandje en een stukje grasland aan de oever vormde dat een idyllische plek.
Daarna nog wat gelezen.
Deze morgen zijn we, onder een vrij heldere hemel en met 22°C, vertrokken om 11 uur 30. Ik was om 9 uur opgestaan, hoewel ik aanvankelijk nog wilde blijven liggen om niet op hetzelfde uur als iedereen in het sanitaire gebouw aan te komen. Helaas, ik moest te dringend naar toilet en inderdaad, ik kwam als een kuddedier bij de andere kampeerders terecht.
We reden langs de Chabliswijngaarden die zich links en rechts van de weg op zachte heuvels uitstrekken.
Op de radio hoorde ik dat vandaag in Frankrijk het eerste Bac-examen plaatsvond. En even later dat in Brussel landbouwers betoogden tegen de hoge prijzen.
Om 12 uur waren we in Auxerre. Een grote, niet zo aangename stad: druk, veel verkeerslichten, en daarbij nog een omleiding.
Maar na 20 minuten waren we toch uit de stad. Het landschap veranderde helemaal: nu waren het vooral bossen.
In een dorpje, Thou, merkten we een hotel met de naam ‘Au lit, on dort’. Als je dat hardop leest, herken je de woordspeling met ‘Au lion d'or’.
Iets over 13 uur staken we de Loire over. Telkens als we Frankrijk doorkruisen, kijk ik uit naar de roze strandjes. Maar de brug stond te hoog: ik kon er deze keer niets van merken.
En we reden het departement Cher binnen, en een beetje later de Berry. Ik zei vorig jaar dat ik eens moest de departementen, namen van vroegere provincies en regio's van Frankrijk uit mijn hoofd leren, maar het is er nog steeds niet van gekomen.
Het landschap was heel bebost en geregeld kreeg Eva geen verbinding met de satellieten zodat ik weer de kaart moest uithalen, en bril op, bril af moest zetten.
Vlak voor Vierzon reden we de snelweg op, richting Limoges: we wilden immers naar Rocamadour.
Een half uurtje later hielden we halt op de aire des champs d'amour, om te picknicken (en deze keer niet als kuddedieren: al de andere reizigers beëindigden net hun picknick). Het was heel warm geworden (rond de 28°C) en drukkend. Het was toen 14:30 uur en zelf at ik alleen een perzik. Ik had immers weer honger geleden in de auto en al wat brood met kaas opgepeuzeld.
Om 15:05 uur reden we verder, door onder andere de Parc naturel de la Brenne. Het landschap werd weer heuvelachtiger. Ik dommelde wat in en werd wakker net als we de Pays d'Oc binnenreden. Om 17 uur 55 reden we de snelweg af en toen begon het pas echt mooi te worden. Een fel kronkelende weg met afwisselend links en rechts mooie dorpjes in een dal, causses, en eindelijk Rocamadour, waar we gemakkelijk een camping vonden.
Rocamadour (foto Roger)
We waren snel geïnstalleerd, aten soep en boeuf bourguignon en gingen heel even wandelen. Van hieruit heb je een prachtig zicht op de middeleeuwse stad die tegen een rotsformatie is aangebouwd met bovenaan de heiligdommen. Ik denk dat het al 25 jaar geleden is dat we hier waren (voor enkele uurtjes maar). Morgen gaan we alles een beetje beter bekijken.
19 juni 2009, vrijdag
We reden vandaag naar Rocamadour, langs een kronkelige weg, soms door een tunnel onder de rotsen door. Er is vanuit hier (we logeren in feite in L'Hopistalet, een deelgemeente van Rocamadour) ook een wandelweg daar naartoe, maar dat leek ons te vermoeiend. Eerst gaat het dan wel heel fel bergaf, tot in de kloof die de Alzon in de rotsen heeft uitgeslepen, maar daarna gaat het weer bergopwaarts. En idem in het terugkomen.
Het was in 1983, denk ik, dat we nog eens hier waren, maar als ik me goed herinner, hebben we toen de mooie stad alleen van op een afstand bekeken (waarschijnlijk vanaf l'Hospitalet). Ik herinner me wel dat we toen de arenden hebben bewonderd die boven al die rotsformaties vlogen, en dat we logeerden in Sarlat.
Toen we in Rocamadour aankwamen, bleek dat je de stad niet binnen kunt met de auto. We werden verwezen naar de parking ‘dans la vallée’, en die vallei bevond zich werkelijk veel lager dan de stad. Gelukkig vertrok van daaruit een ‘treintje’ naar de ‘cité médiévale’. Weliswaar betalend: 7 euro heen en terug voor ons beiden.
De stad bestaat in feite uit een lange straat én de ‘grand escalier’ langs waar de pelgrims de heiligdommen bereiken. Ondanks het feit dat Rocamadour één toeristisch gedoe bleek, met de ene boetiek naast de andere, zagen we toch nog mooie gebouwen, bezochten we in een huis waar vroeger noten werden geperst (we zitten in de Perigord) een tentoonstelling waarvan de schilderijen ons echt konden bekoren, zowel de figuratieve als de niet figuratieve.
We dronken een biertje en vroegen ons daarna af of we naar de heiligdommen zouden gaan. Roger was een beetje bang van al die trappen (zijn hart), ik zag dat er ook een lift naartoe voerde, maar dat bleek dan weer 3 euro per persoon te kosten. Dat vond ik dan weer te duur. Vooral omdat ik vreesde daarboven evenveel toeristen te ontmoeten als in de stad zelf. We aarzelden nog een beetje, gingen toch naar de grote trap. Ik wist meteen dat ik wel naar boven zou geraken, maar misschien niet meer naar beneden (mijn hoogtevrees). Roger zei dat hij toch even ging kijken tot aan de eerste ‘overloop’. Ik wachtte op hem in de cité. De zon brandde op mijn schouders, en Roger bleef maar weg. Ik durfde niet ver weg te gaan want ik verwachtte hem elk moment terug. Uiteindelijk heb ik 20 minuten gewacht: Roger was tot aan het eerste heiligdom geraakt.
Heiligdom Rocamadour (foto Roger)
Boven de kathedraal en andere religieuze gebouwen cirkelden roofvogels en in de stad vlogen de vele zwaluwen nogal laag. De lucht begon trouwens bewolkt te worden.
Uiteindelijk namen we het treintje terug naar de parking (hoewel dat afdalen te voet perfect was te doen) en kwamen we terug naar de camping.
Toen wilde Roger graag naar de ‘gouffre de Padirac’ gaan. Het is een afgrond, een diepe put die een zekere Edouard Martel voor het eerst heeft verkend, althans zo wordt verteld. Die afgrond bleek uit te geven op grotten. Eerst moest je via een trap of met een lift meer dan 103 meter naar beneden, en de folder beloofde dat het een duizelingwekkende afdaling zou worden. Dat wilde ik wel geloven toen ik de afgrond en de 455 opengewerkte trappen zag! Niets voor mij dus. Roger ging wel en het was de moeite waard, vertelde hij achteraf. Ondertussen ben ik iets gaan gebruiken op een terras, waar ik zo snel mogelijk wegvluchtte, want het terras werd belaagd door vliegen. De bewolking nam toe en ik vermoedde dat we onweer zouden krijgen.
Ik hoorde iemand vertellen dat voordat die Martel de kuil had geëxploreerd, de boeren de krengen van hun dieren in die afgrond wierpen.
En weer waren er ontzettend veel toeristen.
Roger daalt af in de ‘gouffre de Padirac’ (eigen foto)
Na zijn afdaling in de grotten, wilde Roger nog wel even gaan kijken naar de ‘Rocher des aigles’. Ik vermoedde dat het de plek betrof van waaruit we in 1983 naar die vogels keken. Ik vergiste me: we kwamen aan een gebouw. Waarschijnlijk bevond de rots zich daarachter, maar nu moest je dus eerst betalen. Echter, het gebouw was al gesloten.
In het terugkomen vielen er enkele regendruppels en het werd kouder. Nog steeds verwachtte ik onweer en vermits zelf koken dan niet vanzelfsprekend is, besloot Roger dat we op restaurant zouden gaan. We vonden in l'Hospitalet een uitstekende gelegenheid. Voor 48 euro aten we een uitmuntend menu (foie gras met toast en sla met noten, navarin d'agneau met groentjes en rijst of blanquette de veau met dezelfde begeleiding, geitenkaas met gemengd slaatje en appeltaart of notengebak, 1 fles uitstekende Cahorswijn en 1 fles water). Allemaal ontzettend lekker, en opgediend door heel attent personeel. Toen we daar binnenkwamen, bleken we de eersten te zijn. Het personeel verwelkomde ons en zei al lachend: 'Heel de ploeg verwelkomt jullie!'. Naast ons zat weldra een ander gezelschap. Drie mensen die de ober (een stagiair) eerst lichtjes, later meer beledigend, plaagden. Op een zeker ogenblik vroegen ze hem uit welk deel van België hij kwam! Je moet niet vragen wat doorsnee Fransen van Belgen denken!
De – denk ik – uitbaatster vertelde ons dat ze ook bang was geweest dat het zou onweren, maar dat het gevaar geweken leek. De onweders kunnen hier heel hevig zijn, voegde ze er aan toe, maar zijn heel plaatselijk.
Maar het heeft dus niet geonweerd, en de regendruppels zijn geen echte regenbui geworden.
Gisteren avond, nadat ik dit dagboek had bijgewerkt, heb ik nog even gelezen in de e-boeken die Zeger op deze PC heeft gezet. De strips hebben het nadeel dat het scrollen nogal traag gaat. Er staat ook een boek op de PC over ‘verhalen schrijven’. Interessant (lief van Zeger om dat erop gezet te hebben!).
Daarstraks kreeg ik een sms van Elvira: ze hebben nog steeds geen Internet in hun nieuwe appartement. En mama heeft ge-smst dat mijn nicht Sabine volgende dinsdag wordt geopereerd.
20 juni 2009, zaterdag
Ik vergat gisteren te vertellen dat Roger eerst bijna niet afgedaald was in die ‘Gouffre’. Het kostte immers 9 euro per persoon... En je mocht er niet filmen noch foto's maken. We vonden dat heel duur, zeker als je niet voor souvenirs mocht zorgen. Uiteraard kon je in de inkomhal wel foto's kopen, of dvd's en zelfs een klein fototoestel waarmee je precies 15 opnames kon maken. Al die spullen waren ook heel duur en Roger zijn goesting was bijna over. Ik heb echter aangedrongen. Vermits ik toch niet zou meegaan, zou 9 euro volstaan. En hij moest me dan maar vertellen (en zeker niet in de verleiding komen om dvd's of wat dan ook te kopen). Trouwens, ik ga later eens zoeken of ik er toch geen beelden van vind op het Internet. Roger sprak een oudere man aan die net buitenkwam en deze antwoordde in het Engels, met zwaar Joods accent, dat deze grotten zeker de moeite waard waren; in feite waren het de tweede mooiste die hij ooit had gezien, en hij had er al veel gezien, vertelde hij. Dit gaf de doorslag.
Ik wist dat het dit weekend ‘fête de la musique’ was in Rocamadour, en dat het zou beginnen met ‘aubades’, maar wie zou gedacht hebben dat een van die concerten bedoeld zou zijn om de kampeerders in l'Hospitalet wakker te maken? Wij zijn toch geen VIPS? Zo kwam het dat ik om 9:15 wakker schoot op de tonen van ‘Chevaliers de la table ronde’, gespeeld, dacht ik, door een niet zo ervaren fanfare. Het bleken jongelui in klederdracht die op een vrachtwagen alle hoeken en kanten van de gemeente wakker speelden. De ‘fanfare’ bestond uit een accordeonspeler, een fluitspeler en enkele trommelaars.
Later hoorde ik op de radio dat het in heel Frankrijk ‘Fête de la musique’ is. En tegelijk, dat vertelde de restaurantuitbaatster me gisteren, vaderdag.
We ontbeten onder een stralende zon, we gingen naar toilet enz. (in die volgorde om aan de ‘kudde-rush’ in de sanitaire voorzieningen te ontsnappen) en vertrokken richting Castelnau, waar je vanaf het kasteel een prachtig zicht op de streek zou hebben. Ondertussen was het een beetje bewolkt geworden. Eerst stopten we nog eens in Padirac, maar deze keer in het dorp zelf. Ik wilde immers wel eens in de mooie Romaanse kerk die ik gisteren in het voorbijrijden had opgemerkt. En het was werkelijk een mooie kerk, hoewel zeer duister binnenin (typisch voor Romaanse kerken trouwens). De zoldering werd ondersteund door een houten constructie. We maakten nog een wandelingetje in en rond het piepkleine dorpje omringd door velden. Er was een hotelletje (‘complet’) en we zagen vrouwen hun was ophangen in hun tuin tussen de notenbomen die je hier overal ziet (ook op de camping).
Van daar reden we, onder andere over een middeleeuwse brug, naar een ander dorpje: Bonneviole.
(Foto Roger)
Kerkje van de 15de eeuw, en toch nog duidelijk in Romaanse stijl, met gotische accenten. Heel duister binnenin. Tegen de kerk leunt een ‘presbytère’ aan, nu blijkbaar bewoond door een gezin met kinderen. Wat wonen die daar zalig! We kuierden nog even op het kerkhof en net toen sloeg de klok 12 uur. Heel lang. Roger, zoals altijd, keek gefascineerd naar het heen en weer bewegen van de klepel.
En dan reden we naar Castelnau. Een vrij indrukwekkend kasteel maar... Nergens in de buurt mocht je parkeren, je mocht zelfs het dorpje niet inrijden (tenzij je er woonde) en de enige parkeerplaats in de buurt kostte 2 euro. We zijn dus zelfs niet uitgestapt. 2 euro betalen om daarna eventueel te constateren dat de toegang tot het kasteel te veel zou kosten, dat vonden we te gek.
Dan maar teruggereden, richting Lombressac waar we even stopten.
Lombressac, kerk ‘Saint-Jean Baptiste’ (foto Roger)
Eeuwenoude vakwerkhuisjes, een klein negentiende-eeuws kasteel, dakbedekkingen in wat hier ‘Lauzes’ wordt genoemd en ik weet echt niet hoe je dat vertaalt; dat zal ik thuis moeten opzoeken. Een barokke kerk die toch heel donker was binnenin en langs de huisjes en de straatjes heel veel bloemen en klimop. Veel zwaluwen en een soort mussen met rode staart.
We reden verder, nu eens door een dal met links van ons loodrechte rotsen, dan weer door bossen, over de Dordogne, onder viaducten, langs boomgaarden vol notenbomen. En tussen Souillac en Sarlat vonden we het kasteel waar Fénélon geboren is. Een heel groot kasteel in een prachtige en rustige omgeving.
Alleen een specht, mussen met rode staartjes en krekels onderstreepten de stilte. Maar het bezoek, zonder gids, kostte 7,5 euro en weer was het verboden te fotograferen. Dus niets voor ons. Ik begrijp wel dat zulke gebouwen onderhouden moeten worden en dat dit geld kost, maar ik heb geen zin om bovenop de toegangsprijs nog eens te betalen voor aangeboden foto's. Wel spijtig want het kasteel is nog volledig bemeubeld en er zouden wapens en harnassen tentoongesteld zijn (dat laatste zou vooral Roger geïnteresseerd hebben).
We reden weer door mooie oude dorpjes, door bossen, over de Dordogne en kwamen uiteindelijk aan in Martel. Daar zagen we een priester in ‘soutane’, en dit is al de derde keer in Frankrijk! Martel is een prachtig middeleeuws dorp. Het gemeentehuis was gevestigd in een vroeger paleis, op het plein oefenden kleine meisjes voor een dansoptreden deze avond (in het kader van het feest van de muziek), in de zeer mooie kerk repeteerde een mannenkoor, ook voor hun optreden deze avond.
Martel (foto Roger)
Die kerk stond mij enorm aan. Een gotische kerk, maar het waren vooral de kleuren en de motieven van de muren en pilaren die me zo bekoorden. Heel veel kleuren, allerlei motieven. Roger vond het een beetje rommelig, denk ik, maar ik dus niet. Het inspireerde me echt.
En in Martel zelf: heel oude gebouwen, vakwerkhuizen, overkragingen.
We kochten er elk een nieuwe strooien hoed.
Na nog wat boodschappen reden we terug naar de camping waar we uiteindelijk, na ons eten (soep, biefstuk, courgette en aardappelen gekruid met basilicum en look) toch weer in de auto kropen wegens de felle wind.
En nu, om 0 uur 20, is het amper 13°C!
Zondag 21 juni 2009
Toen we deze morgen om 11 uur 30 vertrokken, was dat onder een bewolkte lucht en met amper 15°C. We betaalden 42 euro voor 3 nachten. Zulke lage prijzen zullen we hier in Spanje niet meer tegenkomen. We zitten deze avond in Huesca.
Van de camping in l'Hospitalet (goede camping overigens, hoewel 3 van de wc's nog hurktoiletten waren) reden we weer naar Rocamadour. Het leek heel druk in de cité. Van aan de stadspoort ging het naar de vallei waar we eergisteren onze auto hadden geparkeerd en zo over de rivier. Weer hadden we zulk mooi zicht op de stad tegen de rots. De bergweg begon serieus te klimmen; we reden door enkele tunnels onder de rotsformaties, op de viaduct du Lot, kronkelden rond beboste bergen, zagen arenden mét prooi tussen hun klauwen of in hun bek (daaraan kun je bijvoorbeeld het verschil zien tussen een arend en een gier, heb ik ooit gelezen, maar meer weet ik er ook niet van), kwamen aan in het departement Tarn et Garonne, zagen de afrit naar Caussade waar we vorig jaar kampeerden de voorlaatste nacht van de reis (het was ook de goedkoopste camping). Reden op tolwegen, richting Cahors en Toulouse, betaalden rond de 15 euro aan péages.
Iets na twaalf uur veranderde het landschap. Nu zaten we tussen de wijngaarden, in het departement Haute Garonne. Na de afrit naar Toulouse reden we richting Tarbes. Om 13 uur 42 stopten we om te picknicken. Ik had weliswaar al brood gegeten en genoot dus alleen van een nectarine. De temperatuur was opgelopen tot 21°C.
Daarna ging het zuidwaarts, na de afrit Lannemezan, de Pyreneeën tegemoet. In de enkele kleine dorpjes waren de luiken al gesloten. Nog cirkelden er geregeld roofvogels boven de auto.
We volgden stroomopwaarts de vallei van de rivier La Neste d'Aure, die lustig kabbelde over de rotsen in haar bedding. Voor ons doken de Pyreneeën op en ik keek aandachtig rond: het oversteken van die keten levert altijd een reeks zeer esthetische genoegens.
Op de hoogste toppen, en soms zelfs in de kloven, lag sneeuw. Heel veel campings ontdekten we in die buurt: waarschijnlijk een toeristische streek dus (en er waren zelfs een paar skistations). We staken de rivier over, op de flanken van de bergen zagen we een enkel dorpje. Even later zaten we tussen twee bergketens van een duizelingwekkende hoogte. De hoogste toppen waren omhuld door wolken, hier en daar besneeuwd.
Na Aragnouet werd het serieus klimmen, maar wat een prachtig zicht! Aan één kant groene bergweiden, aan de andere kant beboste bergen, voor ons rotsen en kloven. De weg slingerde zich nog steeds rond de bergen en we reden steeds hoger. Toen Roger halt hield om een paar foto's te nemen, hoorde ik koeienbellen in de verte, en een beetje later zagen we massa's loslopende schapen. Een klein bergriviertje kabbelde bijna loodrecht een berg af.
En toen kwam de korte tunnel Aragnouet-Bielsa. Toen we er 3 kilometer verder uitkwamen, zaten we in Aragon, in Spanje. De temperatuur was weer gezakt tot 16°C. We volgden een kleine rivier, de Rio Cinca, die zo goed als droog stond.
De Pyreneeën werden ook rotsachtiger en even later reden we in een mooie ‘Congost’, een soort kloof gevormd door de rivier (die trouwens op die plek wat meer water vervoerde). De onderkant van sommige rotsen hing slechts een paar meter boven de auto. Er kwamen weer tunnels door de rotsformaties, daarna werd de rivier breder en reden we dus door een echte vallei.
De weg bleef zich echter rond de bergen slingeren en ik werd in de auto ook van links naar rechts geslingerd. Toen het wat minder bergachtig werd, dacht ik links van ons een vervallen burcht te ontwaren, maar het waren imposante tafelbergen.
Na een poosje werden de hellingen zachter en hier en daar zagen we een dorpje dat zich had genesteld op de flank van een berg.
We hebben even de radio opgezet voor het nieuws en hoorden dat het ‘Feest van de muziek’ ook in Spanje gevierd wordt, dat het een internationaal feest is. Wordt dat bij ons dan ook gevierd? En ik die gisteren in mijn brief naar de kinderen erover sprak alsof het een typisch Frans verschijnsel was! :-)
We reden nog langs enkele embalses, zo mooi! Ze leken wel een turkoois in een schrijn van grijsgroene heuvels. De laatste uitlopers van de Pyreneeën.
Het landschap veranderde dus weer. Weldra reden we door een patchwork van groen, geel en oker: graanvelden (sommige al geoogst, als stond het graan echt nog laag in vergelijking met bij ons), dor gras, bosjes.
Parallel met de weg bleek er een snelweg gebouwd te worden. De enkele uitbaters van bars enz. kunnen dus weldra naar ander werk uitkijken. Want zodra die snelweg er is, zal bijna niemand meer langs de oude weg reizen. Wat hebben we dat vaak gezien in Spanje! Een oude weg die vervangen wordt, die desondanks blijft bestaan en stilaan in verval geraakt, evenals de gelegenheden erlangs, omdat bijna niemand meer langs daar reist.
We kwamen in Barbastro en Roger stelde voor even te kuieren in die stad. We hebben er precies een kwartier in rondgereden, vonden de stad niet echt aantrekkelijk maar misschien vergisten we ons. Nu ja, de oficina de turismo vonden we niet en ze zou toch gesloten zijn wegens siesta.
Dus we reden verder naar Huesca, waar we om 18 uur 45 aankwamen op de camping die we kenden van vorig jaar.
We hebben een mooie, vrij ruime plek uitgekozen, onder platanen. Het is hier rustig en het was 29°C. In een wip waren we geïnstalleerd en ons avondmaal bestond uit kant en klare gerechten. Eerst aten we wat olijven bij een biertje, daarna preisoep, gevolgd door een groentenmacédoine, en tenslotte voor Roger niertjes in een wijnsaus met aardappelpuree, voor mij kip met krokante groentjes.
Ik was het vergeten, maar de herinneringen kwamen terug toen ik het zag. Op deze camping zijn de douches enkel door een gordijn afgesloten, je moet er afwassen met lauw water, en de tegels voor de sanitaire voorzieningen liggen los. Maar kom, het doet allemaal denken aan onze allereerste kampeerreizen!
Op dit moment zitten we nog steeds buiten, te genieten van een wijntje. Het is 23:30 uur.
22 juni 2009, maandag
Gisteren avond, nadat ik de vorige regels had geschreven, merkte Roger op dat we op deze camping draadloos Internet hadden. Aan de ingang werd geafficheerd dat ze ‘wifi’ aanboden en er werd tegelijk het paswoord bij vermeld, zodat iedereen er kan gebruik van maken. Ik heb daarvan gebruik gemaakt om enkele mensen – van wie ik het e-mailadres voor alle zekerheid had meegebracht - een mail te sturen, in plaats van een kaartje. Het kost niets (en een kaartje veel, plus dat je nog naar de post moet) en je kunt meer vertellen.
Vandaag had ik al antwoord van Elvira, Marie-Louise, Nononc en Béatrice. De mail naar Denise is teruggekomen. Ik blijk me vergist te hebben in het adres. En de antwoorden bevatten niet allemaal goed nieuws: Marie-Louise zegt dat haar zoon weer een hersenbloeding riskeert en Béatrice vertelt me dat onze nicht Sabine, die normaal morgen zou geopereerd worden, vandaag is flauwgevallen in het ziekenhuis en dat de operatie misschien uitgesteld wordt. Ze is dan ook heel fel verzwakt door de chemotherapie.
Na ons laat en uitgebreid ontbijt zouden we vandaag eerst de post en de oficina de turismo zoeken. Dat laatste hadden we vorig jaar niet gevonden, maar we hoopten dat Eva (onze nieuwe GPS dus, die je ook als wandel-GPS kunt gebruiken) ons wel zou helpen. We vertrokken rond kwart voor 12, allebei met onze nieuwe strooien hoed op want de zon scheen al krachtig. En ik met mijn wandelstokken want ik wist dat het soms fel klimmen is in Huesca.
Eerst gingen we op zoek naar de post. Eva deed dat niet zo goed. Ze voerde ons nogal wat in het rond. Uiteindelijk hebben we het aan een voorbijganger gevraagd en toen vonden we dat gebouw vrij meteen. Daar was het even wachten voor ik aan de beurt was (ik had in het weekend een brief naar elk van de drie kinderen geschreven, want ik dacht nooit een internetverbinding te zullen ontdekken. Het toeval wilde dan wel dat we die gisteren vonden, maar ik zou de brief toch maar opsturen. 1,86 euro voor 3 brieven).
In de Spaanse postkantoren, althans in de grote steden, heeft men een eigenaardig systeem om de klanten te bedienen: de klant moet eerst een ticket met nummer nemen. Naargelang de operatie die hij wenst te doen kiest hij een letter. Wij wensten postzegels te kopen en kozen dus voor letter A. Op een display konden we zien wanneer we aan de beurt waren en naar welk loket we moesten. Het systeem werkt vlot en hoewel er veel klanten waren, werden we na relatief korte tijd bediend.
Daarna zochten we naar die oficina. Eva bracht ons naar de Plaza de la Catedral, in de buurt waar we vorig jaar ook zochten. Blijkbaar bevond dat toerismebureau zich vroeger inderdaad in een zijstraat van dat plein. Maar nu dus niet meer.
Ik herinnerde me dat ik in het binnenrijden van de stad gisteren, ergens een aanwijzing had gezien naar de ‘oficina’. Dus stelde ik voor de auto te halen, en weer dezelfde weg als gisteren af te leggen. Eva (in de functie voor wandelaars) ingesteld op de camping dus maar.
Ze voerde ons door allerlei straten in de nieuwe wijken aan de rand van de stad, maar op een zeker ogenblik had ik echt de indruk dat we de verkeerde kant op gingen. Dan op onze passen teruggekeerd. Het was warm: rond de 30°C in de schaduw, ik begon dorst te krijgen, honger (maar gelukkig had ik zoals altijd brood bij me). Een licht briesje maakte de temperatuur draaglijk maar zorgde er ook voor dat mijn hoed soms wegvloog!
We liepen dus rond, van de ene wijk naar de andere, en ze leken allemaal op elkaar, dan weer de oude stad in om te proberen op eigen houtje onze weg terug te vinden. We kwamen op een mooi modern plein, waar de geschilderde gebouwen mij echt bekoorden. Ik vroeg nog aan Roger om een foto te maken.
Op het plein stond een paardenmolen. Het was er zeer rustig terwijl in de rest van de stad overal veel mensen rondliepen. Maar onze weg naar de camping vonden we niet.
En dan, ineens, komen we uit op een weg waar we een aanwijzing zagen naar het centrum van Huesca en naar het toerismebureau. Waarschijnlijk zaten we dus weer aan een van de uiteinden van de stad. Dus hebben we de aanwijzingen naar dat bureau gevolgd en weer voerde ons dat straat in, straat uit, tot we uiteindelijk belandden op dat plein dat ik pas zofel had bewonderd! Achter de paardenmolen bevond zich het zo begeerde ‘oficina de turismo’. We zouden daar wel een plattegrond krijgen en dat was de camping terugvinden kinderspel. Helaas, de oficina was net gesloten: het was immers al 14 uur.
We kochten dan een plattegrond in een krantenkiosk en bij een biertje in een van de naburige cafeetjes zochten we onze weg. Zo ver waren we niet van de camping, want uiteindelijk geraakten we er op een dik kwartier.
Om 15 uur 30 kwamen we hier aan. Maar mijn voet deed echt wel pijn (ik ben op reis vertrokken met wat men bij ons een ‘doortrapte voet’ noemt. Heb nog steeds niet begrepen wat dat eigenlijk is, wel dat je dan meestal een ‘brace’ krijgt aangemeten. Ik wilde zien hoe lang ik erover deed om het vanzelf te doen genezen).
Om 16 uur 20, nadat we wat gegeten hadden, gingen we terug naar de ‘oficina’. Deze keer geen probleem: we sneden de weg zelfs af door het vrij grote park.
En bleek dat er rond Huesca veel meer te zien is dan de Mallos die we vorig jaar zochten! In de stad zelf hadden we het meeste al gezien.
Om 17 uur 10 waren we weer bij onze tent. We hadden dus alles bij elkaar ongeveer al 4 uur echt doorgestapt en echt, ik voelde het. Al mijn gewrichten deden pijn! Want het was niet kuieren dat we deden, integendeel!
Om 18 uur, nadat we de gekregen folders hadden ingekeken en nog steeds niet beslist hadden wat we morgen zouden bezoeken (de keuze is zo uitgebreid), gingen we boodschappen doen. We zouden nog eens bij de tent eten. Om precies 19 uur waren we terug en we aten kippenbouillon met groentjes, een gemengde sla, makreelfilet en brood. We hadden ook nog tomaten en paprika's gekocht, maar dat hebben we niet meer opgekregen.
Na de afwas wilde ik wassen. We dachten dat hier geen wasmachine stond, maar bleek dat we naar de bar moesten. Daar zouden ze ons die machine die er dus wel is, tonen. Zo gezegd, zo gedaan. De machine bleek verborgen achter een met hangslot gesloten kelderdeur die de campinguitbaatster voor ons kwam opendoen en weer zorgvuldig afsluiten nadat de machine gevuld en in gang gezet was. Ik ben er zeker van dat deze dienst ‘in het zwart’ aangeboden werd aangezien de machine zo verborgen stond en er nergens aangekondigd werd dat je er gebruik van kon maken.
Daarna heb ik nog even de internetverbinding gebruikt.
We merkten dat hier wel tien vleermuizen rondvlogen. Goed zo, want insecten zijn er ook: ik heb zeker al drie muggenbeten opgedaan (of mierenbeten, ik weet het niet).
Het is rustig op de camping. Naast ons staat een enorme caravan: een jong koppel met een baby van ik schat 3 maand, aan de andere kant iemand die met de fiets op reis is, tegenover ons Fransen.
Geen Nederlanders, hoe is het mogelijk!
23 juni 2009, dinsdag
Ik was te snel gisteren: vandaag staan er wel Nederlanders op de camping!
Deze morgen werd ik wakker om 9 uur 15 en Roger bleek ‘verdwenen’. Ik vermoedde dat hij ergens op de camping rondhing en dommelde wat verder in. Toen ik om 10 uur opstond, kwam hij net terug van de markt op het plein vlak voor de camping. Hij vond het niet zo interessant: er werden alleen kleren verkocht!
We ontbeten rustig (gebakken ei, brood, yoghurt en perzik), maakten ons toilet, gingen naar het WC, ruimden wat op en het was ineens 12 uur 05. We zijn dan vertrokken, met 25°C, richting Ayerbe.
Ik weet niet wie zich vergist heeft: de GPS Eva of Roger, maar ineens zaten we op de snelweg naar Zaragoza. Het duurde een hele tijd voor we een ‘cambio de sentido’ tegenkwamen en uiteindelijk hebben we zo ongeveer 30 nutteloze kilometers afgelegd. Het is waar dat ik het landschap wondermooi vond, maar dat was het ook toen we eindelijk richting Ayerbe reden.
Ayerbe ligt in wat men de ‘Hoya de Huesca’ noemt. Ik zou het vertalen door ‘de kom van Huesca’. En dat was echt indrukwekkend: een immense vlakte omringd door heuvels, bergen, en onder andere de aanzet van de Pyreneeën. Bijna overal tussen de enkele dorpen enorme graanvelden – nu meestal al geoogst – en hier en daar een embalse.
Om 12 uur 50 kwamen we aan in Ayerbe.
Een plein met enkele straten die er op uitkomen. Op dat plein zeer oude en nieuwere huizen broederlijk naast elkaar. De nieuwere huizen hinderen echt niet... Een paleis, bijna vervallen, vroeger toebehorende aan een markies die onder andere secretaris is geweest van Carlos I, onze Karel de vijfde. Hogerop een ermita, maar we zijn niet tot daar opgeklommen, want in feite zou ik zelfs mijn voet even volledig moeten laten rusten. En massa's zwaluwen.
Er cirkelde een heel grote roofvogel boven het stadje. Roger probeerde hem te fotograferen (en ik hoop dat het gelukt zal blijken) en een dame vroeg ons of we wisten welke vogel dat was. Roger dacht een arend. Maar ik vond hem dan weer helemaal niet lijken op de arenden in Matadi. ‘Nu, er zullen uiteraard wel verschillende soorten arenden zijn’, opperde Roger. ‘Nee, het kan geen arend zijn,’ dacht de dame, ‘want een arend eet vlees en deze vogel cirkelt hier en boven het veld hiernaast. Waarschijnlijk wil hij wat graan pikken.’
Ik wilde nog zeggen dat elke roofvogel vlees eet, maar na een vriendelijke 'adios' ging de dame een huis binnen.
Later heb ik begrepen dat het een gier was. Hij vloog wel opmerkelijk laag.
O ja, in Ayerbe was er ook een vrijstaande toren met een klok. Een beetje raar want op het eerste gezicht leek het een kerktoren. Een zekere Ramon y Cajal zou er zijn jeugdjaren hebben doorgebracht. Ik had die naam al vaak ontmoet en dacht dat het een of andere dichter betrof. Maar op een plaatje in Ayerbe stond wat meer uitleg. Hij zou een Nobelprijswinnaar geneeskunde zijn geweest.
(Foto Roger)
Van Ayerbe trokken we richting Loarre, en onderweg sloegen we af naar Sarsamarcuello, een dorpje op een heuvel. Van daar reed Roger een onverharde weg in, die zich slingerde rond een berg. De weg was heel smal, heel hobbelig, en ik miste onze vroegere Toyota.
Het was in feite een wandelweg naar de ruïne van een kasteel, een ermita en een mirador de los buitres (gieren). Daarmee wist ik dat de roofvogels die overal rondcirkelden gieren waren, en dus ook de vogel in Ayerbe.
We zijn tot aan het kasteel en de ermita gereden, niet verder want de weg werd nog slechter. Het was daar een kruispunt van grote routepaden. Het landschap was heel dor: bijna niets dan distels, en ietsje lager op de heuvel olijfbomen. Tussen al die dorheid zag ik ineens enkele klaprozen! Ik heb er nog bijna geen gezien tijdens deze reis.
Ermita San Miguel (foto Roger)
Van daarboven hadden we een prachtig zicht op de Hoya de Huesca. Vorig jaar hadden we dat zo niet gezien, want we zijn toen hoofdzakelijk in Huesca zelf gebleven, om van daar naar Riglos te rijden.
In de verte hoorde ik wat ik dacht koeienbellen te zijn. We liepen tot aan de resten van het kasteel, en daar ontwaarden we een kudde grote witte geiten met bellen rond hun nek. Ze keken ons zo verwonderd aan!:-)
(Foto Roger)
Er hing een plaatje met wat uitleg: vroeger zou rond dat kasteel een dorp gelegen hebben.
We reden weer de vlakte in, richting Loarre. De toegang tot dat dorpje was zo smal dat onze auto er niet door geraakte. Dan maar verder richting kasteel, en een beetje verder zag ik een tweede toegang tot het dorp.
Het kasteel van Loarre is op een rots gebouwd, op meer dan 1000 meter hoogte. Het bezoek was betalend. Omdat ik vreesde voor de typische trappen in een middeleeuws kasteel (weer mijn hoogtevrees) heb ik Roger alleen laten gaan. Hij bevestigde achteraf dat sommige trappen niets voor mij zouden geweest zijn. Jammer, want ik hou eigenlijk van kastelen en burchten.
Terwijl Roger het kasteel bezocht, las ik in een gids over wat hij er allemaal zou kunnen bewonderen, over het feit dat dit kasteel de oudste burcht is van Spanje, die zo goed bewaard was (en van buitenaf gezien leek dat ook zo), dat het gebouwd was tussen de 10de en de 12de eeuw, enz.
Daarna wandelde ik wat rond. Van daarboven had je een prachtig zicht op Loarre en op de Hoya. Toen Roger terugkwam, vertelde hij me dat het inderdaad heel indrukwekkend was, maar dat er toch minder overbleef dan wat ik gelezen had. Tja, folders stellen blijkbaar altijd alles mooier voor dan het in werkelijkheid is.
We reden terug naar Loarre waar we nu binnengeraakten via die tweede toegang. We parkeerden op de Plaza de Maya. Er zaten enkele mensen rond het fonteintje omringd door rozen. Ik vergat trouwens te zeggen dat ik in de buurt van het kasteel wilde rozen had gezien. Het was toen al 31°C en ik wilde wel een biertje drinken. Maar de twee bars waren volledig leeg en we besloten verder te rijden tot Bolea.
Daar werden we weer verwelkomd door massa's zwaluwen. We klommen te voet tot aan de Romaanse kerk die gesloten was, dan verder tot aan de ‘Collegiale’ waar we weer genoten van een prachtig zicht op de ‘Hoya’. Het is echt indrukwekkend, dat landschap!
We liepen verder door heel steile en smalle straatjes, ongelijkmatig geplaveid, en waarvan de huizen allemaal heel lage deuren hadden. Dan kwamen we op de Plaza Mayor waar slechts een paar oude huizen stonden. In een bar dronken we een biertje. Het was toen rond 18 uur en de bar liep weer vol.
Daarna kwamen we terug naar de camping, deden onze boodschappen, aten wat (soep en daarna gambas al ajillo), wasten af. Ik kreeg een sms van mama: Sabine haar operatie is een week uitgesteld.
24 juni 2009, woensdag
Gisteren avond heb ik nog wat zitten mailen (verleidelijk, zo'n aansluiting hebben) en even gelezen in dat E-book dat Zeger op onze PC heeft gezet (over verhalen schrijven). Zeer interessant.
Deze morgen werden we weer om 9:15 gewekt door de ‘bladerenblazer’ in het zwembad hier vlakbij. Toch ben ik daarna nog even in slaap geraakt. Zoals ik vorig jaar al schreef, er zijn in feite veel gebreken aan deze camping. Maar het feit dat we de hele dag schaduw hebben, dat we zelfs gratis op het internet kunnen, maakt veel goed. Vooral die schaduw is een luxe in Spanje, en zeker bij temperaturen van 30°C en meer.
Na ons ontbijt zijn we vertrokken richting Sabayés. Heel even ging dat over de snelweg naar Jaca en daarna via een kronkelende bergweg. Zodra we de andere flank van de berg bereikten bleek het landschap helemaal veranderd. Hier waren het vooral graanvelden in terrasvorm en hier en daar daartussen een groene weide. En in een van die weiden pronkten massa's klaprozen!
Een beetje hoger de berg op waren het dan weer naaldbomen die het decor bepaalden.
Sabayés bleek een mooi dorpje te zijn waar de eeuwenoude huisjes stonden langs steile straten, trappen enz. Achter de Romaanse kerk gaf een vijgenboom wat schaduw en in een andere straat geurde oleander. In de lucht cirkelden honderden zwaluwen. We ontmoetten slechts een man op straat die vriendelijk 'Hola' zei. Aan de rand van het dorpje bewonderden we de vallei waarin de laatste velden geoogst werden, met een Dominator (ja, ja, die herken ik wel: heb immers ooit de gebruiksaanwijzing voor die landbouwmachine vertaald). Tientallen gieren cirkelden weer over het veld en we zagen zelfs een hele vlucht neerstrijken op een of ander kreng.
Het dorpje was zo rustig: buiten de verre Dominator en de vogels, geen enkel geluid. Ik bedacht dat ik daar wel graag zou wonen en even vroeg ik me af of ik toch niet moest toegeven aan Roger zijn droom, namelijk naar Aragon emigreren. Helaas, wanneer zouden we de kinderen dan nog zien?
Roger wilde nog even wandelen tot aan de ruïnes van een kasteel, boven het dorp. Ik had echter beslist dat ik mijn doortrapte voet (ik weet nog steeds niet wat dat precies betekent, maar iedereen lijkt dat zo te noemen, de pijn waar ik meer dan een maand mee zit) wat te ontzien. Ik wachtte dus beneden en bekeek de vele gieren.
Daarna reden we verder de berg op. We zagen een eenzaam huis staan dat duidelijk nog bewoond was. Toen we de berg hadden omcirkeld werden we verrast door een prachtige rotsformatie: het leek wel bladerdeeg.
(Foto Roger)
En een beetje later kwamen we aan in Santa Eulalia de la Peña.
Een heel klein dorp, met Romaanse kerk. De huisjes lagen langs steile ongeplaveide straatjes, die soms maar een meter breed waren. Soms waren ze zo geaccidenteerd dat ze mij zelfs deden denken aan de straten in de negerdorpen destijds in Kongo. En al die miniatuurhuisjes leken nog bewoond. Weer een paar vijgenbomen, en tussen al die miserabele woningen, een heel groot huis, dat gerestaureerd werd. Que calor! Warm, warm, maar jammer genoeg geen bar.
Daarna wilde Roger graag de ‘salto de Roldan’ bewonderen. We geraakten er via een gevaarlijk kronkelende, zeer onregelmatig bedekte bergweg naast kloven en afgronden. Het bleek te gaan over twee rotsformaties waartussen een rivier liep. Het hoogste punt dat we met de auto konden bereiken lag nog een eind van de plek waar je het mooiste zicht had. Ik las in een foldertje dat je te voet verder kon maar dat de tocht niet aangewezen was voor mensen met hoogtevrees.
Roger vatte de tocht dus alleen aan. Nu, ik ging toch mijn voet laten rusten, dus...
Terwijl hij weg was, las ik dat foldertje wat aandachtiger en vernam dat de klim ging langs ijzeren ladders, en ik vroeg me af of ik wel verstandig was geweest om Roger alleen te laten vertrekken. Hij heeft geen GSM (wil er geen) en zou me dus niet kunnen waarschuwen als hij bijvoorbeeld zou vallen. Ik las ook dat de tocht heen en terug wel 1 uur kon duren...
Nu, Roger was toen al een goede tien minuten weg en ik zou hem nooit kunnen inhalen. Toch controleerde ik nog even of mijn GSM voldoende geladen was.
Daarna heb ik wat gelezen, maar ik had mezelf te angstig gemaakt door al die redeneringen. En het was zo warm! De enige plek waar ik een beetje koelte vond, was de koffer van de auto!:-)
En echt gemakkelijk zat dat niet.
Dus ik ben afwisselend vooraan gaan zitten en in de koffer, en geregeld wandelde ik even rond. Mijn nieuwe hoed beschermde me wel wat tegen de zon, en gelukkig waaide er een licht briesje. Ik stond daar moederziel alleen op toch al een duizelingwekkende hoogte, kilometers van de bewoonde wereld, en met boven mijn hoofd tientallen gieren die maar rondcirkelden.
Het was tegelijk imponerend en lichtjes angstaanjagend. In feite de ideale plek voor een mystieke ervaring dus. Maar toen kwam daar plotseling een eenzame fietser aan. Hij leek helemaal niet moe van de serieuze klim naar die plek, antwoordde niet toen ik goedendag zei, draaide rond de auto en verdween weer naar beneden.
Mijn fantasie sloeg op hol: vaarwel mystiek! Waarschijnlijk, zo dacht ik, had die (met een verrekijker?) gezien dat daarboven een eenzame auto stond en kwam hij even op verkenning. Straks zouden rovers hem wel volgen. De Salto de Roldan staat dan wel in de folders, maar ik denk dat weinig toeristen die gaan bezoeken.
Ik was nog aan het nadenken hoe ik al onze spullen zou verdedigen moest mijn fantasie bewaarheid worden, toen Roger ineens verscheen. Hij was precies 3 kwartier weggeweest. En had bij de tweede ladder toch maar rechtsomkeer gemaakt. Hij vond het zelf te gevaarlijk de beklimming in zijn eentje te ondernemen.
(Foto Roger: het leek inderdaad niet alles te zijn, die beklimming!)
Ik weet niet op welke legende die naam ‘Salto de Roldan’ voortgaat. Salto betekent ‘sprong’ en ik vermoed dat Roldan staat voor onze Roeland. Nu, die rotsen staan te ver van elkaar om eender welke sprong toe te laten, maar ook in Montfragüe hoorden we een legende die over zulke sprong sprak. Maar daar ging het over de ‘sprong van de zigeuner’.
We reden terug naar Huesca en op een zeker ogenblik ging het over een stuwdam. Links van ons een smaragd van een embalse, en... zicht op de Salto de Roldan.
Roger maakte nog enkele foto's.
Zodra we terug in Huesca waren, gingen we tanken en boodschappen doen. In een Lidl. Toch ongelooflijk wat je daar allemaal vindt! En hier nog veel meer keuze dan bij ons! We kochten onder andere gekookte mosselen die Roger deze avond alleen moest ‘au bain marie’ opwarmen, en voor mij paprika's gevuld met vis en gamba's. Dat en een gemengd slaatje werd daarnet ons avondmaal.
Maar we kochten ook, eindelijk, gaspacho en die dronken we op zodra we op de camping aankwamen. Daarna hadden we nog dorst en gingen een biertje drinken in de bar. Het restaurant bood hetzelfde menu aan als vorig jaar. Niet duur: 10 euro, en toch hebben we beslist niet te vaak op restaurant te gaan. Het eten is in Spanje de laatste jaren veel te vet geworden (en ik ben niet de enige die dat zegt: onlangs las ik dat door het feit dat ze nu geen echte armoede meer lijden en van alles voldoende hebben, Spanjaarden bezig zijn de voordelen van hun mediterraan dieet teniet te doen). Daarbij komt dat ik echt veel last heb van mijn tanden. En als ik zelf mijn eten bepaal, kies ik zaken die ik nog wel kan eten.
Ik ben aan het overwegen of ik na 8 jaar wiebelende tanden ‘niet eindelijk toch eens’ de beslissing zal moeten nemen om ‘oud te worden’. Ik bedoel dus een gebit nemen. Want ik dacht als kind altijd dat mensen met een vals gebit per definitie ‘oud’ zijn.
Na het eten en de afwas heb ik weer niet kunnen weerstaan aan de lokroep van het internet. Een mailtje van Denise, eentje van Dimitri Debock over problemen met een publicatie in Oostland. En Elvira heeft mij hun nieuwe vaste telefoonnummer ge-smst. Alleen van Zeger (maar dat is normaal, hem kennende), en Hendrik, over wie ik mij nu de meeste zorgen maak omwille van het vertrek van Anneke, nog niets gehoord.
Roger vraagt me te noteren dat zijn mosselen van de variëteit ‘Mytilus galloprovincialis’ waren. Wat mij dan weer opviel, was dat zodra we die mosselen op tafel zetten, ze alle mogelijke vliegen en vooral groene vliegen, aantrokken! Hoe zou dat komen?
Ik sluit deze pc af. Maar een ding nog: waarom hebben we nog geen enkele ooievaar gezien?
O ja, ik heb deze avond nog eens naar Denise gemaild, en dat bleek gelukt, want ik had al een antwoord van haar in mijn mailbox. En ook een mail van Rogers zus Maggy: die blijkt net op 15 juni weer in België te zijn aangekomen en op 29/6 weer naar Spanje te moeten vertrekken.
25 juni 2009, donderdag
Vorige nacht, rond 1:10 uur begon het plotseling hevig te regenen nadat we eerst veel wind hadden gekregen. We hebben alles naar de auto gebracht, maar eigenlijk vond ik dat wel verfrissend, dat natte na de drukkende temperatuur van overdag.
Om iets over negen deze morgen werden we weer wakker van de bladerenblazer. We zijn dan maar opgestaan. Na ons ontbijt zijn we vertrokken richting Almudevar, naar het Zuidwesten dus.
Weer hetzelfde landschap: geoogste graanvelden omringd door plateaubergen en heuvels en weer zagen we in de vlakte een hoop zonnepanelen. Het was toen al 22°C, maar weldra zou de temperatuur weer oplopen tot bijna 30°C en werd het weer zo drukkend.
Om 11:45 uur kwamen we aan in Almudevar. Een oud dorp, heel veel mensen op straat, op hun stoep, of gewoon lopend. 3 bars en dan ineens hoor ik geklepper en ja hoor: daar is mijn eerste ooievaar. Hij vliegt de straat over. Een oude man loopt voor ons uit terwijl hij een andere, jongere man bij de arm houdt. De man die geleid wordt kijkt heel suf. De oude man vraagt iets aan enkele voorbijgangers en ik meen te verstaan dat hij wil weten of iemand zijn beschermeling kent. De beschermeling lijkt het allemaal niet te deren. Roger zei: 'Waarschijnlijk heeft die een hersentumor!'. Nu, iets mankeerde die zeker.
Op de toren van de 18de eeuwse kerk zie ik een hele hoop ooievaars. Vijf nesten heb ik geteld.
(Foto Roger)
Toen we verder reden (want behalve mensen observeren – wat ik heel graag doe maar Roger wat minder – was er niet veel te beleven in dat dorp) zagen we nog een ooievaarsnest op het dak van een huis. En we kregen ook een zicht op de vervallen burcht boven het dorp.
Een tijdje volgden we een kanaal, een aquaduct in feite, noordwestwaarts. Langs de waterloop groeien er wat naaldbomen, maar verder is de vlakte enorm dor en steenachtig. We vermoeden dat het kanaal water vervoert van de hoger gelegen embalse.
Verder bleek de grond weer bewerkt.
Als we Alcalà de Gurrea voor ons op een berg zien opdagen, slaan we af. Op het moment dat we uit de auto stapten, vloog een gier heel laag boven ons. We volgden de heel steile straatjes tot aan de kerk van de 13de en 17de eeuw en zagen onderweg keldertjes die in de berg waren uitgehouwen. We hoorden het geklepper van ooievaars, maar hebben geen nesten gezien.
De mensen die we ontmoetten zeiden allemaal vriendelijk goedendag, en aan een man vroegen we de weg naar een bakker. Die bleek helemaal onderaan het dorp te liggen. Ik bedacht dat de bewoners wel vanzelf heel veel beweging kregen. Elke week een hele klim naar de kerk en elke dag twee keer naar beneden en weer naar boven voor brood.
Nadat we wat gekuierd hadden, reden we verder. We staken weer dat kanaal over (de Monegro heet het) en zagen, bij de mooie groene embalse van Sotonero, de resten van een Atalaya boven op een heuvel. Een ‘atalaya’ is een uitkijktoren van een burcht. Daar was het heel dor, ik moest weer denken aan sommige plekken in en rond Matadi, als tijdens het droog seizoen de ‘matiti’ zo geel werden. En Roger liep toch wel die dorre vlakte in, onder de blakende zon, om foto's te maken. Zonder zijn hoed, en dat op het heetste uur van de dag! Maar ja, zo ken ik hem.
Daarna passeerden we nog langs twee dorpen, maar omdat alles er doods was (siësta) zijn we niet of amper gestopt.
Om 14:15 uur waren we terug op de camping waar we iets aten. Daarna ging Roger een dutje doen in de auto (met alle deuren open was het daar een beetje te doen, mede dankzij de platanen). En ik las wat. Het was heel drukkend weer.
Om 16:50 reden we terug naar het centrum van Huesca. Ik dacht de auto te kunnen parkeren in de buurt van de Plaza de Toros. Eerst ging het natuurlijk door de lelijke wijken aan de rand van de stad. Dat is eigen aan elke Spaanse stad en jammer. Na lang zoeken vonden we eindelijk een parkeergarage, op de Plaza de la Constitucion. Van daar was het weer klimmen naar de Plaza de la Catedral.
We bezochten de kathedraal en het museum. Het was zijn geld meer dan waard. Eerst het vroegere klooster met Romaanse en gotische kunstwerken, incunabels, enz. Daarna de prachtige gotische kathedraal zelf, met heel mooie zijkapellen. Roger beklom ook nog de toren. Ik natuurlijk niet vanwege mijn hoogtevrees.
Zicht vanop de toren van de kathedraal van Huesca (foto Roger)
In een cafeetje op de Plaza dronken we nog een biertje en ik nam er een stukje tortilla met ham bij. De uitbaatster (een Koreaanse; de bar heette trouwens ‘Seul’), haar man (een Spanjaard) en schoonouders waren hun dochter en kleindochter (ik vermoed een jaar oud) aan het verwennen. Schattig!
Dan deden we nog onze boodschappen en kwamen eten op de camping. Weer gaspacho, gevolgd door sla, tomaat, paprika, artisjokharten met vinaigrette, carpaccio of tonijn en brood.
En daarna geraakten we in gesprek met onze Engelse buren met hun heel grote caravan. Hun zoontje bleek 13 weken oud! Hij heet Harry-James. We vertelden dat onze oudste zoon Hendrik heet, wat dezelfde naam is als Harry.
Na de afwas hebben we het logboek van Roger bijgewerkt en na dit schrijven ga ik nog even mailen naar de kinderen dat we morgen verder reizen en misschien geen internetverbinding meer zullen hebben.
En, hoewel de opkomende wind en de grijze wolken ons leken te wijzen op regen deze avond, regent het nog steeds niet (het is 23 uur).
26 juni 2009, vrijdag
Gisteren vernam ik nog op het internet dat de zangeres Yasmine zelfmoord heeft gepleegd, dat Karel Van Miert overleden is en dat Michaël Jackson ook gestorven is.
Deze morgen betaalden we 101,65 euro voor vijf nachten op de camping: je merkt wel dat we in Spanje zijn.
Daarna vertrokken we naar Tordesillas. Eerst ging het richting Zaragoza via de snelweg. Weer reden we langs die graanvelden, in de ‘hoya’. Maar vlak voor Zaragoza werd het meer dor. Alleen geel gras groeide nog langs de snelweg. We namen richting Logroño en reden een tolweg op. Iets na de afslag na Soria vroegen we ons af of we niet beter toch langs de gewone weg zouden rijden. Snelwegen zijn zo eentonig... En duur. We hebben vandaag inderdaad meer dan 27 euro aan ‘peaje’ betaald. Maar uiteindelijk zijn we toch op de snelweg gebleven. Volgens de GPS Eva zou de gewone weg ons 30 kilometer doen uitsparen, maar zouden we anderhalf uur langer moeten rijden.
Na die dorre streek kwamen er wijngaarden en inderdaad iets later reden we La Rioja binnen. Nog meer wijngaarden en meer rotsen ook. We zagen een afslag naar La Bastida. Daar hebben we gelogeerd de eerste keer dat we samen op reis gingen, en het is van een restaurant in dat stadje dat ik mijn recept voor linzensoep haal.
Iets later reden we Castilla y Leon binnen en de provincie Burgos. De temperatuur bleef constant hangen rond de 26-27°C. Zeer aangenaam dus.
Het landschap werd weer heuvelachtiger en rotsiger, we reden een poosje langs de grillige rotsformaties van de desfiladero de Pancorvo en zagen een afslag naar Burgos.
Om 16:50 (we hadden nog even gepicknickt ondertussen) reden we de provincie Valladolid binnen en om 17:20 uur waren we in Tordesillas.
In dit stadje heeft Juana I, koningin van Castilla en moeder van Keizer Karel V haar laatste levensjaren doorgebracht. Zij is ook bekend als Juana la Loca, Johanna de Waanzinnige.
(Foto Roger)
De camping kenden we van twee jaar geleden. We zitten onder moerbeibomen, de sanitaire voorzieningen zijn heel netjes, en er zijn zelfs aparte badkamertjes.
We deden nog wat boodschappen en kwamen weer bij de tent eten: wat het restaurant biedt is weer zo vettig en trouwens net hetzelfde als verleden jaar!
Op de camping in Tordesillas (Foto Roger)
27 juni 2009, zaterdag
Gisteren avond hebben we onze tent nog verplaatst. Bleek dat ervoor een kolom mieren voorbij trok en ik had geen zin om enkele van die beestjes in onze slaapzak te ontmoeten. Met deze tent is dat niet moeilijk: even oppakken en ergens anders neerzetten. En, al is ons perceel niet zo ruim als het vorige, plaats is er toch genoeg. Daarbij hebben we redelijk veel privacy omdat de kampeerplaatsen zijn omringd door haagjes.
Deze morgen zouden we naar Valladolid gaan. In feite hebben we weer zo op ons gemakje ontbeten dat we pas om 12:10 uur zijn vertrokken. Niet erg natuurlijk, we zijn immers op vakantie en wat ik dan zeker haat is spoed.
Het landschap vertoonde afwisselend dorre, bijna woestijnachtige vlakten, en velden. We reden voorbij Simancas waar we twee jaar geleden boven het algemeen archief van Spanje honderden zwaluwen zagen vliegen. En weldra zagen we de eerste flatgebouwen aan de rand van Valladolid. Heel lelijk is dat, al die hoge gebouwen rondom de Spaanse steden. Als je niet beter wist, je zou ze niet willen bezoeken. Maar achter die lelijkheid gaan meestal schatten schuil.
Zo ook in Valladolid.
Valladolid (foto Roger)
We reden rechtstreeks naar de parking van de Plaza de Zorilla, en gingen daarna meteen naar de oficina de turismo. Eerst wilde de bediende ons in het Frans te woord staan maar ik drong aan dat ze Spaans zou spreken. 'Y despacio por favor!'. Voor mij is naar Spanje reizen immers ook een gelegenheid om de taal te oefenen.
En ze heeft ons zoveel uitleg gegeven, vertelde ons wat je zeker moest zien als je maar enkele uren in Valladolid verbleef, gaf ons de ene folder na de andere, legde ons uit hoe we via een alternatieve, mooiere en meer typische straat naar de buurt van de casa de Zorilla konden lopen, verklapte ons waar de beste restaurants waren, enz. En ze herinnerde ons eraan dat Valladolid de eerste hoofdstad van Spanje was.
We hadden zoveel informatie gekregen dat we niet meer goed wisten waar te beginnen. Daarom gingen we eerst een biertje drinken (in geval van twijfel, drink een pintje) op de Plaza Mayor, in hetzelfde Cafe del Norte waar we twee jaar geleden ook al zaten. We zouden ondertussen overleggen.
Ik schreef het al twee jaar geleden: ‘Café del Norte’ is een heel speciaal café, heel diep, het lijkt wel een vroegere bioscoop (al is het daarvoor weer iets te smal). Aan de muren achter en tegenover de ontzettend lange toog, foto's uit films enz. En in kasten die aan de muur hangen verzamelingen van munten, bankbriefjes, vuurwapens. Voor de toog staat die typische goot waarin al het vuil – sigarettenpeukjes, lege verpakkingen, enz.- wordt gesmeten. De vloer is een beetje schoner dan in de cafés die we tijdens onze eerste reizen bezochten, want het meeste vuil gaat dus die goot in, maar toch ligt er nog van alles op de grond.
Cafe del Norte (foto Roger)
Op de Plaza Mayor was het heel druk. En de vrouwen waren over het algemeen ferm opgekleed, dus ik viel nogal uit de toon.
We zagen veel ‘pantalones jodhpur’ dragen: een soort brede Indische broek met laaghangend kruis.
We begonnen aan onze tocht door de stad. Heel veel kerken (de las Angustias, San Pedro, de kathedraal, enz.) maar allemaal gesloten. Sommige gingen wel weer open om 18 uur, na de siësta, maar dan zouden wij al lang weer weg zijn. We vergeten altijd rekening te houden met het heilige dutje. Het huis van de dichter Zorilla was eveneens dicht en veel konden we er niet van zien want het was verborgen achter een muur. Verschillende koninklijke paleizen (en ook het geboortehuis van Filips II), huizen met prachtige balkons. Te veel om op te noemen.
Geboortehuis van Filips II (foto Roger)
Er werden vandaag twee huwelijken ingewijd. Het eerste paar ontmoetten we in de calle de Angustias.
Ze liepen er rond met hun fotograaf die probeerde een zo origineel mogelijk reportage te maken. Een beetje verder, aan weer een andere kerk (naam vergeten) stonden al de genodigden te wachten. Uit een andere kerk kwam een pas gehuwd stel buiten. En weer trof me de zo opvallende outfits van Spaanse vrouwen bij zulke gelegenheden: ze zijn dan wel allemaal opgekleed, maar de ene heeft een korte jurk aan, de andere een lange. Wat wij bij ons een ‘suite’ (bruidstoet) noemen is hier dan ook niet gebruikelijk.
(Foto Roger)
We kuierden voort tot ongeveer 16 uur. Het huis van Cervantes hebben we niet meer opgezocht, dat was toch gesloten. En om te eindigen gebruikten we nog een biertje in het Cafe del Norte. Het was immers, hoewel nog goed draaglijk, vrij warm (rond de 30°C). Op dit uur was er niet zoveel volk meer op straat: siësta.
Roger had wel zin in een kleinere stad of zelfs weer een dorp. Hoewel ik echt niet meer van grote steden houd, vond ik Valladolid nog te doen. Ik bedoel dan wel degelijk het oude centrum, want in de nieuwe wijken zijn we niet geweest; wegens meestal helemaal niet interessant.
We reden dus richting Medina del Campo. Roger vroeg zich af of de naam Medina iets te maken had met ‘het’ Medina in Arabië. Misschien zouden we daar ter plaatse iets over vernemen?
Weer wisselden (soms geïrrigeerde) velden af met naaldbossen, stukken heel dor land, ‘urbanizaciones’ (een soort nieuwe wijken met, ik veronderstel niet te dure, bungalows), en wijngaarden. Dat alles in een immense vlakte, maar aan een van de randen ervan merkte ik tafelbergen op.
We stopten in Serrada. De mudejarkerk vonden we niet zo mooi, maar vermits ze open bleek, zouden we toch een kijkje nemen. En dat werd een verrassing. De binnenkant was immers prachtig. Een verguld altaar, heel mooie Maria- en heiligenbeelden. Enkele mensen – ik vermoed een klein koor – repeteerden op het doksaal: religieuze liederen begeleid door orgel en gitaar. Als dat voor de mis van morgen is, benijd ik de inwoners van het dorp! Als ik wat ik daar hoorde vergelijk met wat ons koor voortbrengt!!!
Het dorpje zelf leek niet veel voor te stellen. Uit de drie bars in de buurt van de Plaza Mayor klonk wel veel gebabbel en gelach, maar wij wilden dus naar Medina del Campo. Onder een dakgoot zag ik wel 40 zwaluwennesten. Mijn oog viel erop omdat de concentratie zwaluwen in dat straatje mij intrigeerde.
En we reden verder, langs wijngaarden. Rond 18 uur kwamen we in Medina del Campo aan. Dat bleek een grotere stad dan we verwacht hadden...
We reden naar het historische centrum (dat moet je dus altijd meteen doen in die Spaanse steden) maar na een tiental minuten rondrijden hadden we nog steeds geen parkeerplaats gevonden.
Dus besloten we Medina later eens te bezoeken, nu was het immers tijd voor boodschappen. Althans, ik stelde voor morgen even terug te gaan naar Medina en vandaar terug te komen naar Tordesillas (waar we dus verblijven) en daar even rond te wandelen. Roger antwoordde dat we dat zouden doen als hij er morgen zin in had. Van machogedrag gesproken!:-)
Voor een bezoek aan Tordesillas zal ik wel weer over die brug moeten waar ik voor twee jaar zo'n hoogtevrees op had!
Aan de rand van Medina del Campo vonden we een Lidl en ik vond het weer beter eten te kopen voor twee dagen. Even had ik gedacht ons morgen een restaurant te gunnen, maar nogmaals, het is allemaal veel te vettig.
In het terugkomen naar Tordesillas vielen de vele wijngaarden op die afwisselden met meer dorre gebieden. En ja hoor, hier vlakbij ligt Rueda, merkten we. Een beetje verder zagen we weer eens massa's zonnepanelen. Die hebben we al enkele keren ontmoet in vlaktes.
We aten bij de tent. Na weer gaspacho verkoos Roger mosselen, en ik een hamburger met een tomaten-wortelsaus. Daarna nog veldsla met geitenkaas en vinaigrette.
Een half uurtje voor ik dit begon te schrijven, hoorden we één krekel heel fel zingen in een van de moerbeibomen. Normaal gezien horen we ontelbare krekels zingen, dus dit soloconcert was wel wat speciaal.
De sanitaire voorzieningen zijn hier heel netjes, dat heb ik al verteld. Maar wat ik vergat te zeggen was dat er klassieke muziek weerklinkt, net luid genoeg om andere onaangename geluiden te overstemmen. Ingenieus idee!
28 juni 2009, zondag
Ik had gisteren in Valladolid een krant gekocht en daar heb ik gisteren avond nog een hele tijd zitten in lezen. Ik vernam dat Farrah Fawcett ook overleden is!
Het is frustrerend: ik begrijp bij het lezen praktisch alles, maar als ik bijvoorbeeld naar de radio luister, heb ik alle moeite van de wereld om te verstaan wat er gezegd wordt. Ze spreken dan ook wel zo ontzettend snel!
Na onze brunch zijn we naar Medina del Campo vertrokken, bij een temperatuur van amper 21°C en mooi zonnig weer. Een tiental minuten later stopten we even in Rueda. En toen was het al 25°C. Aangenaam weer dus.
Rueda is een vlak, langgerekt dorp met aan weerskanten van de hoofdweg zijstraatjes die meestal doodlopen. De kerk, voor een deel in mudejarstijl en voor de rest vrij modern, met op de toren klepperende ooievaars, werd gerestaureerd. Vrij veel bars waar men ook wijn, worst, ham en kaas kon kopen, en enkele bodega's. Er was nog een kapel waar blijkbaar de diensten worden opgedragen zolang er aan de kerk wordt gewerkt. Net zoals in Valladolid vertoonden de meeste huizen tralies aan de ramen van de begane grond. Ik zit me dan altijd af te vragen wat die mensen doen als er brand uitbreekt. Er stonden maar een paar bijzondere gebouwen, zoals de Casa consistorial (gemeentehuis) en de casa de la cultura.
We reden verder naar Medina del Campo. Aan de rand van de stad staan weer de obligate flatgebouwen, maar ze zijn minder talrijk en minder hoog dan in veel andere steden. Misschien zijn deze afschuwelijke gebouwen veel ouder en kon men nadien niet meer bijbouwen?
Zodra we de stad inreden, viel het Roger op dat boven de bebouwde kom een kasteel prijkte en natuurlijk wilde hij daar eerst naartoe. We zochten de weg (want die bleek nergens te zijn aangegeven) en kwamen zo aan de andere rand van de stad. Daar geen flatgebouwen, maar een volgens mij zeer arme wijk. Piepkleine huisjes, met weer tralies aan de benedenramen. Voor die vensters, tegen de gevel, hangt hier en daar de was te drogen. We reden rond in die wijk maar vonden de weg naar het kasteel maar niet. Het verwonderde me hoeveel straten er wel waren met van die armzalige huisjes.
En dan ineens zagen we een aanwijzing naar het kasteel. Een enorme versterkt kasteel, de castillo de la ‘mota’ (dit zijnde een lichte verhevenheid in een vlak landschap). Roger zou het gaan bezoeken. Ikzelf was weer bang van eventuele duizelingwekkende trappen en kocht in de plaats van een ‘entrada’ een boekje met wat uitleg over het bouwwerk.
(Foto Roger)
Ongeveer één uur is Roger weggebleven. Ondertussen las ik wat in die gids. Het kasteel zou gebouwd zijn geweest tussen de 12de en de 15de eeuw. Er stond in het boekje ook een ongeloofwaardige legende over het ontstaan van de burcht. Over een landbouwer die in de 12de eeuw aan valsmunterij deed en die, toen zijn koning, Alfonso VIII, erop uitkwam, beloofde met dat vals geld een kasteel te bouwen op de plaats waar vroeger een ander kasteel stond (en zijn belofte dus hield). In feite is het kasteel een van de vele die gebouwd werden tijdens de reconquista ter verdediging van het heroverde gebied.
Ik zat daar eigenlijk rustig, op die heuvel, met een mooi uitzicht op de stad. Een familie met twee kinderen kwam aangereden, haalde tafel en stoelen uit de auto en na een 'Buenas' in mijn richting begonnen ze te picknicken. Ik haalde ook maar mijn altijd in mijn tas aanwezige brood uit en at er wat kaas bij.
En toen kwam Roger aangewandeld. Hij was ontgoocheld: het bezoek was zijn geld niet waard geweest. Hij was bijvoorbeeld in geen enkele toren geweest, en veel zaken die ik hem toonde in het gekochte boekje had hij zelfs niet gezien.
'Nu laat ik me nooit meer vangen!', zei hij. Ik denk dat hij gelijk heeft. Zeker als het een geleid bezoek betreft, heb ik zelf altijd de indruk dat ik niet heb gezien wat ik wilde zien (dat was zo leuk aan de kathedraal in Huesca: we bekeken er wat we wilden in ons eigen tempo).
Afijn, we maakten nog een korte wandeling rond het kasteel en reden dan terug naar het centrum van Medina. En toen kwamen er donkere wolken opzetten in de verte. Roger stelde eerst voor om meteen terug naar de camping te rijden, want ons koelkastje stond buiten, en daar mag zeker geen regen op vallen. Ik wilde wel de historische stad Medina zien. Helaas, weer geen enkele parkeerplaats in de buurt van de Plaza Mayor. Ik beschouwde dat dan maar als een teken en we reden terug naar de camping.
Wat een geluk! We waren hier nog geen twintig minuten of het begon te donderen en te regenen. Roger haastte zich de koelkast, de stoelen enz. in de shelter op te bergen. En wij gingen dan maar in de auto zitten. In feite heb ik een beetje gedut. Ik werd wakker toen mijn GSM weerklonk: een sms-je van Marie-Louise. Ze had een bespreking naar Leespunt gestuurd.
De regen bleek voorbij en de zon scheen opnieuw. We zouden dus eindelijk nog eens naar Tordesillas gaan. Ik zag een beetje op tegen de brug over de Duero, en toen Roger besloot met de auto te gaan, zodat als het opnieuw zou gaan regenen, we niet te voet zouden terug moeten komen, was ik heel fel opgelucht.
Tordesillas (foto Roger)
Je merkte dat de siësta voorbij was. Iedereen, jong, oud, man, vrouw, kreupel, blind, kwam naar de Plaza Mayor afgezakt om daar voor het avondeten iets te drinken en een tapa te gebruiken. Mensen begroetten elkaar vrolijk, er werd veel gebabbeld.
In Tordesillas zijn de meeste huizen niet echt groot, behalve natuurlijk de enkele paleizen, waaronder degene waarin het verdrag van Tordesillas werd getekend, de kerken en het klooster waar Johanna de Waanzinnige gestorven is. Naar het schijnt is het dit jaar de 500ste verjaardag van haar aankomst in deze stad.
We dronken ook een wijntje op een terras en kwamen daarna terug naar de camping.
Waar het weer begon te regenen en te donderen. Dus aten we wat in de auto. Ik had mezelf net een gemengd slaatje klaargemaakt, met onder andere tonijn en geitenkaas, maar Roger was zo ver niet. Hij at dus alleen sla en kaas.
Even later was alles weer droog en ik trok naar het sanitaire gebouw. Maar o wee toen ik daar wilde buitenkomen! Het stortregende en er vielen zelfs hagelstenen zo groot als knikkers. Ik bleef met nog een andere vrouw en een man die daar was komen schuilen wachten tot de bui zou overtrekken. Op een zeker ogenblik begon het zelfs door het dak van het gebouw te regenen.
Een tiental minuten later was het onweer over (maar op dit ogenblik begint het weer) en ik stelde voor iets te gaan eten in het restaurant. Ikzelf zou maar een kleinigheid hebben genomen, want ik had geen honger meer, maar Roger kon dan eventueel een menu eten.
Helaas, er was niets dat hem echt aanstond.
In het terugkomen naar onze tent werden we aangesproken door onze Spaanse overburen. Of we problemen hadden met de tent, of ze misschien onder water was gelopen? In dat geval: zij hadden een beetje verder een lege caravan staan en daar mochten we dan gebruik van maken. Nu, dat was echt niet nodig want onze tent heeft de regen goed doorstaan, maar hoe vriendelijk!
29 juni 2009, maandag
Terwijl we deze morgen inpakten (en onze tent in de zon lieten drogen: hoewel wij er binnenin geen hinder hebben ondervonden van de regen, was de buitenkant strontnat én vuil) liepen onze overburen met hun kleinkinderen die op bezoek waren naar het zwembad. We deden een babbeltje en zegden elkaar vaarwel.
Vlak voor ons vertrek hebben we wel nog een fles wijn op hun tafel gezet, met een briefje om ze te bedanken voor hun voorstel van gisterenavond.
We vertrokken richting Salamanca. Weer door een echt dor, vlak landschap, af en toe onderbroken door bosjes naaldbomen en magere velden waar hier en daar al even magere koeien of paarden stonden te grazen. Hoewel, wat graasden ze dan wel?
Het was bij ons vertrek amper 20°C, en rond 12:20 amper 24°C. Ik heb al vaak opgemerkt dat het pas rond 14 uur is dat de temperaturen echt oplopen en ik zeg al jaren tegen Roger dat we in feite zouden moeten leven zoals de mensen hier. Niet zitten eten tot een uur of 12, maar heel licht ontbijten zodat we rond 10-11 uur al kunnen vertrekken en rond 14 uur kunnen middagmalen en siësta houden tot ongeveer 18 uur.
Het was opvallend rustig op de weg en stilaan veranderde het decor: nu reden we door heel zachte heuvels, staken de rio Trabancon over en na Siete Iglesias de Trobancar zagen we Alaejos liggen, het dorp waar we vorige keer twee bijna identieke mudejarkerken hadden gevonden. Ik vroeg me af of in Siete Iglesias de Trobancar dan zeven kerken stonden.
De temperatuur steeg gestaag en rond half een was het al 26°C, maar nog steeds fel bewolkt. Vlak voor Salamanca verlieten we de snelweg om de Ruta de la Plata te volgen.
Het nu lichtgolvende landschap werd nog meer dor. Geen enkele boom gedurende kilometers. En dan, na een paar dennenbosjes, nog eens een Osbornestier boven op een heuvel.
Met de airco in de auto is het heel aangenaam rijden, ook al is het warm (zeggen dat we dat zo lang niet gekend hebben) en nu zeker: op de radio hoorden we liederen uit Corsica en Roger vroeg me de naam van de Cd te noteren: Voces de Corsica.
3 ooievaars vlogen heel laag over onze auto en iets verder zagen we wel vijf achtereenvolgende ooievaarsnesten op de pilonen van de elektriciteitsleiding, en dan ontwaarde ik in een van de dorre weiden wel zeer eigenaardige koeien. Het bleken uiteindelijk ooievaars te zijn die in het gele en schaarse gras naar iets pikten. Wat eten ooievaars?
En dan doken voor ons bergen op: de sierra de Candelario, vlak voor Béjar. Ik had al aan Roger gezegd dat Béjar misschien een goede plek was om te overnachten. Groener dan Plasencia of Caceres, de twee plaatsen waar we nog altijd tussen twijfelden als volgende kampeerplaats. En een hele boel dorpjes in de buurt, wat je niet kunt zeggen van Plasencia of Caceres. Roger vond het wel de moeite om het te onderzoeken.
We reden dus de sierra in, die in feite zo goed als de grens vormt tussen Castilla y Leon en Extremadura. Béjar ligt nog in Castilla. Na de puerto de Vallejera kwamen er enkele rotsachtige bergen, met daaronder weer van die magere weiden vol magere zwarte koeien, en dan zagen we de eerste flatgebouwen van Béjar.
Het was toen rond half twee en de mensen waren weer volop aan het wandelen voor hun middageten. En voor de siësta natuurlijk. Wat wandelen ze hier toch veel! Er bleek inderdaad een camping in de buurt te zijn en we volgden de aanwijzingen er naar toe, de berg op, richting Candelario.
Wat toen opviel waren de veel kastanjebomen. De camping waar we eindelijk aankwamen, heette dan ook ‘cinco castanas’. Maar je kon er zelfs geen glimp van opvangen. En uiteraard mocht je hem niet gaan verkennen als niet- kampeerder. Dus, vermits we echt niet wisten wat ons te wachten stond, beslisten we maar terug naar de hoofdweg te rijden, weer richting Plasencia en Caceres.
In de hoogvlakte van Extremadura waar we even later op reden, was het weer het gekende landschap: dor, dor, maar toch af en toe een boomgaard, olijfbomen, een bosje eiken, en soms weer grazende, magere koeien. En geregeld een roofvogel die over de weg scheerde.
Ik schreef voordien altijd Estremadura. In feite twijfelde ik constant tussen die x en die s, maar nu geeft Wikipedia mij het antwoord: Estremadura is een Portugese regio, Extremadura ligt in Spanje.
Iets voor 15 uur kwamen we aan in Plasencia. Deze keer langs een heel andere kant dan vroegere keren en... We zagen dat er een aquaduct is. We volgden een poosje de wallen en beslisten dat we in deze stad, of beter gezegd in Malpartida de Plasencia, 10 kilometers verder, zouden kamperen.
Plasencia (foto Roger)
We kennen de camping goed, en deze keer zouden we wat meer proberen te zien van Plasencia dan de obligate Plaza Mayor en de twee kathedralen.
We reden dus naar deze camping. Weer werden we ontvangen door die dame uit Kinrooi die met een Spanjaard getrouwd is. Ze raadde ons aan tot zaterdag te blijven, want dan zou hier een soort imitatie van de pelgrimstocht in El Rocio plaatsvinden. Met mis, stoet, en feestelijkheden. Misschien wel leuk (hoewel, waarschijnlijk bedoeld vooral voor toeristen?) maar als we zo lang zouden blijven, hebben we slechts een goede week om weer naar huis te gaan, en van hieruit vind ik dat te weinig: ik reis graag traag.
We installeerden ons onder een van de afdaken die (nogal ineffectief) bescherming bieden tegen de zon, niet te ver van een eik die ons 's ochtends misschien zal behoeden van te vroege zonnestralen, en dicht bij de ‘sanitarios’. Die zoals altijd heel netjes zijn.
En we deden zoals de mensen van hier: de siësta. Niet in onze tent, want met 32°C in de schaduw zou dat veel te warm geweest zijn. We zijn wel naar een donkere en koele kamer achter de bar getrokken, waar we nog andere mensen hadden zien computeren. En inderdaad, daar, in die relatief frisse ruimte, kon je naar hartelust op internet. Veel heb ik niet gesurft: alleen snel mijn mail gecontroleerd. En ja hoor, mijn Nederlandse internetvriend Bart had weer het evangelie doorgestuurd. Hij zou problemen gehad hebben met zijn pc. Wat voelde ik me opgelucht.
Ik vond ook een mail van Maggy die alweer naar Madrid was vertrokken. Ze zou in juli met haar kleinzoon Javier naar Alicante gaan.
Een echte siësta werd het wel niet: we hebben niet geslapen, wel genoten van een frisse pint.
Rond 18 uur reden we terug naar Plasencia. Om toch weer op de Plaza Mayor te gaan kuieren. Maar daarvoor zochten we de Oficina de turismo die zich niet meer in de Casa Constistorial bevond. De ambtenaar van dienst gaf ons een plattegrond van de stad en een boekje over Extremadura. Het boekje is in het Frans en ik las het daarstraks, terwijl we op ons eten wachtten. Je merkt goed dat het vertaald is door een Spanjaard die weliswaar een behoorlijke Franse woordenschat bezit, maar de taal toch niet echt beheerst. Heel veel typische vertaalfouten zoals Spaanse zinswendingen die worden overgenomen.
We kuierden dus nog wat op de Plaza Mayor. En weer kwamen alle mensen hun huis uit. De straten geraakten vol, idem voor de cafés.
En dan, na nog boodschappen te hebben gedaan, kwamen we terug naar de camping. Waar we weer eens in het restaurant zouden eten. Voor 8 euro per menu kregen we eerst een gerecht dat Butim heet (in olijfolie gestoofde aubergines, aardappelen, paprika's, en tomaten), als hoofdgerecht was het gebakken forel met enkele frietjes, een tomaat en een stukje gegrilde courgette, en als nagerecht wilde ik in feite watermeloen nemen, maar tegen dat het zover was, voelden we ons allebei zo vol dat we kozen voor een ijsje. Daarbij dronken we een fles tafelwijn en een fles gaseosa (we mengden de twee in ons glas: lekker fris). Ik begrijp echt niet hoe ze ons dat allemaal kunnen geven voor die prijs. En nee, deze keer was het eten echt niet te vettig! En het was zelfs mooi gepresenteerd. Alleen... Het was weer veel te veel. Zelfs Roger was van die mening.
Naast ons zat een ‘eenzaat’. Eerst dronk hij op zijn gemak een drietal biertjes terwijl hij een boek aan het lezen was en af en toe zijn leesbril verwisselde voor een bril voor bijzienden, zodat hij de zaken rond zich goed kon observeren. Uiteindelijk bestelde hij ook een menu. De butim leek hem niet echt te bekoren. Hij bekeek zijn eten goed met zijn leesbril, proefde ervan, maakte een grimas, proefde opnieuw, knikte 'nee' tegen zichzelf, glimlachend, verwisselde weer van bril en riep de ober, legde uit dat hij dat niet lustte, en wachtte op de hoofdschotel terwijl hij weer alles rond zich observeerde. Een groep mannen en jongens die rond half elf iets kwamen drinken, begroette hem alsof ze goede bekenden waren, maar toch geen vrienden, want daarna kwam er niet dat typische gebabbel dat je hoort als enkele Spanjaarden elkaar ontmoeten. Uiteindelijk kwam zijn hoofdgerecht eraan en meneer veranderde weer van bril. Met veel aandacht bekeek hij de stukken die hij van zijn vlees of vis (dat kon ik niet zien) afsneed en met een brede glimlach bracht hij die naar zijn mond.
Roger denkt dat we die man vorig jaar ook daar hebben zien zitten. Ik herinner het me niet. Als het waar is, kan Roger gelijk hebben als hij denkt dat die ‘eenzaat’ permanent woont in een van de bungalows die op deze camping worden verhuurd. Roger denkt trouwens ook dat die man een Engelsman is.
30 juni, dinsdag, 24 uur (dus bijna 1 juli)
De hele dag horen we hier krekels, en zelfs op dit uur zitten ze nog te zingen.
De hitte heeft ons deze morgen nogal vroeg gewekt, en toch zijn we pas rond 12 uur naar Plasencia vertrokken. Na ons ontbijt vonden we het immers leuk de vele mussen en de voor hier typische blauwe eksters kruimels toe te smijten en te observeren hoe ze die oppikten. Ze zijn echt niet mensenschuw.
(Foto Roger)
Toen we dan eindelijk vertrokken, was het al 30°C.
We probeerden in Plasencia eerst zoveel mogelijk de wallen te volgen, maar die gingen geregeld schuil tussen andere gebouwen. We gingen even de kerk ‘Santiago’ binnen, een kerk die blijkbaar aangedaan wordt door pelgrims naar Santiago de Compostella. Die kerk stond niet op onze plattegrond en toch was het interessant. Ik zag weer hoe katholiek Spanjaarden zijn. Er kwamen vrij veel mensen even bidden bij de vele heiligenbeelden, en ik zag iemand zelfs de voeten van de Christus vlak voor het altaar kussen en dan drie kruistekens maken.
Klimmen werd het weer wel. Zo kwamen we ook bij het aquaduct terecht, die niet van de Romeinse tijd dateert, maar van de 16de eeuw.
(Foto Roger)
Daar vlakbij vonden we de parque de los Pinos, een ornithologisch museum. In een schaduwrijke omgeving kon je onder andere uilen, gieren, slangenvangers, witte pauwen en gewone pauwen, eenden, een soort reiger, enz. bewonderen.
We namen nog een kijkje in de Centro de Interpretation medieval en gingen dan toch weer even iets drinken op de Plaza Mayor. In dezelfde bar als jaren geleden. Nog steeds gingen er heel veel hammen aan de zoldering (sommige zijn wel nep) en zoals vroeger kregen we een stukje brood met jamon bij onze consumptie. De Plaza en de omringende straten begonnen weer vol te lopen.
Wij reden terug naar de camping. Op de receptie kochten we een munt voor de wasmachine en geraakten in gesprek met de receptioniste uit Kinrooi.
Ze vond het warmer dan gisteren en die indruk had ik ook. Ik vroeg haar wat de vrouwen hier wel kookten als ze telkens uren wandelden voor het eten. In deze streek kookten ze wel degelijk uitgebreid, vertelde ze me, alleen aten ze verschrikkelijk laat: soms maar om 23 uur 's avonds. Haar eigen man, ging ze voort, at ook altijd zo laat en ging daarna meteen slapen. Ze wist ook dat in Plasencia een dertig jaar geleden veel meer chic volk woonde dan nu. Nu wonen die mensen eerder in Caceres.
We zeiden haar ook dat we vonden dat er veel minder volk was op de camping dan vroeger. Dat beaamde ze. Het zou aan de crisis liggen: er is heel veel werkloosheid in Spanje.
We lieten een wasmachine draaien, aten een hapje, en zochten daarna zoveel mogelijk de schaduw op. Dat is hier wel niet gemakkelijk: de eiken laten de zonnestralen doorsijpelen en het afdakje boven onze kampeerplaats geeft ook niet veel verkoeling.
Mama sms-te nog: bij haar is het nu 29°C in het appartement. Elvira stuurde ook een berichtje. Ze had Bretagne zo mooi gevonden. Ik vermoed dat ze zich helemaal niet herinnert dat ze daar ooit met ons is geweest. Van Hendrik en Zeger geen nieuws (we zijn, nadat ik de afwas van gisteren had gedaan en de was had opgehangen toch nog heel even naar de bar geweest om onze pc op internet aan te sluiten).
Rond 18 uur wilden we weer naar Plasencia vertrekken. Maar net op dat ogenblik kwam een vrouw die de toiletten schoonmaakte naar mij en vroeg of ik Spaans sprak. Toen ik had geantwoord 'Un poco' vertelde ze me dat in het sanitaire gebouw een vogeltje zat dat blijkbaar niet meer kon vliegen. Roger en ik gingen kijken. En inderdaad, een jonge zwaluw zat in een hoekje van een wastafel en leek echt geschrokken van iets. Het bewoog amper. Toen Roger het echter wilde oppakken, vloog het ineens weg naar de zoldering. De schoonmaakster wees me erop dat tegen de zoldering van het gebouw zwaluwennesten waren gebouwd en inderdaad, daar vloog het vogeltje naartoe. De dame vertelde nog dat ze bij de vorige schoonmaak veel veren had zien liggen en vroeg zich af of er vogels gevochten hadden... Ik vroeg mij af of er katten een feestmaal hadden aangericht.
En we vertrokken weer naar Plasencia. Eerst reden we er wat rond en ik merkte dat ik dankzij onze voorgaande wandeling en de plattegrond die we gekregen hadden in de Oficina de Turismo, de stad een beetje begon te kennen. In elk geval veel beter dan de andere jaren dat we hier verbleven.
Nadat we de auto in een parking hadden achtergelaten, wilde ik Roger dus brengen naar de parador. Onderweg bezochten we de kerk San Nicolas, die duidelijk twee verschillende gedeelten vertoont: een uit de 13de en een uit de 15de eeuw. Romaanse stijl naast gotische stijl. De overgang dus. In het gotische gedeelte stond een typisch Romaans beeldhouwwerk: een ‘virgen con Jesus’ met appel in haar hand. Prachtig, en ik denk heel veel geld waard. Ook een prachtig doopvont en mooie schilderijen.
Van daar ging het dus verder naar de Parador. Hoewel een parador meestal niet te bezoeken is, herinnerde ik me vaag dat ik een folder had gelezen dat je daar wel het een en ander kon bezoeken. De bewuste folder zat in mijn rugzak en ik had zelfs mijn leesbril niet op, dus ik kon het niet nagaan. Nu, deze avond heb ik het opnieuw gelezen: je zou een klein deel van het vroeger klooster San Vincente kunnen zien. Maar dat wisten we dus niet.
Wel was er vlak naast de Parador een kerk open. Dat bleek de vroegere kerk van het klooster en daar deden we een ontdekking die mij zeker zal bijblijven! Een tentoonstelling van praalwagens en draagtafels die elk door minstens 18 mannen gedragen worden tijdens de processie van de heilige week. Verschillende ‘Hermandades’ nemen eraan deel en elk van hen heeft blijkbaar gezorgd voor zo'n meegedragen of getrokken taferelen.
(Foto Roger)
Want telkens ging het over een heel tafereel uit de Passie, gaande van het laatste avondmaal tot de kruisafneming. Levensechte taferelen met levensechte beelden. Het ontroerde mij heel fel, een beetje zoals ik als kind ontroerd werd door de afbeeldingen uit ons leerboek ‘gewijde geschiedenis’.
Op een scherm kon je beelden zien van de eigenlijke processie. De deelnemers droegen een tuniek, een capuchon met ooggaten en een spitse punt, een kapmantel en een riem. Elke Hermandad heeft haar eigen kleuren voor elk onderdeel van haar ‘uniform’. Je kon ook de muziek horen die er weerklinkt bij de processie.
Ik denk dat Roger ook onder de indruk was. Maar ik meen ook dat ik gelijk heb als ik denk dat de eigenlijke processie meemaken ook betekent midden tussen het volk zitten en veel minder zien van de taferelen dan we nu zagen.
Ik vond het gewoon prachtig!
En natuurlijk gingen we weer iets drinken, op de Plaza Mayor. Het was net 20 uur, en nu weet ik dat het rare personage dat boven de casa consistorial het uur slaat 'Abuelo Mayorga' wordt genoemd door de mensen van Plasencia.
(Foto Roger)
We werden aangesproken door een jongetje: of we niet wat geld hadden zodat hij kon eten. Ik had eerder al opgemerkt dat hij met zijn moeder en zijn zus in de buurt rondliep en dat zijn zus hem leek richtlijnen te geven. Op het ogenblik dat hij ons aansprak, keken zij en de moeder trouwens van op korte afstand toe. Het was dus duidelijk dat hij onderricht in bedelen kreeg. We hebben niets gegeven, maar ik moet toch echt eens vragen aan Lorenzo hoe het zit met de sociale zekerheid in Spanje.
We reden terug naar de camping nadat we nog even boodschappen hadden gedaan. Roger stelde voor nog eens in het campingrestaurant te eten. Ik wist dat ik weer veel te veel zou krijgen, maar hij had gelijk: voor die prijs!
We aten als 'primer plato', hij 'migas', zijnde een gerecht van gebakken broodkruimels met spek en ei, ik in olijfolie gebakken champignons met look. Als hoofdgerecht kregen we elk een assortiment gegrild vlees met enkele frietjes (die we niet hebben opgegeten): zeker varkensvlees, chorizo, ik denk geitenvlees, en nog een paar stukken die ik niet kon thuisbrengen. Als dessert nam Roger een ijsje en ik fruit: twee heel dikke perziken, waarvan ik er een heb meegebracht naar onze tent om die morgen bij het ontbijt te eten. Daarbij weer brood à volonté, wijn en gaseosa. Dat alles heeft ons 16 euro gekost. Ik begrijp het nog steeds niet, die lage prijzen.
Weer zat die man naast ons van wie Roger denkt dat hij een Engelsman is. En weer leek hij het voorgerecht (hij had ook champignons gekozen) niet heel lekker te vinden. Deze morgen, terwijl we de vogeltjes voederden, zagen we hem zijn kleren naar de wasmachine komen brengen, per elektrische fiets. Een goed halfuur later kwam hij ze weer halen. Deze avond knikte hij wel goedendag, maar dat was het dan. Weer zat hij constant van bril te verwisselen, en eerst biertjes te drinken. Hij lijkt wel soms binnenpretjes te hebben en hij heeft altijd een boek bij. Hij intrigeert me.
1 juli 2009, woensdag
Deze morgen, na ons ontbijt, stuurde ik een sms-je naar Denise die vandaag verjaart. Kort daarop kreeg ik een antwoord: ze zaten op een terras in Antwerpen. Te genieten van het mooie weer waarschijnlijk. Mama sprak er al over en nu wist Hendrik ons ook te berichten dat het rond de 30°C was overdag.
Nu, hier was het ook heel warm. Rond de 35°C, en hier op de camping is heel weinig schaduw. Maar kom, we zouden toch naar Plasencia gaan. Eerst reden we even door het centrum van Malpartida de Plasencia (waar de camping zich bevindt). Roger zei dat we er al geweest waren, maar ik kon het mij niet herinneren. Een groot dorp, met een wirwar van straatjes waar we trouwens bijna verloren in reden, veel witte huizen en hier en daar geschilderde gevels.
Daarna ging het verder richting Plasencia waar we rond de middag aankwamen. We reden de gebruikelijke parking in (elders is er amper parkeerplaats in Plasencia) en het duurde deze keer lang voor we een plekje hadden gevonden. Ik gebruik opzettelijk een diminutief want de parkeerplaatsen zijn ontzettend krap.
De mensen begonnen al aan hun wandeling voor het middageten. En wij wilden naar het etnografische museum. Omdat onderweg de kerk San Esteban openstond, gingen we eerst daar een kijkje nemen.
Het etnografisch museum is gevestigd in een vroeger 'hospital' gesticht in 1300. Het waren, op de twee verdiepingen, indrukwekkende zalen met mooie gemetselde bakstenen gewelven. En wat we er zagen was heel bijzonder. Allerlei traditionele klederdrachten, vroegere gebruiksvoorwerpen zoals weefgetouwen, keukengerief, porselein, borduurwerk, kantwerk, enz. En op de begane grond was er een tentoonstelling van mozaïeken gemaakt door de leerlingen van de academie.
Toen we weer buitenkwamen, vroegen ze ons aan de receptie of we ervan genoten hadden. En omdat ik zei dat ik het heel interessant had gevonden, vertelde men ons dat in een zijstraat de academie lag en dat daar een tentoonstelling liep van andere werken.
We liepen er naar toe en vonden de geëxposeerde schilderijen en sculpturen in een vroeger paleis met patio. Er zaten echt mooie creaties tussen en we genoten ervan.
Tentoonstelling in de academie (foto Roger)
Roger maakte ook nog wat foto's van de twee kathedralen. De oude ging net sluiten en de nieuwe was gesloten wegens restauraties.
Daarna zijn we iets gaan drinken op de Plaza Mayor, waar de bars al goed vol zaten. Weer kregen we een stukje brood met ham bij ons biertje.
(Foto Roger)
Het was ondertussen al boven de 35°C in de schaduw en hoewel ik helemaal geen honger meer had, besloten we naar de camping te gaan. Daar heeft Roger een dutje gedaan op zijn stoel. We waren gaan zitten op het perceel naast het onze dat toch vrij was en dat op dat uur een heel klein plekje schaduw bood.
Ik had ook wel zin om even mijn ogen dicht te doen, maar hoewel ik praktisch overal waar ik kan liggen, zitten of hangen op commando in slaap val, lukt me dat niet zittend op een stoel zonder hoofdsteun. En in de tent was het natuurlijk veel te warm.
Na nog een biertje in de koele bar van de camping zijn we boodschappen gaan doen om daarna bij de tent te komen eten: gaspacho, gemengde sla, tomaat, jamon serrano en brood. Daar waar we deze morgen praktisch alleen stonden in deze ‘straat’, waren er nu vrij veel kampeerders bijgekomen, waaronder een koppel Vlamingen. Dat ze uit het Antwerpse komen, is duidelijk hoorbaar.
Ik had vandaag op de receptie kaartjes gekocht om naar de familie te sturen, en ik vond daar wat meer uitleg over de Rociera van volgende zaterdag (dat soort imitatie van de bedevaart naar El Rocio). We kunnen zeker niet zo lang hier blijven, en daarbij we hebben de aangepaste kledij niet bij (voor een man een traditioneel pak of spijkerbroek met wit hemd, voor een vrouw een jurk of lange traditionele rok) maar nu ik die uitleg gelezen heb, vind ik het een beetje jammer.
Voor 5 euro als kampeerder en 12 euro als niet bewoner van de camping biedt men je aan: om 19:30 uur een reis met enkele terreinwagens naar een finca waar een mis wordt opgedragen. Daarna in stoet te voet terug naar de camping, een tocht van ongeveer 2 uur, al dansend en zingend (zo staat het letterlijk in de uitleg), Regelmatige onderbrekingen om de innerlijke mens te sterken: wijn, bier, jamon, brood, enz. en tijdens de laatste, langere halte, typische zoetigheden van Malpartida. Nu, die zoetigheden zeggen mij wel het minst...
Aangekomen op de camping gaat het feest door tot 3 uur 's ochtends, met barbecue, drank, zang en dans. De bedoeling van het feest is om de kampeerders en andere mensen uit de buurt te doen verbroederen. Leuk!
Alleen... Morgen kamperen we weer ergens anders.
2 juli 2009, donderdag
Gisteren om half twaalf was het nog 26°C! Que calor!
Deze nacht had ik een soort nachtmerrie. Zeger wilde over een muurtje springen, ik wilde hem waarschuwen dat die muur aan de andere kant uitgaf op een afgrond van zeker 10 meter diep, maar ik kreeg de kans niet. Hij lag daar al, in een soort ravijn aan de andere kant. Heel vaak besef ik in mijn droom dat ik aan het dromen ben, deze keer echter niet. Ik werd huilend wakker. Uiteraard wilde ik onmiddellijk informeren of alles oké was met Zeger, maar zoals Roger zei, als er iets loos is, zou een van de kinderen ons wel waarschuwen.
We zouden dus vertrekken en gingen de camping betalen. Weer deden we een babbeltje met de Limburgse receptioniste. Ze vertelde ons dat ze gisteren had gebeld met haar moeder die in de Kempen woont en dat het daar 34°C zou zijn geweest. Dus nog heel wat warmer dan in Antwerpen.
Ze vertelde ook dat ze familie heeft in Bree en toen ik zei dat mijn schoonbroer daarvandaan kwam, bleek ze de winkel van Paul zijn ouders te kennen.
Toen we vertrokken om 11:40 was het hier al 29°C en tegen 14 uur zou de temperatuur oplopen tot 36°C. Gelukkig was er de hele dag een beetje wind.
We reden richting Castilla y la Mancha, eerst langs een dorre vlakte met alleen enkele knoestige eiken, en daarna een lichtgolvend landschap, waarbij links van ons de sierra de Tormentos opdook.
Zodra we in Castilla waren, veranderde het decor weer. Het werd zo mogelijk nog meer dor: bijna geen enkele boom meer. Hier en daar zag je een kudde koeien of schapen grazen bij een zeldzame poel. Die beesten hadden dan wel water, maar nogmaals, wat grazen ze wel?
Nu en dan ontmoetten we een dorp, met mooie namen als Las Ventas de Don Juan, La Calzada, of nog Torralba.
Dan kwamen er weer olijfbomen, gevolgd door diezelfde kleine, knoestige eiken die je in de buurt van Plasencia vindt. Vlak na de afslag naar Avila, een middeleeuws kasteel (en we zouden er nog een paar zien, of toch de resten van enkele burchten, voor we hier aankwamen), wijngaarden met korte wijnstokken op weer zulke dorre grond. Hier en daar ook die Osbornestier zonder reclame. Rond 13:45 uur reden we de ring rond Madrid op, en eerlijk, zonder Eva had ik daar nooit onze weg gevonden. Eerst leek het of we reden weer naar het zuiden, dan weer naar het oosten. Maar uiteindelijk kwamen we terecht op de weg naar Zaragoza, rond 14 uur.
We stopten nog even om te tanken, om te rusten en om wat te eten, en hadden het vreselijk warm.
Rond kwart voor 3 waren we uit de Comunidad de Madrid en reden we weer Castilla y La Mancha binnen. Maar, na weer een immense kale hoogvlakte, hadden we meer de indruk dat we al in Aragon zaten: afgeronde grijsgroene bergen, rode aarde, hier en daar wat groene boompjes, tafelbergen, rotsen, echt indrukwekkend. Toen ik even op de kaart keek, bleek dat we op de grens van Castilla y la Mancha en Aragon zaten.
En om 16:40 uur reden we echt de droomstreek van Roger binnen. We gingen eerst naar Calatayud. Ik meende vorig jaar, toen we daar iets dronken in de bar van de camping, gezien te hebben dat de kampeerplaatsen veel meer schaduw boden dan toen wij er destijds kampeerden. Ik herinner me nog hoe Roger in die jaren tijdens de siësta met zijn stoel rond een zeldzame boom draaide om wat schaduw te krijgen, en ik een oogje hield op de kinderen die zich verfristen in het zwembad.
We zouden dus weer een biertje gaan drinken in de bar (en met 36°C in de schaduw, was dat wel welkom), naar toilet gaan (dat zijn dezelfde toiletten als voor de kampeerders) en van daaruit discreet een blik werpen op de kampeerplaatsen. Helaas, ik bleek me vergist te hebben. Aan de bar zelf waren de bomen wel wat gegroeid, maar op de eigenlijke camping was hun gebladerte nog verre van weelderig.
Nu, het schaduwprobleem stelt zich wel bijna overal in Aragon of in Extremadura, maar er was nog iets nieuws op de camping van Calatayud dat ons niet aanstond. Aan de bar weerklonk luide muziek, eerder lawaai, en dat zou je tot aan het andere eind van de camping horen.
We betaalden dus ons drankje en reden naar Sabiñan (soms Saviñan geschreven), 20 km verder.
Net zoals vorig jaar kregen we bij onze inschrijving een fles wijn cadeau. En we hadden geluk. De camping is zo goed als leeg. Ik denk dat we met 3 gezelschappen zijn. Wij hebben dus een vrij grote plek voor ons, vlak bij de sanitaire voorzieningen, en met een beetje meer schaduw dan gemiddeld. Vorig jaar hadden we een soort afdakje boven ons perceel, hier zijn de vier bomen die het afbakenen groot genoeg om het zonder dat afdakje te kunnen stellen.
Nadat we waren geïnstalleerd en een hapje hadden gegeten, reden we naar Sabiñan zelf om wat brood te kopen. De siësta was afgelopen en mensen deden hun boodschappen, babbelden op hun stoep, wandelden wat rond. En de meesten knikten vriendelijk. Maar ik vrees dat achter dat vriendelijke geknik op de duur een beetje spot verborgen zat. Roger geraakte immers in de war door de vele klimmende, smalle straatjes, de korte bochten die de auto moest nemen, en we zijn verschillende keren langs dezelfde mensen gereden. Op een zeker ogenblik werd Roger er zelfs slecht gezind door en vloekte. Ikzelf vond het zo grappig! Het leek er even op of we niet meer uit dat dorp zouden geraken! Uiteindelijk geraak je overal uit natuurlijk maar dit gaf een bijna kermisachtig labyrintgevoel!
Uiteindelijk vond Roger toch de weg terug naar de uitgang van het dorp en daar, aan de rand, parkeerde hij de auto. We liepen te voet naar de smalle straatjes met hun vuilwitte huizen. Bijna aan elk huis tralies aan de ramen op de begane grond. En natuurlijk bijna overal gesloten luiken.
We vonden een piepkleine 'supermercado', kochten brood en olijven. Daarna kochten we nog postzegels in een Tabacos, en reden terug naar de camping.
We aten bij de tent spullen die we vroeger al gekocht hadden: soep uit een pakje, gemengde sla met tonijn, witte bonen met chorizo en spek in tomatensaus en ons vers gekocht brood. Het was een rond brood: als het enigszins mogelijk is, verkies ik brood dat niet meer typisch Spaans of Frans is. Deze morgen had Roger brood gekocht op de camping van Plasencia, en dat was nog eens traditioneel brood. Zo'n harde korst! Maar afijn, onderweg heeft het kruim ervan toch zijn diensten bewezen voor mijn altijd hongerige maag.
Het is nu 23 uur en als het gisteren om half twaalf nog 26°C was (dat hadden we gezien op een thermometer), dan is het nu zeker rond de 27°C. Telkens als de wind even gaat liggen, valt het mij immers op dat ik bijna begin te zweten. En dat had ik gisteren nacht niet, hoewel er in Plasencia veel minder wind was.
Wat mij hier wel opviel, is dat er veel minder vogels zijn dan in Plasencia. Enkele mussen en eksters heb ik gehoord, maar nog niet gezien. Wel vleermuizen. En ontzettend veel mieren, maar die zouden we in Calatayud ook erbij gekregen hebben. Dat herinner ik me goed. Het is trouwens een van de vele details die van Aragon voor mij een soort herinnering maken aan Matadi. Er zijn veel andere details, en ik denk dat ik die in andere reisdagboeken al heb genoteerd. Maar nog een heel klein ietsje wil ik hier opschrijven... Tijdens onze laatste pauze onderweg liep ik over dezelfde planten waar wij als kind in Matadi onze blote voeten aan bezeerden. Wij noemden het 'picots' en prikken deed het wel. Ik heb nooit geweten hoe die plant echt heet.
O ja, dit vergat ik nog te schrijven... Gisteren, in de bar van de camping te Plasencia, maakten we nog heel even verbinding met het internet. Ik ging echt niet al de berichten in mijn webmail beantwoorden: iedereen weet dat we weg zijn, en de meeste mensen weten ook dat zulks voor mij betekent even niet 'sociaal’ zijn. Maar... Ik vond een mail van Edith. Een winkel van de keten Standaard wil een exemplaar van mijn boek 'Marraine' kopen. Ik heb toen wel onmiddellijk geantwoord dat ik dat nu zeker niet kon opsturen, en gevraagd of zij (ik bedoel de vroegere uitgeverij Zuid & Noord) geen exemplaar meer had.
3 juli, vrijdag
Deze avond heeft de barbecue van de KVLS plaats en naar wat ik al heb vernomen van Hendrik, mama en Marie-Louise, zullen ze zeer mooi weer hebben gehad.
Toen we deze morgen opstonden, zaten we alleen op de camping. Het was al 28°C en ik vreesde een beetje de bekende warmte van Calatayud.
Want we zouden eindelijk nog eens rondwandelen in die stad. Eerst ging het naar het toerismebureau waar men ons allerlei folders en een plattegrond aanbood.
Een legende vertelt dat de stad zou gesticht zijn door een emir Ayyub in 716. Wat wel met zekerheid kon achterhaald worden is dat de naam komt van 'Qal'at Ayyub' (kasteel van Ayub)'. Er zijn dan ook resten van 5 kastelen rond de stad, waarvan we er ooit een hebben bezocht met de kinderen. Ik herinner me onze waanzinnige tocht te voet, de berg op, tijdens de siësta en onder een blakende zon. Uiteindelijk vonden we inderdaad resten van een burcht en een dode hond.
Deze keer zouden we alleen in de stad zelf rondlopen. Van de 'dikke buik'-huizen, zoals de kinderen ze plachten te noemen, zijn er al veel afgebroken. Maar er blijven er nog voldoende over, waarvan er veel leegstaan. Andere zijn nog steeds bewoond: in een van die inzakkende huizen was zelfs een hotel gevestigd. Er was dan ook veel nieuwbouw, ook in het oude stadscentrum. En enkele van die nieuwe huizen begonnen ook al door te zakken. Er moet toch iets zijn met de ondergrond hier.
Calatayud (foto Roger)
Er zijn verschillende kerken in Calatayud, maar ze waren allemaal gesloten tot 18 uur. En de obligate ooievaars troonden weer op hun torens.
Het was inderdaad zeer warm. We gingen dus iets drinken op de Plaza de España, in een drukke bar. Amper 1 euro betaalden we voor een biertje. Het was echter zo heet dat ik al meteen weer begon te zweten toen we de bar buitenkwamen. Ik merkte dat de wandelaars zoveel mogelijk de schaduwkant van de straat uitkozen.
Er zijn enkele paleizen in deze stad en de deuren van een ervan stonden open zodat we een kijkje konden nemen op de inkomhal. Mooi! En zo groot!
(Foto Roger)
Maar ook gewone huizen hebben een grote hall op de begane grond (geleefd wordt er meestal op de verdiepingen).
(Foto’s Roger)
We liepen naar de paseo, aan de rand van de oude stad, waar heel veel volk zat op allerlei terrasjes. De platanen (zo geleid dat hun takken vergroeien en ze een soort afdak vormen) bieden inderdaad een beetje koelte.
Op een bank zag ik een donkere man zitten. Ik had mijn zonnebril op, en door de platanen was het nogal duister. Die man intrigeerde me: hij leek wel een neger maar had geen negroïde trekken. Ik was al heel dichtbij toen ik eindelijk inzag dat het een bronzen standbeeld betrof. Behalve de kleur, levensecht en levensgroot. Een dame die zag dat we het bewonderden, vertelde ons dat het ging om de dichter Marcial, die tegen het einde van zijn leven gek was geworden. Ik ken die poëet helemaal niet, maar het eigenaardige is dat Bilbilis, de Romeinse stad die in de buurt wordt opgegraven (en waar we vorig jaar nog even langsreden), bekend staat voor de dichter Martialis die daar woonde.
En dan was het tijd voor weer een biertje, maar wij kozen niet voor een van de terrassen: in de bars is het meestal nog koeler.
Daar stond de tv aan en we zagen dat het in deze streek op dat ogenblik rond de 37°C was in de schaduw. Warmer dan in Càceres! En zeggen dat ik niet naar Caceres wilde omdat ik vreesde dat het daar echt te heet zou zijn!:-)
We wilden nog wat verder kuieren tot wanneer de kerken zouden openen, en om de plattegrond die we in de oficina de turismo hadden gekregen beter te kunnen lezen, ging Roger zijn bril halen in de auto. Ik zou op hem wachten in een naburig parkje, in de schaduw. Daar kwam een oude vrouw voorbij gewandeld die me aansprak. Ze vond het echt te warm. Binnenshuis was het niet te doen, zei ze, ook al had ze al haar ramen opengezet. Ik antwoordde dat het zomer was en dus normaal, maar ze vond van niet: 'Nee, veel te warm'!
Misschien had ze wel niet gehoord wat ik zei, want toen ze me vertelde dat ze op weg was naar haar 'sobrina' vroeg ik even 'Wat zegt u?'. Ik had dat van die 'sobrina' (of 'sobrino' misschien zoals later zou blijken) wel begrepen, maar ze had er iets aan toegevoegd dat ik niet verstond.
Ze kwam even naast mij zitten en verklapte me dat ze niet goed hoorde. Ik legde uit, zo luid mogelijk, en goed articulerend, dat ik de rest van haar zin niet begrepen had, dat ik niet hier woonde.
'Nee, ik woon ginder,' antwoordde ze terwijl ze de straat aanwees waaruit ze was komen gelopen.
Een echt gesprek leek dus niet mogelijk. We zeiden elkaar 'adios' en ze verdween. Even later kwam Roger eraan. Hij had het snikheet gevonden in de auto. Dat wilde ik wel geloven!
Ik had al wat droog brood gegeten, maar nu kreeg ik echt honger. Roger stelde voor weer naar die eerste bar te gaan en daar iets te gebruiken. Helaas, die bleek gesloten net zoals alle andere bars op de Plaza de España.
Dan maar teruggewandeld naar de paseo. En daar vonden we een open bar die tapas, raciones, en bocadillos aanbood. We namen elk weer een biertje en ik een bocadillo met lomo (mager varkensvlees). Dat bleek een heel groot broodje te zijn, het was toen bijna 18 uur, en ik bedacht dat ik daarmee eigenlijk zou gegeten hebben voor deze avond. Omdat we op de Paseo waren, dacht ik dat het wel eens duurder zou zijn, maar nee, we betaalden 2,6 euro voor de bocadillo (die in feite een hele maaltijd zou kunnen vervangen) en 1 euro voor een biertje.
Roger at weer niets. Ik begrijp niet hoe hij het volhoudt. In feite eet hij slechts twee keer per dag terwijl ik zeker vijf kleine maaltijden nodig heb.
En dan werd het 18 uur. De eerste kerk die we wilden bezoeken, bleek niet open voor het publiek. De tweede was de Colegiata de Santa Maria la Mayor. Een prachtige vroegbarokke kerk.
Maar ondanks het uur was die ook nog niet open. Nu, ik weet al lang dat je in deze contreien de openingsuren met een korreltje zout moet nemen...
Colegiata de Santa Maria (foto Roger)
En ineens stond daar de oude mevrouw van in het parkje voor ons en vertelde ons dat de kerk wel seffens zou opengaan. Ze was vergezeld door een jonge man: was het dan toch een sobrino (neef) waar ze naartoe ging?
Ik ga hier niet de folder overschrijven. Maar ik wil wel even zeggen dat ik het interieur even prachtig vond als de buitenkant. Naar het schijnt zou de kerk dateren van de 17de eeuw en gebouwd zijn op een vroeger heiligdom van de 13de eeuw.
Toen we buitenkwamen, zonder foto's te hebben gemaakt, want fotograferen was verboden, ontmoetten we weer de oude dame die ons vroeg of we het mooi hadden gevonden. Toen ik bevestigend antwoordde, begon ze zelf over de schoonheid ervan: 'bonita, preciosa!'
En weer was ze verdwenen.
We wandelden verder naar de Santo Sepulcrokerk. Een kerk van de 16de eeuw gebouwd op dezelfde plaats als een vroeger heiligdom van de 12de eeuw. In mudejarstijl. Voor de kerk zat een bedelares en in het buitenkomen gaf Roger haar een aalmoes. Hij vertelde me dat, hoewel ze eruitzag als een zigeunerin, ze heel mooie donkerblauwe ogen had. Hij zei: 'Waarschijnlijk nog Visigotische invloed'.
Het was toen bijna 19 uur, we hadden uren rondgewandeld in de stad, met haar huizen die we altijd al zo speciaal hadden gevonden. Ze zijn ofwel vuilwit, ofwel geschilderd in roze, blauw, groen, oker, en een enkele keer, o, wondermooi, in bordeaux. Maar dat was een modern gebouw dat een van de vroegere dikbuikige huizen had vervangen. Wat bewijst dat het ook mogelijk is eeuwenoude huizen te vervangen door iets dat een beetje in het kader past, in plaats van door lelijke appartementsblokken.
Ik heb trouwens ergens gelezen dat mensen die een huis in het oude centrum willen restaureren, subsidies krijgen, als ik me goed herinner, iets meer dan 60.000 euro. Nu, dat lijkt veel, maar ik vermoed dat de meeste mensen toch gaan kiezen voor een flat aan de rand van de stad. Als dat zo is, zullen al die oude, kromme, wankele huizen ooit verdwijnen... Ik vraag me af wat we hier nog aan oude huizen zullen vinden als we over enkele jaren terugkomen. Nu is er al zoveel leegstand.
En nog meer vraag ik me af wat er hier gaande is met de ondergrond.
(Foto Roger)
Dat het hier warmer is dan bijvoorbeeld in Caceres zou kunnen komen doordat Calatayud ligt in een 'kom', omringd door rotsige bergen... Hoewel, Zaragoza is even warm, en als ik me niet vergis is het daar een vlakte. Dus toch maar niet verhuizen naar Roger zijn droomland Aragon? Want in de winter kan het volgens mij hier ook héél koud zijn!
We deden onze boodschappen in een grote supermercado aan de rand van Calatayud, waar we vorig jaar ook onze voorraad hadden ingedaan. En toch duurde het bijna één uur voor we alles hadden gevonden wat we nodig hadden. Het was er superdruk! Iedereen leek wel te winkelen rond dat uur (het was rond 20 uur).
Toen we eindelijk aan de kassa arriveerden, bedacht Roger dat we boter hadden vergeten te kopen (ik weet nu pas dat hij margarine en minarine niet zo fel lust, en boter, dun gesmeerd, kan echt geen kwaad voor het cholesterolgehalte), hij ging er even naar op zoek, en na een poosje vroeg de dame die vlak achter mij stond of ik haar karretje wilde bewaken. Zij had immers ook iets vergeten te kopen!:-)
Daar stond ik met twee winkelwagentjes!
En toen het mijn beurt was, keek ik rond of ik Roger ergens zag. Nee dus, en ik zei tegen de dame die ondertussen er weer bij was gekomen, dat ze mocht voorgaan.
Ze dankte me wel honderdmaal, wilde eerst dat ik toch mijn voorrang nam, maar toen ik haar uitlegde dat ikzelf geen geld bij me had, aanvaardde ze mijn voorstel.
Ik heb ze later weer gezien op de parking en ze zei zo vriendelijk nog eens een bedankje en 'hasta luego!'
We kwamen weer eten voor onze tent: gaspacho – er is niets lekkerder en verfrissender met deze hitte, en daarbij het zit vol groenten – garnalen met look, en yoghurt. Er zijn nu een stuk of 7 kampeergezelschappen op deze camping. Enkele caravans die gisteren leegstonden, zijn nu bewoond, en er zijn een paar mensen op doortocht. Dus een beetje meer lawaai. Maar niet zo erg dat we de natuurgeluiden rondom ons niet horen. Zoals daarnet die pad bijvoorbeeld. Of de wind die ons een beetje afkoelt (het is nu halfeen en nog steeds 30°C en de zon is al lang ondergegaan). En uiteraard de krekels.
4 juli 2009, zaterdag
Ik vergat gisteren nog te vertellen dat we vlak bij een rusthuis in Calatayud een standbeeld vonden dat duidelijk van dezelfde beeldhouwer was als dat ene op de paseo. Ik vroeg aan enkele oude mensen die daar stonden wie het voorstelde en hun antwoord was 'El hijo de los dolores'. Ik weet niet wat of wie ik me daarbij moet voorstellen.
(Foto Roger)
Deze nacht, vlak voor we gingen slapen, rond 1:40 uur, wees de thermometer 26°C aan.
Toen we deze morgen wilden ontbijten, nadat ik voor mij een thermos thee had gemaakt, bleek onze campinggas op. Gelukkig konden we een vervangfles krijgen op de camping of Roger had het zonder zijn koffie moeten doen.
De meeste andere kampeerders waren weg en weer hadden we dus de camping praktisch alleen voor ons. Helaas, na onze uitstap van vandaag bleek dat weer helemaal veranderd. Het was opvallend drukker geworden, en de hele avond bleef de drukte toenemen.
We hebben vandaag door de comarca del Aranda (zijnde een rivier) gereden. De bergen in dus.
Het eerste stadje dat we ontmoetten was Brea de Aragon met zijn mudejar kerk van de 16de en 17de eeuw. We zijn er niet lang gebleven.
Van daar ging het richting Illueca, een bergstadje met 3428 inwoners. Helemaal bovenaan staat een kasteel-paleis. Dat blijkt het geboortehuis te zijn van paus Benedictus XIII, de enige Aragonese paus. Hij heette Luna en dus wordt het kasteel ‘castello-palacio de papa Luna’ genoemd.
(Foto Roger)
Van daarboven had je een prachtig zicht over de stad en op de verschillende soorten bergen rondom. De grijze rotsachtige ronde heuvels, de met boompjes begroeide hogere toppen, de bewerkte rode flanken. De huizen hadden trouwens ook die bijna bordeauxrode schijn. Waarschijnlijk opgetrokken in de plaatselijke aarde en natuurstenen.
(Foto Roger)
Toen we uit Illueca vertrokken, ging de weg op een zeker ogenblik zo steil naar beneden dat ik bang was dat de auto over kop zou gaan. Roger lachte me uit want verticaal was de daling wel nog niet!
Een beetje later kwamen we aan in Gotor. Een dorp met amper 400 bewoners. Te vergelijken met Veulen dus. Ruïnes van een kerk en een klooster die men ging renoveren. Er waren subsidies verleend voor ongeveer 60 000 euro maar dat leek me veel te weinig voor alle werken die moesten uitgevoerd worden. Het klooster werd gesticht om de Islambevolking in het oog te houden, die verondersteld werd zich bekeerd te hebben tot het katholicisme, maar van wie men vermoedde dat dit maar schijn was.
Het dorp zelf bestond uit een wirwar van straatjes met witgekalkte huizen (die vaak wel een nieuw likje kalk mochten krijgen).
Het was toen bijna 15 uur en behalve enkele mannen die we hoorden praten in een bar, was er geen leven te bekennen.
Een volgend dorp was Jarque. Weer een bergdorp waarvan de heel steile straatjes allemaal naar de ruïne van het kasteel bovenaan klommen. Hoe hoger je ging, hoe meer leegstaande en bouwvallige huizen je tegenkwam. Toch enkele abrikozen- en vijgenbomen, en zoals overal trouwens, honderden zwaluwen. Onderaan het dorp liep een rivier (ik weet niet of het de Aranda of de Isuela was), en op de brede oever zaten families te picknicken.
Toen we van het kasteel en de kerk weer naar beneden kwamen, vonden we in de hoofdstraat een bron. Een vrouw die voorbijliep legde me uit dat je er mocht van drinken, dat de bron ontsproot ergens in de bergen aan het kasteel en dat het water via de ondergrond tot daar liep. Ik had vreselijke dorst (hoewel wat frisser dan gisteren, want 'amper' 33°C, was het toch nog zeer warm) maar ik durfde het niet te riskeren van dat water te drinken.
Dan zijn we maar iets gaan gebruiken in het plaatselijk café, waar net diezelfde vrouw buitenkwam. In dat dorp betaalden we echter een halve euro meer per pint dan in Calatayud!
We reden verder naar Calcena. In het dal stonden kersenbomen, en op de flanken van de bergen zagen we hier en daar een verlaten, bouwvallig huis. Ineens dook voor ons het dorp Oseja op. We stopten om een foto te maken: zo schilderachtig was het. We zijn het dorp echter niet ingereden.
Langs een heel smalle bergweg ging de tocht verder. Eerst zagen we nog olijfbomen en perzikbomen op de flanken en in de vallei, maar weldra werd het woester. Praktisch geen bomen meer, donkerrode (eigenaardig, ik noem die kleur van de aarde, van sommige rotsen, rood, Roger vindt dat het bruin is. In mijn ogen trekt het zelfs naar bordeauxrood) en dan grijsgroene rotsen, een bijna maanachtig landschap.
We bleven klimmen tot op een hoogvlakte en dan daalden we weer tot in de vallei van een droogstaande rivier die we begonnen te volgen. Op de flanken van de bergen hadden we weer hier en daar een leegstaand eenzaam huis ontwaard.
En dan kwamen we in een prachtige desfiladero terecht, een soort smalle canyon, met aan beide kanten duizelingwekkend hoge, mooie rotsformaties.
Dan kwam Calcena (waar we niet naar afsloegen, maar ik weet dat het dorp 95 bewoners telt, wat me zeer weinig lijkt volgens het aantal huizen dat ik zag. Waarschijnlijk zijn de meeste huizen dus ook hier onbewoond en bouwvallig).
Verder kwamen we weer tussen rode rotsen terecht, daarna klommen we weer naar grijze rotsen, en daarna kwamen er beboste bergen.
Het kronkelde heel fel en we bleven stijgen en dalen.
Tierga reden we door zonder het echt te bezoeken, maar toen we die stad buitenreden, vergisten we ons even van weg, wat ons de kans gaf een prachtig zicht op de stad te krijgen. Foto dus.
Ik zeg dat we ons vergisten, maar ik zou spontaan die weg hebben genomen. Eva echter voerde ons via een kleinere, kronkelende bergweg naar Mesones de Isuela.
Op weer een hoogvlakte bleek de dorre, rode grond serieus bewerkt: olijfbomen, wijnstokken.
We kwamen aan in Mesones dat ook gedomineerd was door een kasteel.
Gotisch deze keer. We reden er naar toe. Je kon het bezoeken, voor 3 euro. Maar Roger had toch onlangs aan zichzelf beloofd dat hij niet meer betalend een kasteel zou bezoeken!:-)
Van daarboven kon ik goed zien dat ook hier heel veel huizen onbewoond waren, en vele bijna ruïnes waren geworden.
Later reden we door Chades. Leek wel een bijzonder stadje en misschien gaan we er morgen even naartoe; vandaag hadden we immers nog maar weinig tijd want we moesten boodschappen doen en het was al na 18 uur. En ik was zo hongerig! Het brood dat ik had meegenomen was helemaal verhard en daar had ik dus niet veel aan.
Maar ik had het over Chades. We reden door wat leek een stadspoort en kwamen op een ronde plaza terecht. Daarna ging het weer door een soort poort. Ik vermoed dat die poorten eigenlijk alleen doorgangen (onder het een of ander paleis?) naar die plaza (Mayor?) waren.
En we zaten weer in de vlakte. Kwam nog Morata de Jalón (Jalón is de rivier die hier vlakbij stroomt, zie reisverslag van vorig jaar), dat ook een mooi stadje leek. Ook gaan bezoeken morgen?
En uiteindelijk deden we onze boodschappen in Calatayud. De temperatuur was al heel draaglijk geworden: 29°C.
Om 19:55 uur waren we weer op de camping. Ik had zo'n honger en dorst dat ik 3 glazen gaspacho na elkaar uitdronk, en die ijskoude soep viel als een baksteen op mijn nuchtere maag.
Dus wachtten we nog even voor het eigenlijke avondeten. Roger werkte zijn logboek bij aan de hand van mijn notities, we dronken een biertje en aten er enkele olijven bij (ik heel weinig, ook die bekwamen mijn maag niet zo goed). Ik vond een sms-je van Elvira: het huisje dat ze huren in Corsica lijkt nogal afgeleefd te zijn. Ik heb haar geantwoord dat zulke zaken ook hun charme hebben. Ik sms-te nog even naar mama, die prompt antwoordde dat bij hen morgen regen wordt verwacht.
Ik had deze morgen ook nog een sms van Marie-Louise gekregen. Nog niet op geantwoord want ik kan eigenlijk te weinig vertellen via die weg. Maar van Hendrik en Zeger niets.
Na een uurtje of zo (Roger had ondertussen ook zijn foto's opgeladen) voelde mijn maag weer normaal aan. We warmden dus ons hoofdgerecht op: alcachofas con jamon. Lekker. Maar ik had gehoopt dat er alleen artisjokharten zouden in zitten. Helaas, ook bladeren werden gebruikt en ik heb geleerd die alleen 'uit te zuigen'. Ik heb dus heel veel moeten wegsmijten, terwijl Roger alles heeft opgegeten. Doen ze dat hier inderdaad zo? Dat levert dan wel heel veel vezels op!
Deze avond is er een Spaans gezelschap dat vrij veel lawaai maakt. Ik heb de indruk dat het verschillende gezinnen zijn die hun weekend hier samen doorbrengen.
5 juli 2009, zondag
Deze morgen wakker geworden om half negen, door een lawaaierig Frans gezin. Wat deden die druk zeg! Roger sliep nog vast en ik ben dus ook maar blijven liggen uit schrik dat ik hem zou wekken als ik opstond.
Toen we eindelijk uit de tent kwamen, waren de Fransen al vertrokken.
Het luidruchtige Spaanse gezelschap is er nog en er zijn enkele Nederlanders bijgekomen plus een Vlaams gezin.
We gingen Chodes bezoeken, dat dorpje met de ronde plaza. Het was echt niet groot. Meestal witte huizen langs drie straten die via een portaal op de ronde plaza uitgaven, een andere klein plein met wat straten errond en hier en daar een geschilderd huis (geel, blauw, groen en roze). Op het mooie ronde plein, een mudejar kerk en de ayuntamiento. En mensen die voor hun deur in de schaduw van hun huis zaten.
Zelfs geen bar.
Chodes (foto Roger)
Van daar ging het naar Morata de Jalón, waar op de Plaza de España, waar verschillende mannen stonden te keuvelen, vooral het paleis opviel dat aansloot bij de kerk Sint Anna (die pas gesloten was). Vrij smalle straten met weer overwegend vuilwitte huizen. Het was er wel vreselijk warm. Hoewel de thermometer amper 34°C aangaf, had ik de indruk dat het nog warmer was dan in Calatayud.
Een pintje in een van de bars was dan ook zeer welkom. Rond 14 uur verdwenen de keuvelende mannen een voor een. Middagmalen?
Morata de Jalon (foto Roger)
Na onze dorst gelest te hebben, reden we verder, door de bergen. De dorre grond was bewerkt: olijfbomen, fruitbomen. Hier en daar zagen we een geïsoleerd huis in de vallei van de Grio. Maar een enkel van die alleenstaande huizen bleek nog bewoond.
Een dik kwartiertje later kwamen we aan in Santa Cruz de Grio. Heel smalle straten, weer witte huizen en helemaal bovenaan de San Blaskerk. Het was duidelijk het uur van het middageten, want er was niemand meer op straat. En het was heet!
Weer reden we verder. We hebben deze twee laatste dagen echt gereisd op Roger zijn manier: van de ene stad naar het andere dorp en ik weet nu al dat ik al die plaatsen later door elkaar zal halen.
Maar nu weet ik het nog even (ik neem natuurlijk notities onder weg).
We hielden even halt vlak na het dorp Inoges, om een foto te maken. Buiten de krekels was het volledig stil. En er waaide een lauwe wind.
Na nog vijgenbomen reden we door een vrij groot naaldbos en daarna, na El Frasno, de autosnelweg op richting La Almunia de Doña Godina.
Dat is een stadje waar we nu al zo vaak (en ook vorige jaren) een aanwijzing naartoe hadden gezien en dat we nog nooit hadden bezocht. Er zou een mooie kerk staan, met een mudejartoren en een grote groene koepel.
We wandelden even in de lange, soms vrij smalle straten, met weinig zijstraten, in de richting van de kerk die we in de verte hadden gezien. Weer vrij veel volk op straat en warm!!!
Een ooievaarsnest op een fabriekstoren, ooievaars die over de stad vlogen. Op een zeker ogenblik zei Roger dat hij het te warm vond. Dat ben ik niet gewend van hem, maar ik was blij. Ik vond het gewoon niet te doen, de hitte. We hebben de kerk dus niet van dichtbij gezien maar ze zou toch gesloten zijn geweest.
We kwamen terug naar de camping, dronken een biertje, Roger sliep een beetje, ik las wat. En nog steeds was het zo heet. Als de zwaluwen niet zo hoog vlogen, ik zou denken dat er onweer op komst is, want het is echt een drukkende warmte en er zijn veel insecten.
We hebben nu pas gegeten (gemengde sla met fetakaas, groentesoep en patatas al la Riojana) en gaan een glaasje wijn drinken.
Camping Saviñan (eigen foto)
6 juli 2009, maandag
Toen we deze morgen voor vier nachten gingen betalen, kregen we 15% korting, plus nog een fles wijn en een fles fris water cadeau. Eigenlijk is bijna alles positief aan deze camping. De percelen krijgen meestal voldoende schaduw en daar waar het niet het geval is, zorgen afdakjes dat je toch niet in de volle zon hoeft te staan. En de uitbaters zijn supervriendelijk.
Ik schreef vorig jaar al dat de camping bestaat uit in een ronde berg uitgehouwen terrassen. Dat maakt wel dat het serieus klimmen is van aan de receptie tot aan de laatste 'straat'.
We vertrokken richting Zaragoza en kwamen dus weldra in een immense vlakte terecht. Een enorm contrast met de grijze bergen die ons net daarvoor nog omringden.
Weer vlogen er verschillende roofvogels boven ons. En kort daarop dook een nieuwe bergketen op, met honderden windturbines op de toppen. En tussen al die draaiende wieken troonde een Osborne-stier, ontdaan van zijn reclame.
Na Zaragoza ging het richting Huesca. De heuvels en de vlaktes wisselden elkaar af. We sloegen deze keer niet af naar Huesca maar reden verder naar Jaca. Voor ons doken weldra de eerste ketens van de Pyreneeën op.
De temperatuur die vlak daarvoor opliep tot 27°C daalde meteen tot 23°C en de weg liep door enkele tunnels dwars door rotsen. Daarna zaten we op een berg waarvan het groen doorspekt was door gele vlekken. Bloemen die ik niet ken. In de verte zicht op bijna zwarte bergketens met de meest grillige vormen.
We luisterden ondertussen naar de radio en het valt ons op dat we steeds meer gaan begrijpen. Weer nemen we het voornemen om thuis elke dag even naar het journaal in het Spaans te luisteren.
Iets over 13 uur kwamen we in Jaca aan.
De eerste camping die we vonden, en waar we jaren geleden nog verbleven, Roger denkt in 1986, leek ons te vol. De tweede stond ons meer aan. Ruim, netjes, weinig kampeerders, wel ook weinig schaduw maar met rond de 25°C was dat niet echt een bezwaar.
Nadat we in een mum van tijd geïnstalleerd waren, aten we wat en voelden we een paar regendruppels vallen. In de bergen rondom ons donderde het.
Camping in Jaca (foto Roger)
Daarna reden we naar Jaca. Ik herinnerde mij ons vorig verblijf niet meer maar terwijl we door de mooie oude stad kuierden, kwam alles terug. Het fort gebouwd ten tijde van Filips II, de prachtige Romaanse kathedraal met zeer mooie (zij)altaren, de torre del reloj, de mooie balkons aan de huizen...
Uiteraard dronken we nog een paar biertjes en Roger nam een stukje morcilla.
Citadel van Jaca (foto Roger)
Kathedraal van Jaca (foto Roger)
Daarna deden we nog boodschappen en kwamen bij de tent eten. Weer gaspacho, voor Roger in olijfolie gebakken mosselen met ui en look en voor mij asperges met haring in dillesaus. Daarbij nog wat notenbrood.
Er kwamen nieuwe kampeerders aan, die hun caravan niet gekeerd kregen om ze op hun perceel te zetten. Roger dacht dat ze het gemakkelijker zouden hebben als ze rondreden. Ik legde hen dat uit en de vrouw: 'A, si, dar la vuelta!'. Dat was een van de eerste uitdrukkingen die ik in het Spaans leerde en nu kon ik er zelf niet op komen!
Maar uiteindelijk kregen ze van de campinguitbater een lange kabel zodat ze zich op een gemakkelijker bereikbare plek, een beetje verder van de elektriciteitsleiding, konden zetten, Ze vertelden ons nog dat ze op weg waren naar Lourdes. De vrouw heette immers Lourdes en wilde wel eens haar 'patroonheilige' bezoeken.:-)
We hebben van hieruit (we zitten op een heuvel) een prachtig zicht op de stad aan de ene kant en op de hogere bergen aan de andere kant. Roger ging daarvan nog een aantal foto's maken en daarvoor kwam zijn nieuw statief, dat hij vorige kerst van mijn zus Béatrice had gekregen, heel goed van pas.
(Foto Roger)
Ik schrijf nu wel haar officiële naam, maar in feite wordt mijn zus meestal Bie genoemd, en zij is het die samen met mij dat laatste boek 'Bruce, 17 maanden uit mijn leven' schreef.
Het koelde echter snel af, we zitten hier immers op een kleine 1000 meter hoogte en ik schrijf dit weer in de auto. Voor ons zien we bliksemschichten in de bergen.
7 juli, dinsdag
Deze morgen hebben we Spanje verlaten. Toen we van de camping naar de stad reden, merkten we dat de weg werd geasfalteerd (want hij was inderdaad nog niet verhard).
Het was amper 19°C en fel bewolkt. Een poosje volgden we de rio Aragon die praktisch volledig droog stond. En dan zaten we weer tussen de donkere bergen die omhuld werden door wolken.
Om 10 voor 12 reden we de tunnel de Somport in en toen we er 8 kilometer verder weer uitkwamen, zaten we in Frankrijk. En daar werd het dalen, bijna een uur aan een stuk.
Op de radio hoorden we een interview met een auteur die Denis Tilinac of Tilignac heet. Die man verkondigde zaken waar Roger en ik het vaak mee eens waren: ik zal eens moeten opzoeken wie dat precies is.
Later was er een wetenschappelijke uitzending over vogels. Naar het schijnt kunnen grote vogels (roofvogels bijvoorbeeld) tot 40 jaar en ouder worden, kleine vogels (mussen bijvoorbeeld) tot 20 jaar.
Het was koud: 16°C en zeer bewolkt. Zodra we de Pyreneeën hadden verlaten, steeg de temperatuur soms even tot 20°C, maar het was telkens maar van korte duur. Na een poosje begon het zelfs te regenen, maar ook niet zo lang.
De landschappen volgden elkaar weer op: groene heuvels, zonnebloemen, bosjes, dorpjes, valleien, rotsen. We reden voorbij de afslag Rocamadour. Praktisch de hele tijd hebben we op de snelweg gereden, en dus weer rond de 20 euro aan péages betaald.
Om 17:45 kwamen we aan in Brive La Gaillarde, waar we hoopten een camping te vinden. Helaas, de stad stond ons zo niet aan: te druk, te groot. Dus reden we verder naar Tulle, waar we eerst onze boodschappen deden. Daarna zochten we de camping die aangegeven werd. En vonden hem nadat we het bijna gingen opgeven.
Omdat er niemand op de receptie was, installeerden we ons maar. De camping stond me wel aan: aan de oever van de Corrèze, ruime plekken. Wel bijna geen schaduw, maar met de 16°C die we hadden en de donkere wolken had dat niet veel belang.
Na het eten zijn we weer in de auto komen zitten. Op een zeker ogenblik zagen we boven de bossen op de andere oever van de rivier tientallen kraaien rondvliegen.
Op deze camping zijn nog een paar ouderwetse Franse wc's, 'hurktoiletten' dus!
Hurktoilet te Tulle (foto Roger)
8 juli 2009, woensdag
Deze morgen ging ik de camping betalen. De receptioniste vertelde me dat er deze nacht mensen met een caravan waren aangekomen, die voor 7 uur deze morgen al weer vertrokken waren, zonder te betalen. 'C'est pas correct!' vond ze. Vind ik ook niet. Ze vertelde ook dat het tot eergisteren heel warm was geweest.
We volgden een poosje de Corrèze en zijn groene, beboste oevers. Dan slingerde de weg zich rond de berg tot op een hoogte waar we een heel mooi zicht hadden op de vallei.
Het was rustig rijden, deze keer niet via die toch wel saaie snelwegen.
We hielden even halt in Egletons om wat brood te kopen, gingen daarna even picknicken. Daarna dommelde ik even in en toen ik wakker schoot, zaten we in de Creuse.
Een lieflijk, golvend groen landschap. We reden door Felletin, dat ons een mooi stadje leek, passeerden langs gezellige dorpjes. Om iets na 14 uur reden we de Auvergne binnen, departement Allier.
De temperatuur die deze morgen amper 15 à 17°C haalde, was opgelopen tot zo'n 23°C. Op de radio luisterden we naar een wetenschappelijke uitzending over het treinwezen en over een dier dat 'paresseux' heet en in het Nederlands ‘luiaard’.
We reden door een dorp dat 'Meaulne' heet en daar was een 'salle Alain Fournier'. Zou Alain Fournier zijn Grand Meaulnes naar dat dorp genoemd hebben?
Na 15 uur reden we de Berry binnen, departement Cher. Hier bleken de vele zonnebloem- en graanvelden nog niet geoogst.
De opklaringen begonnen elkaar vaker op te volgen en toen we Saint-Amand-Montrond bereikten, was het zelfs zonnig. Dat stadje stond ons wel aan, en toen ik een aanwijzing naar een camping municipal zag, reden we die richting op.
En hier zitten we nu, voor onze tent. Ons perceel is heel ruim, is omringd door haagjes en er staan twee enorme bomen die voor de nodige schaduw zorgen.
(Foto Roger)
Onze buren (die nu weg zijn, ze waren net aan het inpakken) vertelden ons dat het hier gisteren heel fel heeft geonweerd...
Ik heb al verschillende keren ge-smst naar de kinderen. Elvira heeft geregeld geantwoord, maar van de jongens niets. Soms kan ik het dan niet laten: ik maak me zorgen.
9 juli 2009, donderdag
Grijze dag vandaag. En niet echt warm: de temperatuur heeft amper 24°C bereikt. Maar mama sms-te daarnet dat het bij ons maar 18°C is!
Deze morgen reden we naar het centrum van Saint-Amand Montrond. Bij het binnenkomen van de stad merkte Roger een wegwijzer naar de ‘forteresse de Montrond’. Uiteraard wilde hij daar eerst naartoe.
(Foto Roger)
We kwamen terecht in een schaduw- en vogelrijk park, met op een hoogte overblijfselen van een kasteel van de 13de tot de 17de eeuw. We zagen dat er om 16 uur een geleid bezoek zou zijn, maar Roger had zichzelf beloofd geen kastelen meer te bezoeken als het betalend was.
Toen we het park buitenkwamen, werden we aangesproken door een man die ons sprak over dat geleide bezoek. Hij bleek een van de drie werknemers te zijn van de Centre d'histoire et d'archéologie de Saint-Amand (afgekort: CHISA). Hij begon ons heel het verhaal van het kasteel te vertellen, dat destijds onder andere bewoond werd door de familie Sully en later de prinsen van Condé. Naar het schijnt is het gebouw in de 17de eeuw verlaten, diende de plek dan eerst als steengroeve en werd de site in de 19de eeuw ingericht als wandelpark. Daarvoor werden de resten van het kasteel volledig volgegooid.
In de jaren 70 ontdekten enkele jongeren een paar resten van muren, ze kregen de toelating om zoveel mogelijk bloot te leggen, en die werken gaan nu nog steeds door.
We mochten in een tentoonstellingzaal van het lokaal, dat de CHISA had gekregen van de stad, gaan kijken naar archeologische vondsten tijdens de opgravingen en blootlegging, naar een reconstructie van het oorspronkelijke kasteel enz.
Daar werd ook een boek verkocht over al die dingen en dat vond ik wel interessanter dan een geleid bezoek (vermits we toch al alle uitleg hadden gekregen). Het kostte ons 20 euro. Ik wilde er nog twee gravures bij kopen, die de ruïnes voorstelden, maar die kregen we cadeau.
Daarna ging het naar de stad zelf, die ons een beetje deed denken aan Eymet. Alleen hebben de straten hier geen dambordpatroon.
Het was toen rond half twee en weer waren aan bijna alle vuilwitte huizen de luiken gesloten.
Saint-Amand-Monrond (foto Roger)
Ons viel wel het contrast op tussen de kleine huizen aan de rand van de stad, vlakbij onze camping en de grotere huizen in het centrum. Eerst liepen we wat rond in de buurt van het stadhuis dat in een vroegere kerk is gevestigd.
We bezochten de Saint-Amandkerk, Romaans met gotische accenten. We staken de Marmande over die zich hier in de Cher werpt. En we zagen een heel mooi gebouw waarvan wij dachten dat het een fabriek was uit de 19de eeuw.
Een office de tourisme zou ons daar meer hebben kunnen over vertellen, maar net dat vonden we niet.
We kwamen even terug naar de camping en daar hebben we wel tien minuten voor de slagboom gestaan. Normaal wordt die bediend door de verantwoordelijke, maar die bleek niet in de receptie te zitten. Maar kom, uiteindelijk geraakten we binnen.
We aten wat en reden weer naar de stad voor boodschappen en om te tanken. Tijdens onze boodschappen kochten we ook een gids over de Berry.
We brachten onze boodschappen naar de camping, en weer moesten we wachten voor de slagboom!
Ondertussen lazen we wel in onze nieuwe gids waar de 'office de tourisme' zich bevond. We gingen er naar toe. Heel gemakkelijk was het wel niet vinden.
En heel veel hadden ze ons niet te bieden. Afijn, we gingen kuieren in de historische stad. Veel mooie renaissance- 'hotels particuliers', enkele huizen nog in vakwerk, een museum dat vroeger klooster en zelfs gevangenis was geweest, en hier en daar in de stad mooie sculpturen.
En... Dat mooie gebouw waar wij een fabriek van maakten, bleek een overdekte markt!
We kwamen uiteindelijk terug naar de camping om er te eten, en, geloof het of niet... We stonden weer voor die slagboom!
Deze avond aten we een sla van wortelen en knolselder en runderniertjes in madeirasaus met gebakken aardappelen. Ikzelf heb eigenlijk niet van de niertjes gegeten (ik lust die alleen als ze heel klein zijn gesneden én goed gebakken, en dat was niet het geval). Eerst at Roger nog wat lottelever. Alleen het zicht vond ik al walgelijk!
Gisteren avond merkten we dat we hier toegang hadden tot het internet. Ik heb nog even naar de jongens gemaild (Elvira zit in Corsica) en vandaag kreeg ik even antwoord van Zeger. Van Hendrik nog steeds niets. Is hij al op reis vertrokken?
Ook gisteren avond, maar wat later, werden we aangesproken door enkele Marokkaanse jongeren. Of we een briefje van 5 euro konden wisselen, zodat ze blikjes drank uit een automaat konden halen. Roger en ik vroegen ons af of die wel op de camping verbleven...
Deze avond zijn we even de camping (hoe groot!) gaan verkennen (en hebben de automaat gevonden). Eigenlijk kun je hier langs alle kanten binnen mits een beetje klimmen en wat lenigheid.
En er zijn heel veel kampeerders. Alleen zijn de percelen zo geschikt en ingericht dat je daar weinig last van hebt.
Het is nu 23:10 uur. Roger wil nog een foto maken van het hurktoilet. Binnenkort behoort dat soort wc's inderdaad misschien voor goed tot het verleden.
En daarna gaan we misschien in de auto zitten, want het is voelbaar kouder dan gisteren.
10 juli 2009, vrijdag
Ik vergat gisteren te vertellen dat we Franstalige Belgen als buren hadden gekregen. Franstaligen die gaan kamperen, dat zie je niet vaak. We hebben echter geen contact met hen gehad en deze morgen waren ze al weg voor wij opstonden.
Ik heb deze morgen ons perceel eens afgelopen. Het was ongeveer 17 meter op 11, dus zo'n 187 m². Daar kun je al een groot appartement in onderbrengen!
Deze avond zitten we in Saint-Thibault, onder Sancerre, en ons perceel is veel minder ruim. Ik schat zo'n kleine 100 m². De haagjes die de percelen scheiden zijn ook minder hoog en minder dicht dan in Saint-Amand-Montrond, en er zijn nogal veel kampeerders, waardoor je minder een gevoel van privacy hebt. Nu, vergeleken met wat men aangeboden krijgt in veel Spaanse campings, zijn we nog heel ruim gelogeerd. Hoewel we dit jaar niet hebben mogen klagen van te kleine ruimten in Spanje. Ik denk dat de camping van Tordesillas de kleinste plekken bood, maar daar zaten we echt op onszelf.
We zouden deze morgen naar Bourges vertrekken. Ik denk dat we daar in 1983 het laatst waren. Ik wilde graag de kathedraal bezoeken (die hadden we toen niet gezien, we hadden de enkele uren die we er doorbrachten besteed aan een bezoek aan het paleis van Jacques Coeur).
We reden afwisselend door loofbossen en weidse vlaktes. Graanvelden en zonnebloemvelden wisselden elkaar af, en aan de randen groeiden hier en daar klaprozen. In sommige velden waren pikdorsers aan het werk: de oogst. Blijkbaar veel later dan in Spanje.
Een half uurtje na ons vertrek zagen we aan de horizon de kathedraal van Bourges opduiken. En even later reden we de stad binnen. De camping vinden was kinderspel: we zouden de hele middag hebben om in de stad te kuieren. De donkere wolken van 's ochtends hadden plaatsgemaakt voor de zon en enkele witte wolken en van 18°C was de temperatuur gestegen tot 20°C. Niet echt zomers, maar te doen.
Helaas, tijdens onze inschrijving bleek dat ze geen elektriciteit leverden aan tentbewoners. Dus schreven we ons niet in en reden verder naar Sancerre.
We passeerden Les Aix d'Angillon en een blik op de kaart bevestigde wat ik dacht: we waren niet ver van La Chapelle d'Angillon, waar Le Grand Meaulnes zich afspeelt.
Het landschap werd nu lichtgolvend en vertoonde mooie groene, bruine en donkergele schakeringen. Veel wijngaarden.
Kort daarna zagen we Sancerre op een heuvel voor ons liggen. Heel mooi. We reden er naartoe en vonden het Office de Tourisme waar we enkele brochures kregen. De camping bevond zich een beetje verder, in Saint-Thibault, aan de Loire, waarvan je enkele roosachtige strandjes zag.
Toen we ons daar om 13:35 wilden inschrijven, zei de verantwoordelijke dat de receptie in feite gesloten was van 13 tot 16 uur. Maar kom, ze wilde ons nog wel registreren.
Op een klein halfuurtje waren we geïnstalleerd en we aten wat onder de acacia's. In de bomen zingen nu al heel de tijd tientallen vinken.
Daarna wilden we naar Sancerre vertrekken. Helaas, de receptie was dus gesloten en de slagboom ook. We zaten hier vast tot 16 uur. Roger was heel slecht gezind. Ik maakte van die tijd gebruik om wat te lezen.
Om iets over 16 uur konden we eindelijk vertrekken. Tussen hier en Sancerre zagen we voor ons, achter ons, links en rechts van ons, niets dan rechte rijen wijnstokken.
Sancerre is een prachtig stadje, met veel eeuwenoude huizen in de smalle klimmende straten. Jacques Coeur blijkt er ook een huis gehad te hebben, en een legende vertelt dat er een onderaardse gang liep van daar tot in Bourges (is het wel een legende? Want ik weet dat zulke onderaardse gangen in sommige steden echt bestaan, ze geven zelfs uit op de kelders van sommige huizen).
Vanop sommige plekken in de stad heb je een prachtig uitzicht op de omgeving. Maar... Wat een toeristen! Veel te veel naar mijn zin!
We kuierden een goed uurtje en dan was het al tijd voor onze boodschappen.
Toen we rond 18:30 weer aan de camping aankwamen, bleek de slagboom weer dicht. De verantwoordelijke zat weer niet op de receptie. Ik vond haar in het sanitaire gebouw en ze verwees me naar een kampeerster aan het begin van de camping die de sleutel bezat. Hadden we dat vroeger geweten, dan waren we al veel vroeger vertrokken deze namiddag.
Ik kreeg zopas een sms van mama: met mijn nicht Sabine gaat het redelijk goed. En Marie-Louise sms-te ook, onder andere dat ze weldra hoopt te kunnen beginnen aan een bespreking van mijn boek 'In de schaduw van de moerbeiboom'. Ik heb haar gezegd dat ze heel streng moet zijn!
Zeger heeft een kort smsje gestuurd, maar nog steeds niets van Hendrik. Ik maak me echt zorgen, maar Roger vindt dat ik toch niet meer moet sms-en.
Het is nu (20:30 uur) ongeveer 19°C en het waait een beetje. De grijze wolken zijn wel verdwenen maar echt aangenaam weer is het niet: ik vrees dat we straks weer in de auto kruipen.
Normaal gezien gaan we morgen naar huis.
Ik las daarnet in een krant dat in Bourges bepaalde wijken elke avond last hebben van ravenoverlast. Zouden die zwarte vogels 's avonds in Tonnerre en in Tulle ook raven zijn geweest en geen kraaien zoals Roger dacht?
11 juli 2009, zaterdag
Vandaag was het niet echt warm: we zijn van 20°C bij ons vertrek uit Sancerre, gegaan tot maximum 22°C in de Champagne en minimum 15°C in de Belgische Ardennen.
Want we zijn dus naar huis gereden. Vertrokken rond 11 uur deze morgen, na een rustig ontbijt en nadat we op ons gemak hadden ingeladen. Het is telkens zo: tegen dat we naar huis gaan, hebben we de routine te pakken en lijkt al onze bagage veel beter in elkaar te passen in de auto.
En toch hadden we weer, zoals altijd, veel meer in te pakken dan bij het vertrek vier weken geleden. Nee, we brengen geen kisten wijn mee, maar we hebben de laatste week wel een hele zak vuile kleren erbij gekregen, en enkele kant en klare gerechten die we nog eens wilden eten, maar die achteraf bleken te veel van het goede te zijn.
Zelfs Roger, die toch een vrij grote eter is, lukt het niet alles te verorberen wat ik als menu voorzie wanneer we onze boodschappen doen. Gisteren avond bijvoorbeeld had ik, na ons aperitief met tomatensap (een hele liter), voorzien: latuwharten met fetakaas, broodkorstjes met look en vinaigrette; voor Roger een linzenschotel en voor mij tonijn met worteltjes in tomatensaus; en achteraf nog wat fruit. We hebben alleen het sap opgekregen, de sla en het fruit.
En eigenlijk was ik blij dat we onze ‘hoofdschotel’ over hadden: daar hebben we deze avond, thuis, gebruik van gemaakt. Moest ik weer even niet koken. Het was zelfs nog gemakkelijker dan op een camping vermits ik hier de microgolfoven kon gebruiken.
We vertrokken dus uit die camping waarvan ik de sanitaire voorzieningen niet echt zo proper vond (en toch ben ik absoluut niet moeilijk op dat gebied). Ik had er nog niets over geschreven, want ik had al een vermoeden waardoor dat kwam. En deze morgen werd dat volgens mij bevestigd. Ik heb op de tijd dat we er waren een enkel personeelslid op de camping gezien: die verantwoordelijke die ons nog wel wilde inschrijven hoewel het al over 13 uur was. Ze maakte zelf de toiletten, de wastafels, de douchen schoon, ze ledigde de vuilnisbakken, enz. Als ze inderdaad helemaal alleen staat voor het runnen van heel de camping, dan verklaart dat, buiten de niet altijd zo nette sanitaire voorzieningen, onder andere ook het feit dat soms de hefboom niet openging. Toch jammer dat we gisteren niet wisten dat we ons ook konden richten tot die ene kampeerster! Dat had de verantwoordelijke ons misschien toch even moeten zeggen toen we ons inschreven!
Onze Nederlandse buren waren nog net niet aan hun ‘jeu de boule’ bezig toen we vertrokken. Ik merkte dat op omdat het wel leek of ze al hun tijd daarmee doorbrachten. En ze gingen er nogal in op!
En wij reden na een paar minuten over de Loire, richting Parijs, met de bedoeling in Montargis af te slaan. Het was niet echt zonnig en de strandjes leken me niet meer zo rozig.
We hadden gehoord op de radio dat de wegen heel druk zouden zijn en wilden zeker niet in een file komen vast te zitten!
Maar ook in Frankrijk zijn er blijkbaar veel meer snelwegen dan onze oude landkaart weergeeft: we weken in Montargis inderdaad uit richting Troyes, maar bleven op een snelweg rijden. Even gingen we eraf, en reden dwars door Courtenay. Het was weer rond de middag en je zag, zoals gewoonlijk, alle mensen rondlopen met een 'baguette' onder hun arm. Gaan ze echt nog steeds twee keer per dag brood kopen in dat land, net zoals ik het heb meegemaakt bij Marie-Josée in 1967? Rond dat uur waren de meeste luiken nog open.
Na Courtenay kregen we weer golvende velden en weiden zover als het oog reikte. Het graan leek nu bijna op alle plekken geoogst. Wel heel mooi, maar een zekere eentonigheid maakte dat ik toch liever zin had om een beetje te lezen. En te dromen.
Nu, dat dromen was geen goed idee. Ik begon te denken aan het werk dat mij thuis zou wachten. Uitpakken, alles wegbergen, was sorteren, wassen, BTW-aangifte doen voor mijn vertalingen, mails sorteren en desnoods beantwoorden, post sorteren en facturen inschrijven en betalen, schoonmaken, enz.
Gelukkig kreeg ik een sms-je van Elvira: ze zijn nu in Corsica (heel toeristisch volgens haar, en op slag heb ik minder zin om daar eens naartoe te gaan) én ze hebben het goed.
Ik sms-te terug, en ook meteen naar Zeger. Vermits het duidelijk was dat we deze avond thuis zouden zijn, mocht hij gerust afkomen. Maar hij antwoordde dat het niet zo’n goed idee was. Tja, andere afspraken zeker, dat is normaal.
Ook naar Hendrik stuurde ik een sms-je. Deze avond heeft hij geantwoord. Toen had ik al gezien, bij onze thuiskomst, dat hij wel degelijk de kampeerspullen die we hadden klaargezet was komen halen, en ik voelde me al gerustgesteld nog voor ik zijn bericht aankreeg.
Maar we naderden dus de afrit naar Saint-Florentin en Villeneuve-l’Archevêque. Herinneringen!
Saint-Floretin was destijds de stad waar we meestal onze eerste nacht doorbrachten; op een vrij grote camping op de oever van een rivier... Waar me nu de naam van ontsnapt. En tijdens een van de laatste reizen met de ‘kindjes’ verbleven we in het terugkomen in Villeneuve en gingen we er eten in een restaurant dat gerund werd door Nederlanders en dat zich bevond in een oude molen.
Deze keer sloegen we naar geen van de twee plaatsen af. Eva leidde ons richting Reims, nog steeds via de snelweg. Vroeger koos ik altijd een gewone weg die op het eerste gezicht zelfs korter leek, maar ik denk dat Eva gelijk had. Hoewel de snelweg heel wat kronkelingen maakte, en Roger zich soms afvroeg of we wel juist waren omdat hij de indruk had dat we weer naar het zuiden of het westen reden, was het in tijd zeker korter dan langs gewone wegen.
Maar ja, vroeger speelde ook het geld een enorme rol, want kinderen, en zeker studerende kinderen, kosten veel geld. Tolwegen zijn echt duur. Elke keer dat we moeten betalen, bedenk ik wat we wel allemaal hadden kunnen doen met dat geld (vandaag weer bijna 25 euro).
En daarbij... snelwegen zijn eentonig.
Het was mooi, de Champagne, dat wel. Nu de meeste velden geoogst waren, leek het landschap soms op een woestijn, ware er niet de soms groene toetsen van bosjes en weiden, én de rode accenten van klaprozen die hier en daar langs de weg groeiden. En dan vergeet ik nog dat we af en toe een veld zonnebloemen zagen, zo immens groot!
Rond half drie sloegen we weer af naar de snelweg richting Charleville-Mézières. De grens naderde, en ook het einde van de reis! Om precies 15:43 reden we België binnen. Maar, o wee, het leek wel of de grenspaal de temperatuur determineerde: ineens daalde die naar 15°C!
We hadden al even halt gehouden, maar nu, afijn, een uurtje later, zouden we echt stoppen om wat te eten. Wie mij kent, weet dat ik al lang wat brood had opgepeuzeld tijdens de reis, dus ik at echt niet veel tijdens onze picknick. Ik vond het trouwens ijskoud op die aire de repos. Ik zag mensen die zaten te picknicken in hemdsmouwen of, voor de vrouwen, in T-shirt. Ikzelf had een trui aangetrokken.
De snelweg naar Luik was nogal druk. We passeerden een afslag naar La Roche en ik herkende het typische landschap van de Belgische Ardennen. Zachte heuvels, koeien, lieflijke dorpjes.
Om kwart voor zes kwamen we thuis aan. En dan werd het pas heel druk! Uitpakken, opruimen, wassen, post nakijken, facturen betalen, mails nakijken (meer dan 600!) en sommige beantwoorden, mama bellen, enz.
Ben ik dan toch meer geschikt voor een zwervend leven?
Ik zag geen auto staan bij Marie-Claire. Veel later zag ik even Nele rondlopen, maar toen ik haar wilde toeroepen, was ze alweer verdwenen. Ik vermoedde dat Marie-Claire wel zou verontrust worden als ze licht en beweging zag hier in huis, maar het werd zo laat na het uitpakken, opruimen, wassen, post nakijken, facturen betalen, enz. dat ik niet meer naar haar toe durfde te gaan.
Wat ik wel deed, was geregeld voor ons venster paraderen: zo, dacht ik, zou ze wel zien dat wij het waren die het licht hadden aangedaan.
Maar dat hielp niet (eigenlijk des te beter): de zo lieve en trouwe Marie-Claire had argwaan en kwam aankloppen, met Nele en Ben. Alleen Nele en Marie-Claire wilden binnenkomen.
We hebben nog even gebabbeld. Nele heeft een heel goed resultaat behaald. Marie-Claire heeft gisteren Hendrik onze sleutel geleend, en Kim is op tentvakantie in Frankrijk: in de Provence, waar Hendrik ook naartoe is.
Ik heb een mail gevonden van mijn zus: Nadia is geslaagd. Nog alleen haar thesis dus!
O ja, dat vergat ik nog: in elke stad van Aragon werd wel één straat genoemd naar Ramon y Cajal. Ze zijn daar blijkbaar heel fier op hun nobelprijswinnar!
En... die zwarte vogels waren wel degelijk kraaien: Roger heeft het opgezocht op internet en we herkenden hun gekraai.
Roger vertelde me ook dat hij die ‘eenzaat’ uit Plasencia eens had zien rijden in een dure Mercedes SUV met Britse nummerplaat.
En mijn voet... Daar heb ik de laatste week niet meer aan gedacht: als ik al een ‘doortrapte voet’ had, dan is die al een poosje genezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten