11 juni 2012
Terwijl we gisteren avond zaten te eten op het restaurantterras (jawel, nog eens), zei Roger dat hij vandaag graag nog eens naar Alcàntara zou gaan. Ik vond het een goed idee. Oké, we hebben dat al gezien, maar mij geeft het weerzien vaak evenveel vreugde als het ontdekken. Zo was ik per slot van rekening ook heel blij dat we vorige vrijdag uiteindelijk in het mooie Plasencia waren terechtgekomen.
We namen deze ochtend dus afscheid van de camping in Plasencia. De Limburgse receptioniste vond het jammer. En ik antwoordde: ‘Waarschijnlijk tot volgend jaar!’. En inderdaad… Een mens kan niet alles zien en ontdekken. Of toch geen mens die reist zoals wij. Georganiseerde reizen zouden dat wel mogelijk maken, afijn, toch om nog meer te ontdekken, maar we houden niet van dat soort reizen.
Ze vertelde nog over de vroegere bewoners van Monfragüe die nu verspreid wonen over heel Spanje. Elk jaar komen ze nog een weekend samen op de camping van Malpartida en bouwen dan een groot feest in hun vroeger dorp.
Omdat we wisten dat in Alcàntara weinig winkels zijn, deden we eerst onze boodschappen in Plasencia. En rond 12 uur verlieten we echt de stad. We reden eerst een poosje door een vlakte waar gieren en ooievaars over vlogen. Later werden het heuveltjes met een schaarse vegetatie op de rode aarde, onder een mooie blauwe lucht met prachtige witte wolken.
Een uurtje later werd de vegetatie nog schaarser en deed het rotsachtige decor woestijnachtig aan. We reden een eerste keer over de Taag.
Om 13:30 uur reden we door het witte stadje Garrovillas. Het leek heel mooi en Roger wilde even zoeken naar de brug van Alconetar waar we een aanwijzing naartoe hadden gezien. Maar… Ik had weer vreselijk honger en stelde voor morgen terug te rijden naar Garrovillas. Gelukkig vond hij dat goed en we reden verder. Een kasteelruïne, verdorde weiden van elkaar afgescheiden door muurtjes van losse stenen, paarden en koeien die in de magere weiden graasden, hier en daar een eenzaam huis, en dan Alcàntara.
De Romeinse brug over de Taag bracht ons naar de camping die we vorig jaar hebben ontdekt. In feite ligt die in het Internationaal natuurpark van de Taag.
Net zoals vorig jaar exhibeerde de uitbater zijn kennis van het Frans (hij vertelde in 2011 dat hij met een Française is gehuwd). Hij klaagde over de droogte: al zes maanden geen regen; over de wind die al enkele dagen tekeer gaat in de streek: inderdaad, een heel felle wind die alles verfrist, maar die hadden we in Plasencia ook al; over de temperatuur die te koel is voor het seizoen: het is vandaag naar mijn gevoel nooit boven de 28°C geweest, en dat is hier inderdaad ongewoon.
Onze installatie duurde vrij lang, omwille van de harde aarde en de felle wind. En om 15:30 uur konden we eindelijk een hapje eten.
Ik stuurde nog eens een sms naar Nany en vroeg haar, vermits haar berichten mij blijkbaar niet willen bereiken, ontvangst ervan te laten melden door mijn zus. Vrij meteen kreeg ik een berichtje terug, van Anton (de oudste van mijn zus) dat mijn moeder mijn sms had ontvangen. Hier is geen Wi-Fi en op dit ogenblik mis ik dat wel, evenals een telefoon. Ik weet dat ze daar nu allemaal bezig zijn met het drama dat zich heeft afgespeeld bij mijn nichtje. Van mijn zus weet ik nu iets meer. Het meisje zou (tegen haar zin?) voor de zoveelste keer opgenomen geweest zijn in een instelling (om af te kicken?) en had zoals altijd gedreigd uit haar raam te springen. Deze keer hield ze het niet bij het woord. Ze wordt volgende vrijdag begraven. Ik heb gisteren nog snel een mail gestuurd naar haar grootvader, mijn “nonkel”, maar ik weet niet of hij zijn mailbox regelmatig nakijkt.
Na ons laat middagmaal (eigenlijk op z’n Spaans)wilde Roger eerst nog eens naar dat kleine meer in de buurt. Het schitterde in de zon, omringd door rotsen waarin ooievaars, gieren en valken nestelen. Wij hebben alleen een ooievaar en een valk gezien.
Daarna reden we naar het witte stadje Alcàntara. Het eerste wat we merkten, was dat het cafeetje waar we vorig jaar enkele keren zaten, gesloten en te koop is.
Het stadje ontwaakte net uit de siësta. We wandelden van de Arco de la Concepcion helemaal tot aan het andere eind van de stad. Bewonderden op de Plaza de España weer eens de twee kerken.
Daarna wandelden we verder tot aan de mirador van waar je een prachtig zicht hebt op de Romeinse brug en de Taag.
We klommen (en daalden soms) terug naar de andere rand van de stad via de Plaza de la Corredera, liepen langs enkele paleizen, en langs een wirwar van straatjes in de Juderia, met kleine witte huisjes.
Bijna alle huizen zijn wit, en de rijkste hebben tralies voor hun ramen. De meeste hebben ook, verbonden aan hun dakgoot, spuiters hangen. Waarom denkt men daar bij ons niet aan? Dat bespaart toch een afvoerbuis tot bijna tegen de grond?
Dan was het tijd voor een caña! Op het caféterras zaten alleen enkel oudere mannen (eigenaardig dat ik dat schrijf, alsof wij niet oud zouden zijn!). Ik merkte net op dat we geen enkele toerist hadden ontmoet, toen naast ons een Nederlands koppel neerstreek! :-) Die Nederlanders ontmoet je overal!!!
We kwamen bij de tent avondmalen. En zaten al gauw onder onze leeftent: de felle wind maakt het echt koud!
Hier is dus geen Wi-Fi voorhanden… Ik weet niet wanneer ik dit zal kunnen publiceren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten