Van Sassenbroek (waar rijpe oogstappelen ons bekoorden) reden we naar Piringen, waar we nog eens via de Dodemansstraat naar het kasteel Van Rooi wilden wandelen. Ik ken het pad en vond het niet nodig mijn sandalen te vervangen door wandelschoenen. En met het heel warme weer dat we hadden, achtte ik een t-shirt aantrekken ook voldoende. Gelukkig had ik wel een pantalon aan!
De wandeling naar het kasteel verliep zonder problemen. Al vond ik het ontmoeten van deze hoop zwerfvuil alles behalve prettig:
Onderweg snoof ik ineens het parfum van meidoorn op. Eigenaardig, want die struiken zijn al lang uitgebloeid! De geur was zo bedwelmend dat het zelfs Roger, die normaal gezien zulke zaken niet ruikt, opviel. Maar een beetje verder rook ik iets dat leek op afvalwater. Het bleek te komen van een vervuilde beek, vlak bij het kasteel.
We wandelden wat rond de vijver (die ook heel vuil leek) om ineens vast te stellen dat we heel waarschijnlijk op privé terrein waren beland.
Daarna zouden we terug naar Piringen lopen… en Roger stelde voor te proberen een lus te maken. Eerst werd dat heel fris en aangenaam wandelen in de schaduw van bomen.
Maar dan sloegen we een pad in dat na een poosje bleek dood te lopen. Ik wilde terug naar het begaanbare pad, Roger zou echter niet Roger zijn als hij mij niet had proberen te overtuigen die lus verder proberen te maken. In het begin ging het nog: de begroeiing was niet te hoog. Maar weldra moesten we meer dan een half uur afwisselend door een maïsveld (oei, mijn blote armen) en tussen hoge distels en netels (ai, mijn voeten! Gelukkig waren mijn benen beschermd door die lange broek, al hebben mijn armen soms ook afgezien) stappen. Op sommige momenten zag ik het niet meer zitten, maar opgeven had geen zin, want om het andere pad te bereiken zou ik diezelfde vegetatie moeten trotseren. Soms vroeg ik me af of deze keer het richtingsgevoel van Roger hem niet in de steek liet, want het bleef maar duren! Maar hij bleek weer eens gelijk te hebben: na een hele poos ploeteren en sakkeren, bereikten we weer een gewone weg.
Al jeukte en prikte alles aan mij (daarbij had ik nog verschillende insectenbeten opgedaan: die zoeken immers ook de schaduw op), vond ik het achteraf gezien wel een heel mooie wandeling. Hoewel misschien meer geschikt voor minder warme dagen?
We hadden allebei immers zo’n grote dorst na dat meer dan anderhalf uur stappen, dat we nog een terrasje deden in Borgloon voordat we terug naar huis reden.
Waar we nog een Skype-oproep van onze dochter kregen. Helaas was de verbinding zo slecht dat we bijna niets tegen elkaar konden zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten