Eindelijk lessen Nederlands!
In het vijfde leerjaar kregen we eindelijk lessen Nederlands (nog een “prijsboek” meer voor mij, en eindelijk een dat me zou wakker schudden!)
Ik had naar die lessen uitgekeken, want ik besefte maar al te goed, na onze zes maanden in België, dat mijn Vlaams achteruit was gegaan. Ik mocht dan al geloofd worden voor het mooie Frans dat ik sprak (wat niet enkel aan de mooie uitspraak van papa lag, maar ook aan het feit dat we bijvoorbeeld bij de gidsen een Franse leidster hadden, en dat onze leerkrachten - waarbij één Franse - echt een zuivere taal spraken), ik zou het vreselijk gevonden hebben als ik Marraine ooit niet meer echt kon begrijpen.
Het ging vlot! Vrij snel kwamen alle woorden terug die ik ooit had gekend, en daar voegden zich nieuwe woorden bij.
Eens lazen we een tekst over een jongetje dat zich verslapen had, bijna te laat op school aankwam en de titel luidde: “Bijna te laat”.
Mijn vriendje Jean-Marie, een pure Waal, mocht als eerste de tekst lezen, en ik had moeite om niet in de lach te schieten toen ik hem hoorde zeggen: ‘Bisjna te laat’.
Ik zat dus in het vijfde leerjaar, en toch heb ik daar voor mezelf een bedenking gemaakt die me nu nog heel logisch lijkt (en die me later zou van pas komen toen ik zelf les gaf): waarom liet de juf hem die tekst lezen voordat zij hem zelf had voorgelezen? Waarom had ze niet eerst uitgelegd dat een “ij” in het Nederlands anders wordt uitgesproken dan in het Frans?
Dus, die flater van Jean-Marie vond ik heel normaal! Ja, maar waarom was ik dan vroeger, toen ik nog maar amper Frans sprak, toch zo bang geweest om vergissingen te begaan?
Wel, bedacht ik toen, ik wilde vooral mijn papa plezieren die zoveel belang hechtte aan dat Frans. En, misschien was dat zelfs de voornaamste reden, ik had het gevoel dat die taal veel belangrijker was dan het Vlaams van Marraine. En, zo redeneerde ik, hoe belangrijker een taal, hoe meer zorg je eraan moet besteden!
Een andere keer werd de Nederlandse les gegeven door een "gastleerkracht", namelijk de pastoor van Matadi, pater Marcel Inghels. Een franskiljonse Gentenaar, die veel later een van mijn beste vrienden werd en met wie ik, tot zijn overlijden in 2005, in contact ben gebleven. Voordat hij naar Kongo vertrok, had hij een poosje Nederlandse les gegeven en hij vertelde me eens dat hij heel blij was geweest toen dat niet meer hoefde: hij vond Nederlands een ontzettend moeilijke taal om te onderwijzen (ik heb later ondervonden dat hij gelijk had).
Hij confronteerde ons met een nogal moeilijk probleem voor onze leeftijd. Waarom werd de negatie in het Nederlands soms weergegeven door “niet” en soms door “geen”?
Hij stapelde de voorbeelden op het bord. Niemand wist het antwoord. In mijn hoofd was het raderwerk aan de gang en telkens als ik een Nederlandse zin vertaalde, merkte ik één verschil in het Frans dat ik er voor mezelf van maakte (ja, het was duidelijk, ik was verfranst). Ik had opgemerkt dat “geen” “pas de” werd en “niet” “pas”.
Aarzelend heb ik voor één keer mijn wijsvinger opgestoken (want dat was echt niet mijn gewoonte, meestal liet ik dat aan anderen over).
En ja, hoor, Pater Inghels vond mijn uitleg goed! Veel later, toen ik even zelf Nederlandse les gaf, heb ik ingezien dat de regel die ik als kind had geformuleerd niet helemaal opgaat. Waarom lees je anders in het Frans “Je ne parle pas néerlandais” en in het Nederlands “Ik spreek geen Frans”?
Dat ligt aan het taaleigen, maar dat zou ik pas veel, veel later begrijpen! Toen dacht ik nog dat alle talen op dezelfde manier functioneerden!
En dan kwam het einde van het schooljaar, met de plechtige "proclamatie". Ik kreeg er nog één prijsboek bij, en deze keer een Nederlands boek. Mijn eerste boek in die taal, en dat was voor mij een revelatie. Blijkbaar was Vlaams (ik dacht toen dat Nederlands gewoon een synoniem was voor Vlaams) toch een belangrijke taal, vermits er ook boeken in geschreven werden?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten