zondag 7 februari 2010

Naar Frankrijk en Spanje 2006

3 juni 2006, zaterdag

We zijn gisteren om 9 uur vertrokken, met maar 9°C, een ongelooflijk lage temperatuur voor de tijd van het jaar. En het bleef de hele dagreis koud: we haalden amper eventjes 17°C in de buurt van Coulanges.

De reis verliep via onze gewone route (ik mag dan al rondbazuinen dat we onze neus achterna gaan, in feite herinnert onze neus zich blijkbaar heel goed welke route ons bij het vertrek het meeste aanstond).
Dat betekent dat we weer de Champagne doorkruisten, met zijn heel uitgestrekte weiden, waar een groot aantal witte koeien voor enig kleurcontrast zorgt, de Bourgogne, waar het mij opviel dat dezelfde weidse grasvelden werden gescheiden door lage hagen.

We passeerden verschillende steden die we vroeger hadden bezocht of waar we vroeger gekampeerd of gelogeerd hadden: onder andere Attigny, Saint-Florentin, Coulanges...
We stopten uiteindelijk (na enkele haltes onderweg natuurlijk, en na 647,8 km rijden) in Saint-Pourçain sur Sioule, aan de rand van de Auvergne.

Dat stadje en de camping zijn ons niet onbekend... En zoals steeds was de camping zeer proper – kan niet anders zeker met een schoonmaakster die je constant hoort zingen tijdens haar werk? En, al stond er volgens mij nog steeds geen wasmachine, toch stond de camping ons nog steeds heel fel aan, vooral omwille van zijn heel grote percelen!

Maar het was dus koud en na een etentje in de stad (typisch Frans menu voor mij, snelkeuken voor Roger, want ik gaf hem de helft van mijn voorgerecht, kaas enz) hebben we vanwege de kou nog wat in de auto gezeten met een glaasje wijn.

In onze slaapzakken was het qua temperatuur te doen: ik had eerst een trui aangehouden, maar moest die vrij snel uittrekken.
Toch heb ik vrij slecht geslapen. Ten eerste was ik het echt niet gewoon dat vogels ’s nachts na twaalf uur nog zo fel kwetteren. En ik denk zelfs dat ik kikkers hoorde. Daarna viel Roger in slaap en begon wat te snurken (niet heel fel, maar voldoende om iemand die niet in slaap geraakt is nog even wakker te houden), en dan begonnen de geluiden van het verkeer echt tot mij door te dringen, gevolgd door ver gebonk van waarschijnlijk de een of andere disco.
Ik durfde Roger niet wakker te maken en bleef dus heel stil liggen tot 8:30, om dan van hem te horen dat hij ook al een poosje wakker lag.

Ikzelf moet ondanks alles een tijdje diep geslapen hebben: heb mezelf immers moeten ‘bevrijden’ uit een kleine nachtmerrie!

Hoewel onze Nederlandse De Waard-tent gisteren op een haf uur was opgesteld, vertrokken we vandaag pas om 10 uur ondanks het feit dat we om halfnegen zijn opgestaan. Blijkbaar is de tent moeilijker af te breken dan op te stellen. Ik ga het hier niet weer hebben over mijn bezwaren van destijds! Zelf wilde ik die tent eigenlijk niet, ik vond onze iglotenten veel gemakkelijker! Maar Roger had natuurlijk wel gelijk toen hij beweerde dat deze tent veel meer comfort zou bieden dan die kleine, lage tentjes!
Alleen blijf ik erbij dat het opslaan en afbreken veel te veel tijd vergen... en vind ik de tent niet helemaal perfect omdat het grondzeil niet luchtdicht is afgesloten van de buitenkant, en dus ongedierte gemakkelijk kan binnendringen (maar dat argument heb ik al laten horen toen we de tent kochten, en toen de verkoper dat weerlegde, was Roger meteen verkocht!:-)

Vandaag dus, na het opstaan en inpakken, vertrokken richting midden Auvergne. Terwijl de thermometer 14°C aanwees, toch al 5°C meer dan bij ons, zoals een Vlaming die we gisteren op de camping hebben ontmoet, vaststelde!
We reden door de typische hoogvlaktes, zagen de ‘chaînes de puys’, de vulkanen dus, en Roger wilde nog eens stoppen in Paulhaguet.

Grotere kaart weergeven
Ik zal me altijd Paulhaguet de eerste keer herinneren! Een vakantie met onze toen kleine kinderen, een vreselijk onweer – Roger sliep desondanks in onze tent met metalen mast – terwijl ik ’s nachts uit schrik met de kinderen in onze Land Rover was gekropen.
Maar er was 'anderendaags ook een mevrouw die haar huis niet meer binnen kon: haar sleutel vergeten! En ze sprak Roger aan, en hij klom via het raam haar huis binnen om de deur van binnenuit te openen! Ze trakteerde ons op een drankje.
Roger heeft het huis herkend!
Mooi stadje, echt!

Van daar naar het dorpje Mazeirat, helemaal in de bergen, en heel charmant met zijn Romaans kerkje!
Roger en ik hadden de indruk dat we daar al waren geweest – ooit – maar uiteindelijk dacht Roger dat hij zich vergiste, dat hij verwarde met een ander dorp. En na de picknick, want we hebben daar gegeten, heb ik ook eens serieus rondgekeken: hij heeft gelijk. Maar welk dorp was het dan waar ik in de jaren 80 op de trap van een gelijkaardige kerk Elvira te eten geef? (Of was het Hendrik? Zeger kan het niet geweest zijn)
Nu, mooi was het dorpje wel, echt idyllisch!
En we reden voort. De temperatuur bleef stijgen: we kwamen in Pézenas aan met 27°C!

Grotere kaart weergeven
5 juni 2006, Pinkstermaandag

Zaterdag avond naar Strobi, de vriend van Elvira, ge-smst. Hij volgt immers een opleiding in Montpellier, op ongeveer anderhalf uur van Pézenas. Of hij geen zin had om naar hier te komen.
Zondag morgen krijg ik van hem een telefoontje op mijn mobieltje: hij zou komen met een collega en ze zouden graag hier eten.
Ik stelde hetzelfde restaurant voor als waar we zaterdag avond lekker hadden gedineerd.

En zo zaten we rond 13 uur met Strobi en zijn collega Philippe op het terras van restaurant Molière, in de schaduw van de platanen. Weer was het eten voortreffelijk en niet echt duur: 14,99 euro voor een volledig menu.

Daarna hebben we ze het middeleeuwse stadje laten zien, met zijn typische kleurrijke boetiekjes. Ik had de indruk dat ze het ook heel mooi vonden. Na nog een drankje op een terras, vertrokken ze weer richting Montpellier, terwijl Roger en ik nog wat kuierden in de stad. We zagen een heel mooie Indische jurk in een van de boetiekjes en Roger stelde me voor ze te passen. Ik weigerde in eerste instantie: ik had mezelf immers voorgenomen geen kleding te kopen, maar terwijl we later nog een biertje dronken, bedacht ik me: vermits we allebei voor dat jurkje vielen, moest ik Rogers aanbod misschien toch aanvaarden. Voor we naar de camping wandelden, besloten we vandaag terug te gaan naar het stadje.

Het is dezelfde camping als in 2003, echt heel aangenaam, met ruime plaatsen, heel vriendelijke en attente eigenaars. Heel rustig en met veel schaduw.
We kopen er onze wijn (die ze in onze zelfmeegebrachte flessen doen) voor 1,30 euro de fles en hij is echt wel lekker. Deze middag hebben we er ook gegeten, en ook dat viel enorm mee: voor 10 euro, een ‘buffet d’hors d’oeuvres à volonté’, een hoofdgerecht (vandaag kalfsvlees en frietjes) en kaas.



Deze namiddag hebben we wat rondgereden in de buurt, in feite in het gebergte ten Noordwesten van Pézenas. Overal zie je bloeiende brem en bamboe langs de wegen, en andere voor mij onbekende bloemen. En wijngaarden.

We kwamen in Neffiès, waar blijkbaar enkele wijnboeren wonen, een typisch oud dorpje met een kerk van de 13de eeuw. Daarna naar Fontes met zijn grote Romaanse kerk, en dan via een bergroute weer naar Neffiès. Weer veel brem, wijnstokken en bamboe.
Het was heel warm (tot 30°C) maar deze avond, na onze broodmaaltijd op de camping, tijdens onze wandeling naar het centrum van Pézenas, was het wat afgekoeld: ik kon gemakkelijk een vestje verdragen.
En deze morgen zijn we gaan kijken naar die jurk, maar helaas hebben we de boetiek niet teruggevonden. Misschien niet herkend omdat het een van de gesloten boetiekjes was?

6 juni 2006, dinsdag

Roger wilde nog een dagje hier blijven. We deden deze morgen dus onze boodschappen, en toen we in Pézenas het toerismebureau wilden opzoeken, zagen we meteen de fameuze winkel met zijn mooie Indische jurken. Die was gisteren dus inderdaad gesloten. De bruine jurk die ons zo fel aanstond was te lang voor mij, maar er was een andere met overwegend groene tinten die – zo zeiden Roger en de verkoopster, al was het vanwege deze laatste waarschijnlijk een verkoopargument – mij heel goed stond. Ondanks het feit dat ze heel wat duurder was dan de vorige, kochten we ze.

Deze middag aten we weer op de camping. Zeer lekker en niet duur: voor mij buffet à volonté voor 7 euro (groenten, paté, deegwaren, een soort groentetaartje, vis enz. enz.) en voor Roger het volledige menu (buffet à volonté als voorgerecht, gevulde courgette en kaas) voor 10 euro.

Na nog een dutje op de camping (het is werkelijk een rustige camping, met veel vogels – eksters vooral, maar ik meende gisteren ook een nachtegaal te horen) wilde ik naar Sète rijden. Daar komt immers Georges Brassens vandaan en er is een museum aan hem gewijd: Espace Brassens.

Helaas, Sète, aan de Middellandse zee, hoewel niet overdreven ver van hier, is een hele grote en drukke stad, wat noch Roger noch ik graag hebben. Gelukkig bracht onze GPS ons zonder te veel problemen tot bij onze bestemming, waar we moesten vaststellen dat het Espace Brassens dit jaar gesloten was van mei tot oktober. Nutteloze uitstap dus.

Vlak voor het avondeten gingen we nog even wandelen in Pézenas, waar Roger onder andere de vele deurkloppers fotografeerde. Het is werkelijk een hele mooie stad, en er zijn prachtige winkeltjes (en dat zeg ik die niet graag winkel!)
Het was vrij warm vandaag: tot 31°C! Maar weer is het nu, na ons avondeten (wat soep, kaas en brood) afgekoeld.

7 juni 2006, woensdag

Ik heb uiteraard al naar de ‘kindjes’ ge-smst, maar Elvira is de enige die antwoordt. Nu, in feite stelde ik ook geen vragen, ik berichtte alleen dat alles oké is. Sms-en is echt niet mijn ding, in tegenstelling tot mailen!

Deze morgen al rond 10 uur vertrokken richting Spanje. We kregen nog een fles wijn cadeau van de campinguitbaatster. Van hun eigen wijngaard (heb ik verteld dat de camping te Pézenas midden in een wijngaard ligt?).

We hebben onze weg laten uitstippelen door ‘Matilleke’ (zo heeft Roger de GPS gedoopt), ons doel zijnde Ripoll. Terwijl wij dachten via Prats de Mollo te rijden, voerde Matilleke ons via de autosnelweg parallel met de kust, om dan via Besalu naar Ripoll te rijden.

Na de uitgestrekte wijngaarden zagen we de Pyreneeën aan de horizon opduiken, en kort daarna passeerden we de Spaanse grens. Na een hele tijd heel bochtige bergwegen kwamen we al om 14 uur aan in Ripoll, in Catalonië. Met enige moeite vonden we de camping (hadden het aan verschillende mensen gevraagd maar niemand leek te weten dat er een camping was, uiteindelijk ontdekten we hem eerder bij toeval).
Maar hij stond ons niet aan: vreselijk duur – ongeveer 30 euro voor een nacht voor ons beiden, te kleine percelen en geen schaduw – dus besloten we verder te rijden naar Solsona.

Grotere kaart weergeven
De reis ging voor een deel dwars door de Pyreneeën. Bergen, weiden, rotsen en bloeiende vlier volgden elkaar op, en rond 18 uur kwamen we aan op de camping. Slechts net iets minder duur dan in Ripoll (wat zijn die campings duur hier!) maar wel schaduw. De percelen zijn bijzonder klein, er staan ontelbare caravans op deze immense camping, maar gelukkig geen enkele kampeerder op de plek voorbehouden aan tenten, wat maakt dat we heel veel ruimte hebben.

Nadat we de tent hadden opgezet, reden we terug naar het centrum van Solsona, een charmante ommuurde stad. We aten een tapa bij een drankje, en ik daarna een geroosterde boterham met look, tomaat en olijfolie én twee brochettes waarvan ik er een aan Roger doorgaf (hij had niets willen nemen).

Dan terug naar de camping waar ik onze vuile was in de wasmachine heb gestopt (ik moet die er straks nog uithalen en te drogen hangen) terwijl Roger de camping even verkende. Het is een beetje surrealistisch: hij is dus immens, staat volgestouwd met caravans, maar die zijn allemaal leeg; blijkbaar zijn wij de enige kampeerders!
Maar ik denk wel dat we veilig zitten: de camping wordt afgesloten met een fameus hek dat we zelf van op afstand kunnen openen met een sleutel die we hebben gekregen.
Het is vandaag tot 28°C geweest.

8 juni 2006, donderdag

We staan niet meer alleen op de camping! Een half uur geleden wilde ik dit dagboek beginnen bijwerken, maar mijn handtas met leesbril én autosleutel en mijn notities lagen in de auto die op slot was, en Roger, die even lege flessen naar de glascontainer was gaan brengen, werd op de terugweg aangeklampt door onze nieuwe buren uit Liechtenstein. Nu pas kwam hij hier aan, met zijn autosleutel.

Deze morgen ben ik opgestaan met een pijnlijke rib. Ik weet echt niet aan wat het te wijten is: volgens mij liggen er geen stenen of zo onder de tent (zoals de laatste keer dat ik dat op reis voorhad). Enfin, het is heel hinderlijk: de minste schok van de auto doet vreselijk pijn, net als sommige bewegingen! En zeggen dat ik daarvoor al zo’n last had van mijn rug – van het constante bukken. Ik word duidelijk oud!:-)

Deze morgen gingen we nog eens naar Solsona: bezochten de kathedraal, mooi maar heel donker binnenin, kuierden door de straten met hier en daar galerijen onder de huizen, beklommen de steile straatjes, bewonderden het bisschoppelijke paleis. Daarna aten we een broodje in een bar, en daar hebben we van de uitbater een ‘eerste les Catalaans’ gekregen.

Daar waar toen ik de eerste keer in Catalonië kwam, iedereen Spaans leerde op school, alle officiële teksten en opschriften in het Spaans waren opgesteld en kinderen die Catalaans wilden leren schrijven dat in het geheim moesten doen (de vriendin van Pedro, Marisols zoon heeft nog gevangenisstraf gekregen omdat ze aan zulk verboden onderricht deed), is het nu allemaal in het Catalaans te doen.

De baruitbater legde ons enige woorden Catalaans uit (in feite de namen van de gerechten en tapas die hij serveerde). Catalaans klinkt tussen Spaans en Frans en eigenlijk is het over het algemeen vrij gemakkelijk te verstaan als je het leest, maar de gesproken taal begrijp ik helemaal niet.

Ik kocht ook een telefoonkaart met de bedoeling deze avond naar mama te bellen, maar die kaart bleek niet te werken in de telefooncellen van de stad.

Na de middag reden we wat rond in de vallei ‘de Lord’, ten noorden van Solsona. We volgden eerst een bijna droge rivier die zich slingerde tussen twee hoge rotswanden tot aan de ‘embalse’ (het Spaanse woord voor stuwmeer) te Llosa del Cavall. Deze ‘embalse’ lag er, als een groene smaragd gevat in grijze en roze bergen, te schitteren. Prachtig!
We reden door een paar tunnels en daarna ontwaarden we de embalse die verder liep tussen prachtige rotsformaties.
Te Sant Llorenç de Marunys stopten we even.

Grotere kaart weergeven
Het middeleeuwse stadje heeft een Romaanse kerk met een prachtig orgel. De kerk is vrij donker maar een barok altaar staat te schitteren in een zijbeuk. En één uitbouw is gotisch.
We wandelden nog even door de klimmende straten (en of ze klommen!) en reden dan voort naar de col de Port (de bergpas van Port). Wat een prachtige landschappen: het witte, grijze, roze van rotsformaties, het groene van de naaldbomen, de donkere, diepe kloven, volgden elkaar op. We stopten weer voor een kleine wandeling, en kwamen op een paradijselijke plek. Buiten een koekoek in de verte geen enkel geluid, en een adembenemend zicht op de vallei omgeven door bergen en rotsen. En lekkere geuren!
De col de Port ligt op ongeveer 1658 meter hoogte.

We reden voort en voor ons doken kale bergen op, waarschijnlijk dus hoger dan de boomgrens. Een jong hert stak de weg al springend over, vlak voor onze auto.
Eindelijk kwamen we aan bij het heel afgelegen dorpje Tuixén, waar de weg trouwens niet verder liep, dat meteen de grens van de vallei de Lord vormt.

We keerden terug, kwamen voorbij een skistation, waar de weg ook doodliep, keerden weer terug, en dan richting Port del Comte (ook een skistation, met allemaal chalets en villa’s), en dan naar Col de Jou (1480 meter). Rechts van ons zagen we een heel diepe ravijn met afgeronde heuvelformaties. We zijn even uitgestapt en het was er heel koud (voor de rest was het heel mooi en zonnig weer vandaag: tussen de 24 en 29°C, maar deze avond is het weer fris).
(Terwijl ik dit schrijf, hoor ik koeienbellen in de bergen!)

Rond 19 uur waren we terug in Solsona, waar we onze boodschappen deden. Na ons avondmaal op de camping, reden we terug naar de stad en we zagen op de weg een vrij dikke slang liggen, van meer dan een meter lang, met een opvallend klein hoofd. Ze bleek doodgereden.
In Solsona probeerde ik dus mama op te bellen, maar dat lukte niet met de kaart die ik deze morgen had gekocht.

Na nog een korte wandeling kwamen we terug naar de camping waar ik even ging afwassen, en dus daarna niet aan mijn notities in de auto kon omdat Roger in zijn beste Duits aan het praten was met onze nieuwe buren.

9 juni 2006, vrijdag

Gisteren, voor het slapengaan, controleerde ik (op de tast) of er inderdaad geen stenen lagen onder de tent, en ja hoor, vlak naast mijn matrasje voelde ik er een. En ik herinnerde me dat ik de vorige nacht was wakker geworden toen ik van mijn matrasje was gerold: dat verklaart zeker die pijn in mijn rib (één steentje en ik ga erop liggen!). Pijn die zich vandaag nog geregeld manifesteerde bij plotselinge bewegingen of als de auto te fel schokte of te snel een bocht nam. Ik vrees dat ik daar weer een paar weken mee opgescheept zit!

Vandaag zetten we onze verkenning van de streek voort. We reden eerst richting Tora, door een heel mooie vlakte waarin het goud van de terrasvormige velden, het groen van de eiken en van de weiden in schoonheid rivaliseerden, dat alles hier en daar nog opgeluisterd door klaprozen. We wilden een dolmen bezoeken, maar die bleek op privé terrein te liggen. Dan maar verder gereden. Naast de auto, tussen de struiken zagen we plotseling een fazantachtige vogel, met een felrode kop. Roger kon hem fotograferen.

Grotere kaart weergeven
We kwamen aan te Vallferosa.

Grotere kaart weergeven
Eigenlijk enkel één grote finca (boerderij). Van daar vertrok er een wandelweg naar een verdedigingstoren (tegen de Moren destijds), een vervallen kerk en resten van huizen (het vroegere dorp?). Roger stelde voor er naartoe te wandelen, en het werd een waanzinnige tocht van drie kwartier heen en terug: op het warmst van de dag door een echte wildernis – het deed me denken aan de omgeving van Matadi, in Kongo! – vol insecten en zelfs enkele skolopanderachtige beestjes, tenminste daar leken ze op, al waren ze kleiner dan de skolopanders in Kongo, en al hadden ze rode ringen op hun schild. Het ging heel steil naar beneden en natuurlijk klom het danig in het terugkomen! Ondanks mijn nordic-walkingwandelstokken voelde ik het in mijn knie! En aan het zweet!

En ik had honger, want ondertussen was het al later dan 14 uur. We reden dus voort naar Ardevol waar ik hoopte een bar met tapas te vinden. Onderweg veranderde het landschap: het werden nu heuvels met vrij veel rotsen. Het was dorder ook. Naast de weg zagen we twee koeien en een kalf liggen rusten. Veel te grazen hadden ze niet!

Ardevol bleek te bestaan uit enkele huizen, en een wachttoren in het midden van het dorpsplein. Maar die was gesloten. Roger zei: ‘Ik vrees dat we hier zelfs geen bar zullen vinden!’
Gelukkig had ik wat geknabbeld van het brood dat ik altijd bij me heb en had ik geen last van hypoglycemie. Op een huis aan dat plein stond ‘HB’ en we vroegen ons af wat dat betekende. Vlak daarna rook ik gebarbecued vlees en ik dacht dat de bewoners een feestje hielden in de tuin achter hun huis. Toen Roger een man het gebouwtje zag binnengaan, vroeg hij hem of je niet in de toren mocht, en er werd hem geantwoord dat je de sleutel in dat huis moest vragen.

Het bleek een winkel, bar en restaurant te zijn. Je kon er een menu, wijn en water à volonté inbegrepen, krijgen voor 9 euro. Wat we dan ook deden: na een kwart meloen met vier sneetjes heel lekkere jamon serrano (gedroogde berghesp), waarschijnlijk van het huis, koos Roger voor gegrilde worst met frieten, ik voor een gegrilde konijnenbout. Heel lekker!
Na nog een dessert (ijs voor Roger en precies 37 kersen voor mij – ik heb ze geteld, want hoewel ik verlekkerd ben op kersen kreeg ik ze niet op) en een koffie voor Roger (niet inbegrepen in de prijs), vroeg Roger de sleutel van de toren.
Dit dorp ligt vlakbij het geografisch centrum van Catalonië.

Grotere kaart weergeven
Daarna ging het verder richting Su waar we om 16 uur 30 aankwamen. Een sereen dorp met enkele heel grote huizen, geen mens op straat, alleen een paar honden, en een mengeling van mest- en bloemengeuren, die ik om de een of andere reden heel aantrekkelijk vond. Veel rozen! Geen geluid, tenzij dan dat van krekels, zwaluwen en mussen. Echt idyllisch, vond ik.

We reden verder richting Solsona, en stopten nog even in het sanctuarium (heiligdom) El Miracle, waar Onze Lieve Vrouw in 1458 verscheen aan twee herdertjes. Op de plek waar ze haar weer zagen verdwijnen werd een kapel opgericht, waar je naartoe loopt via een kruisweg in open lucht. Er zat een nog jonge man de rozenkrans te bidden op een van de banken met uitzicht op het mooie landschap, en eerlijk gezegd, al ben ik niet ostentatief gaan bidden, in stilte heb ik het wel gedaan, daar en later in de kerk van het klooster. Het ‘retable’ in Catalaanse barok viel wel op! Het is van de hand van Carlos Morato, een beeldhouwer die in Solsona woonde en daar ook de koppen heeft gebeeldhouwd die de gevels van sommige huizen sieren (en me deden denken aan de roman die Boudewijn Knevels aan het schrijven is!).

Terug in Solsona deden we wat boodschappen en belde ik eindelijk naar mama: deze morgen hadden we voor onze rondrit nog even een brief naar Hendrik gepost (gisteren of eergisteren had ik er een voor Elvira en Zeger gepost) en nog even gevraagd in de ‘tabacco’ waarom mijn telefoonkaart niet werkte. Bleek dat ik toch nog 20 cent in het toestel moest steken. Mama had geen speciaal nieuws, alleen dat het in Vlaanderen ook rond de 25°C was.
Ik had pas uitgelegd dat het hier ongeveer hetzelfde weer was en de hoorn neergelegd, of ik zag dat de lucht betrok! En we kregen regen!!!
Die heeft nu opgehouden, maar de lucht blijft betrokken...

Ondertussen is er wat volk op de camping: de caravanbewoners komen op weekend.
Eerlijk gezegd, ik beklaag ze: hun perceel is zo klein dat ze er amper hun stacaravan en hun apart keukentje op krijgen. Voor de kinderen is er helemaal geen speelruimte en die spelen dus op de ‘straten’ tussen de caravanblokken. Men mag hier weliswaar maar 10 km per uur rijden, toch lijkt me dat niet zonder gevaar!
Ik vind dit een heel mooie streek, en ze is nog niet vergeven van de toeristen... Maar hoe lang zal dat nog duren?

11 juni 2006, zondag

We hebben gisteren om 11 uur Solsona verlaten, onder een heel bewolkte lucht en met amper 18°C. Even later staken we de Ribera Salada over en kwamen we in de comarca ‘Noguera’ waar ook La Pobla de Segur ligt. Dit jaar gaan we daar niet naartoe.

Langs de weg strekten zich zeer grote graanvelden uit, maar het viel op hoeveel lager dat graan stond dan bij ons. En zeer waarschijnlijk wordt het niet hoger want een beetje verder zagen we reeds geoogste akkers.

Rond de middag was het toch al 20°C, maar nog steeds zeer bewolkt. Om twintig voor een, kort nadat we de autosnelweg richting Zaragoza waren opgereden, reden we Aragon binnen, de regio waarvan Roger altijd zegt dat hij daar naartoe zou willen verhuizen. Het landschap veranderde vrijwel meteen: nu reden we tussen dorre plateaus.

Eindelijk zagen we nog eens die grote stieren die vroeger reclame maakten voor de brandy “Veterano” van Osborne. Helaas, de reclame zelf was verdwenen. Volgens Roger is het tegenwoordig verboden publiciteit te maken langs autosnelwegen. Hij vertelde me dat hij een voorkeur had voor Veterano omdat hij de reclame met de stier zo mooi vond. Hij verkoos Veterano boven Soberano (van Gonzalez Byass, de maker van Tio Pepe) hoewel de smaken nauwelijks verschillen. Overigens maakte Gonzalez Byass met gelijkaardige reusachtige borden op de heuvelflanken publiciteit voor zijn sherry. Deze borden stelden een fles sherry Tio Pepe voor met bovenop een schuin staande sombrero cordobés, de typisch Andalusische hoed. De macht van de reclame! :-)

Weldra zaten we in de provincie Zaragoza: vrij vlak, dor, witte aarde, heel kleine heuvels en heel weids zicht.
Tijdens een halte stelde Roger voor richting Teruel te rijden in plaats van Zaragoza. Dat vond ik een goed idee: er was een camping op enige afstand van die stad die ik nog niet kende. We veranderden dus van richting en daardoor kwamen we nog eens langs het stadje Belchite, dat we jaren geleden even bezochten met de kinderen.

Grotere kaart weergeven
Die stad werd tijdens de burgeroorlog stuk geschoten door de kannonnen van de troepen van generaal Franco. Vermits de stad zo goed als in puin lag, hebben de overlevenden maar een nieuwe stad ernaast gebouwd, maar de resten van de vroegere huizen zijn blijven liggen. Vorige keer mocht je nog door de vroegere stad wandelen, nu was de toegangspoort afgesloten met gemetselde betonblokken. Roger sloop er toch in via een andere kant en inderdaad: het was gevaarlijker geworden door de vallende stenen en dergelijke.

Voor Belchite viel ons een eigenaardig contrast op: links van de weg was het een dorre vlakte, rechts van de weg zorgde irrigatie voor een vrij weelderige en mooie vegetatie. Het was zo indrukwekkend dat we speciaal stopten om een foto te maken.

Daarna volgden ronde, rotsachtige, grijze en roosachtige heuvels elkaar op, en we reden de provincie Teruel binnen. Het was ondertussen vrij warm (27°C) en zonnig geworden, maar plotseling betrok de lucht opnieuw en kort daarna kregen we een wolkbreuk, bliksem en donder. In het stadje Muñesa waar we door reden, stonden de straten blank. Het water vloeide in beken door de smalle hellende straten.
Rond 16 uur echter bleek het onweer over en rond 17 uur 20 reden we Teruel binnen. Waar we zeker een half uur verloren met het zoeken van de weg naar Albarracin waar de camping lag.



Teruel mag dan al een mooie stad zijn, ze is te groot en wij houden niet meer zo van grote steden, zeker niet als we onze weg erin moeten terugvinden met de auto.
Maar uiteindelijk hadden we de weg gevonden (bleek dat er zoveel veranderd was dat onze GPS het niet meer herkende, en dat ik ook niet meer kon volgen op onze drie jaar oude kaart.)
Amper hadden we ons ingeschreven in de camping of het begon te stortregenen. In een mum van tijd stonden de straten tussen de kampeerplaatsen blank. Omdat in zulke omstandigheden onze tent opslaan niet te doen was, zijn we even een glas bier gaan drinken en een hapje eten in een bar. Zeer ongezellige bar, maar ik was blij dat ik iets achter mijn kiezen kon steken, want ik zag weer scheel van de honger. En de waardin was bijzonder vriendelijk.

Nadat de regen (weer abrupt) was opgehouden, hebben we ons geïnstalleerd op de camping en zijn we echt gaan avondmalen in Albarracin.

Grotere kaart weergeven
Het was er druk, druk! Maar bijna alle toeristen bleken Spanjaarden te zijn. Hoewel… aan het tafeltje naast ons zaten twee mannen in het Engels te converseren. Roger meende dat een van beiden een Iers accent had.


Toen we terugkwamen op de camping, bleken we buren gekregen te hebben: een eigenaardig (Spaans) gezelschap: een hond, een koppel, een vader met twee zonen en enkele vrijgezellen. Dat alles met 3 tenten en vier auto’s en een hele boel bagage. Ze zaten op de grond te picknicken met veel gepraat (maar dat is typisch Spaans). Roger zei me ‘Het zijn zeker zigeuners!’ maar ik wees hem erop dat zigeuners niet in tenten overnachten, en dat ze er eerder uitzagen als ‘linkse intellectuelen’ (sommigen hadden dreadlocks). Ze waren overigens heel vriendelijk.

Vandaag wilde ik wat uitslapen, maar ik werd om 8 uur gewekt door het eigenaardige gezelschap. Ze zetten muziek op, in de vallei oefende een orkestje, dat werd dus ontbijten met een kakofonie. Gelukkig braken de ‘buren’ hun kampement op en vertrokken ze weldra.

Wij gingen Albarracin verkennen. Wat een mooie stad! Gebouwd op de flank van een berg, met een soort vakwerkhuizen in rode klei. Heel steile, smalle straatjes, enkele paleizen, een kathedraal en een kerk ‘Santiago’, afijn, heel gezellig, echt prachtig! Net toen we de kathedraal bezochten, ging er een mis beginnen. Ik was blij dat de kans me gegeven werd die te volgen (en dat Roger het wel wilde). De priester was vrij goed verstaanbaar, maar wat spreken ze toch snel hier in Aragon! Soms struikelde die pastoor letterlijk over zijn woorden!

Roger is nog even de stadsmuren opgeklommen, maar ik ben beneden op hem blijven wachten: ik voelde al dat klimmen al voldoende in mijn knieën. Terwijl ik daar op een muurtje zat, kwamen er veel toeristen voorbij, maar alleen Spanjaarden. Toch staan er twee Nederlandse campers op de camping...

Nadat we nog een beetje gekuierd hadden (het was nu heerlijk weer) gingen we weer iets eten. We bestelden wijn, en omdat een hele fles wijn van Cariñena goedkoper was dan een halve liter van de enige wijn die in zo’n fles beschikbaar was, namen we maar de Cariñena die we helemaal opdronken. Daarna begreep ik volkomen waarom Spanjaarden een siësta nodig hebben. We reden dus terug naar de camping en terwijl een wasmachine onze was deed, deden we een dutje.

Daarna nog geprobeerd de kinderen op te bellen met de gekochte telefoonkaart, ongeveer 90 cent verloren, maar geen een van de drie kunnen bereiken. Dan maar een SMS-je gestuurd.

Na nog een korte wandeling in Albarracin deze avond (het was er nu zeer rustig, waarschijnlijk zijn de meeste toeristen weer weg) zijn we op de camping komen eten.

We zitten hier op ongeveer 1200 meter hoogte en dat voel je wel ’s avonds: ik ga nu (het is 22 uur 30) een trui en sokken aantrekken.
Van hieruit zie je de stad heel goed, als een hoop rode gebouwen, aan de bovenkant omringd door wallen. De onderkant wordt omzoomd door een rivier, waar ik nergens de naam van heb gevonden.

13 juni 2006, dinsdag

Gisteren gingen we een beetje de omstreken van Albarracin verkennen. Een eerste stadje was Torres de Albarracin, een charmant oord, met huizen en een kerk weer in die typische rode kleur. Maar naast Albarracin verdwijnt het in het niet.

We reden daarna door de Reserva de los Montes Universalis. Eerst een uitgestrekte vlakte omringd door kale, rotsachtige bergen; roze, beige en grijze schakeringen met hier en daar een toets groene vegetatie. De aarde was donkerrood. Zagen een paar roofvogels cirkelen boven de bergtoppen. Later kregen we bossen van naaldbomen en eiken, en daarna verzeilden we in een afgelegen naaldbomenbos waar we een kampeerplaats vonden (ik bedoel dus niet echt een camping, er waren geen accommodaties, wel enkele stenen banken en tafels, en een schuilhut maar geen wc) maar er hing een bericht dat wegens brandgevaar kamperen voortaan verboden was in dat reservaat.

We reden verder en kwamen in een groene vlakte waar een herder zijn kudde schapen en geiten liet grazen. Volgde nog een compost (soort bergengte gegraven door een rivier) maar de rivier was nu zo goed als droog.

We stopten even te Villar del Cobo en daarna reden we weer door de typische aragonese ronde, grijze en roze bergen.

Wat me dit jaar opvalt (hoe heb ik dat niet opgemerkt vorige jaren?) is dat veel huizen in Spanje zijn uitgerust met tralies voor de ramen. Goed om dieven buiten te houden, maar wat in geval van brand?

Tijdens de terugtocht naar Albarracin merkten we een pijl naar een albergue. We vermoedden dat we daar weer een goedkoop menu zouden kunnen krijgen. We vergisten ons: het bleek een chic hotel met restaurant te zijn. Geen menu onder de 30 euro. Dus namen we elk slechts één gerecht. En drie kwart liter wijn want die was weer niet in kleinere flessen te krijgen. Ik moet wel toegeven dat het heel lekker was, en daarbij kregen we een aperitief, hapjes en een voorgerechtje gratis. Toch liep de rekening veel hoger op dan we van plan waren te besteden: 47,60 euro.

De ober hanteerde een eigenaardig wijnritueel: eerst schonk hij een bodem wijn in een glas, goot dat dan over in een tweede glas, dan weer in een derde, dat hij gracieus deed walsen, dan rook hij aan dat derde glas, schonk een beetje aan Roger (uit dat derde glas dus) en als Roger geproefd had en zijn waardering had geuit, proefde hij zelf van dat derde glas. Dan pas schonk hij onze glazen in.

De wijn (uit Calatayud) was wel overheerlijk. De ober feliciteerde ons met onze keuze van wijn, die naar hij beweerde de beste verhouding prijs-kwaliteit gaf van Spaanse wijn. Het was waarschijnlijk een ‘captatio benevolentiae’, maar het werd overtuigend gebracht!

Na een siësta op de camping deden we onze boodschappen, Roger deed nog een babbeltje met onze nieuwe Engelse buren, we aten op de camping en lazen nog wat.

Deze morgen een SMS-je van Elvira: het is te warm in Vlaanderen. Mama had gisteren al ge-smst dat ze meer dan 30° hadden.

Hier was het gisteren avond weer fris (rond de 14°C) maar overdag is de temperatuur ideaal.
Deze morgen hebben we de camping verlaten richting Cuenca. Eerst weer door een deel van de reserva de los Montes Universales, waar we nu tientallen roofvogels zagen cirkelen.
We reden langs mooie roze-oranje rotswanden, schaars begroeid met naaldbomen. Een herder hoedde zijn kudde schapen en geiten in een magere weide. Rond kwart voor elf verlieten we Aragon om Castilla y La Mancha binnen te rijden.

We reden nu door de reserva nacional de la Serrania de Cuenca. Langs de weg groeiden veel klaprozen en ook wilde rozen. Aan de ‘Ciudad Encatada’ (betoverde stad) hielden we even halt om een hapje te eten. Die ‘betoverde stad’ bestaat uit losstaande rotsen waarin je met een beetje goede wil gebouwen met grillige vormen, een schildpad, een walvis enz kunt zien.
Een poes kwam naar ons en bedelde wat eten. Het leek wel of ze ons iets wilde zeggen zoals ze naar ons miauwde! (ik schrijf dit op omdat ze me aan onze kat Osama deed denken. Ik vraag me nog steeds af of hij dood is of verjaagd uit onze tuin door andere katten. En of hij in het laatste geval nog steeds ronddwaalt).

Later reden we door de sierra de Valdecabras, rechts van de weg verticale en soms overhangende rotswanden, links met bomen begroeide bergen. We waren tot meer dan 1860 meter gestegen maar nu daalden we weer (en de afdaling was heel steil) richting Cuenca.

Het duurde weer een poosje voor we in Cuenca de weg naar de camping van Caserio de Embid vonden: de wegen waren weer helemaal veranderd, maar uiteindelijk, om 13 uur 35 kwamen we hier aan. We hebben hier nog vrij veel plaats, het sanitair is indrukwekkend, en we hebben in het campingrestaurant een menu à 8 euro gegeten: ijsbergsla, tomaten, komkommer, asperges, ui, gevolgd door calamares a la Romana en gebakken aardappelen, meloen voor mij en ijsje voor Roger, wijn en gaseosa à volonté, koffie of thee.
Het plaatsen (en afbreken! :-) van de tent gaat steeds vlotter en sneller!

Grotere kaart weergeven
14 juni 2006, woensdag

Deze middag vond ik een SMS van Hendrik: hij en Anneke hadden mijn brief ontvangen, de examens van Anneke verlopen goed en het regent weer in Vlaanderen.

We hebben de barrio San Martin van Cuenca bezocht, het oude centrum, dat hoger op de berg gelegen is. Omdat er in de stad zelf praktisch geen parkeerplaatsen zijn, parkeerden we even buiten de stad, wat maakt dat we al om te beginnen een heel stuk moesten klimmen. Daarna werd het echt zwoegen: bochtige straatjes en straten, trappen en trappen. Er leek geen einde aan te komen. Toen we praktisch aan de Plaza Mayor kwamen, zagen we een tunnel in de rots uitgegraven, die leidde naar een parking. We besloten na het middageten terug te komen en de auto daar te parkeren.

Die ‘barrio’ viel echt mee: blauwe, roze, oranje en rode geschilderde, oude huizen. Dikwijls met een balkon in smeedijzer, soms weer met gesmede tralies voor de ramen. Er zijn huizen die als het ware over de afgrond hangen, en dergelijke balkons des te meer.

Net toen we de kathedraal wilden bezoeken, sloten ze die tot 16 uur. We besloten dus naar de camping te gaan en weer iets te eten in het restaurant daar. Het werd deze keer voor Roger groene bonen (snijbonen?) met jamon, gevolgd door gepaneerde merluza met groenten, en een ijsje, voor mij spaghetti met een saus op basis van courgette, tomaten en wortels, gevolgd door chuletas de lomo a la brasa, en sandia (watermeloen). Elk menu, met wijn en gaseosa à volonté en koffie toe, voor 8 euro.

Spanjaarden drinken hun reeds gekoelde tafelwijn het liefst versneden met ijskoude gaseosa. Gaseosa is spuitwater met zoetstof en een beetje citroenextract, heel verfrissend.

Ik begrijp niet hoe het mogelijk is dat we drie jaar geleden moeite hadden om een menu te vinden voor een schappelijke prijs... Misschien zitten we nu in minder toeristische streken? Of ligt het misschien aan het niet toeristische seizoen? Of hebben ze hier geleerd dat ze toeristen toch best niet aftroggelen? (wat ze vorig jaar in Turkije wel degelijk deden!)

Tijdens het eten zond het alomtegenwoordig televisietoestel een match uit van de wereldbeker voetbal. (Overigens werden we gedurende heel de reis geconfronteerd met televisie-uitzendingen van de wereldbeker voetbal, druk gevolgd door de Spaanse mannen in elke bar, want alle Spaanse bars zijn uitgerust met minstens één televisietoestel. En als er meerdere toestellen staan, zijn die niet noodzakelijk afgestemd op dezelfde zender!)
Enkele mannen zaten daar gespannen naar te kijken en geregeld begonnen ze te juichen en in hun handen te klappen. Gek hoe mensen in zoiets kunnen opgaan (heb ik toch altijd gevonden).

Na het eten hoorden we koeienbellen op de berg boven de camping. We gingen zien: een kudde koeien en stieren, waarvan enkele exemplaren zeer imposante afmetingen vertoonden, daalden de berg af om in een zeer magere weide te komen grazen.

We reden terug naar Cuenca en lieten de auto in de parking onder de rots achter. Een vriendelijke Spanjaard toonde ons de weg terug naar boven (met een van zijn beide eenvingerige handen – gisteren heb ik in een bar nog een man opgemerkt die aan één hand slechts een vinger had, maar die had tenminste nog één complete hand): het ging via een deur en nog een deur naar een lift die ons weer naar boven bracht. We stapten uit op een plein dat we ’s morgens niet gezien hadden, en van waaruit we een prachtig zicht kregen op de omgeving.

We waren vlakbij de Torre de Mangana, een vroegere uitkijktoren van een Muzelmaanse alcazar. Van daar liepen we weer naar de Plaza Mayor, maar het bezoek aan de kathedraal bleek betalend te zijn, en wat erger is, je mocht er niet fotograferen, en je kreeg een geleid bezoek. Daar had ik geen zin in (ik wil in een kerk onder andere kunnen bidden, en Roger vond betalen voor iets dat je niet mocht fotograferen maar niets), dus we gingen niet binnen.

Wel klommen we verder tot het hoogste punt van de barrio, daar waar vroeger een Arabische burcht stond en waar zich nu het provinciaal historisch museum bevindt. Roger klom nog hoger, via een poortje, terwijl ik op hem wachtte op het plein naast het gebouw, van waar je een heel mooi zicht had op een klooster in de vlakte, en de ‘hangende’ huizen.
Het was vrij warm (tot 29°C) maar er stond een hevige wind die koel aanvoelde.

We daalden weer tot de plaza Mayor en in een zijstraatje dronken we een biertje. Ik wilde er ook naar de wc gaan, maar daarvoor moest je naar de verdieping via een zo steile trap dat ik me liever inhield. Ongelooflijk hoe smal en laag zo’n cafeetje is!
We passeerden nog via een paar kerken en namen daarna de lift terug naar beneden naar de parking.
Na enkele boodschappen kwamen we terug naar de camping waar we een karton gazpacho open deden, en ook nog wat brood en kaas aten.

16 juni 2006, vrijdag

Gisteren gingen we Zarzuela bezoeken, niet zo ver van Cuenca. De naam intrigeerde me (het is ook de naam van een Catalaanse vissoep en zou ‘blijspel’ betekenen). Het was een dorpje zoals er zoveel zijn in Spanje, met wel een mooie kerk. Weer smeedijzeren tralies voor veel ramen. Op een blijspel leek het voor de rest helemaal niet: stuurse mensen, de vrouwen dikwijls in het zwart gekleed, die je zelfs niet begroetten, en dat zijn we in dit land helemaal niet gewend.
Veel zwaluwen ook, die heel laag vlogen.

Kort nadat we het dorp hadden verlaten, vonden we dat de auto zo opvallend trilde: we bleken een lekke band te hebben. Roger verving het wiel door het reservewiel en op de camping vroegen we naar een garage. We werden naar een handelaar in banden gestuurd en die vertelde ons dat de band onherstelbaar was en volledig moest vervangen worden (hij loog niet: we hebben het gezien). Ongeplande kosten dus.

Dan gingen we een biertje drinken in de stad, in een heel smalle bar, waar zelfs geen plaats was voor een tafeltje, en kregen er elk een tapa bij. We namen elk nog een portie mosselen met groentjes en daarmee hadden we gegeten.

Daarna wilden we de ‘casas colgadas’ of hangende, plakkende, huizen wel eens van heel dichtbij zien en volgden daarvoor de aanwijzingen die ons brachten naar de overkant van de afgrond waarover die huizen (vooral hun balkons dus) hangen, vlakbij een klooster dat nu een parador is.

Daar werden we opgewacht door een zogenaamde wachter die ons vier euro vroeg om op onze geparkeerde auto te letten. Volgens ons rook dat naar bedrog, maar we durfden niet goed te weigeren: zulke mensen durven de auto van iemand die niet betaalt wel eens toetakelen. Nu ga ik natuurlijk voor een raciste worden uitgemaakt, maar de wachter had een uitgesproken Noord-Afrikaans uiterlijk (er zijn veel Marokkanen in Spanje). En hij was trouwens verdwenen toen Roger de auto weer ophaalde.

Daar stonden we dus, aan de overkant van die afgrond, vlak voor een heel hoge ijzeren brug, met opengewerkte zijkanten, die naar de oude stad voerde. Ik ben erover gelopen met bevende benen, mijn ogen dicht, en Roger ferm bij de hand houdende. Om vast te stellen dat we ergens achter de kathedraal uitkwamen: we hadden dus evengoed via de stad kunnen rijden, en dan had Roger die brug maar in z’n eentje moeten oversteken. Het zicht op de ‘casas colgadas’ was me die aanval van hoogtevrees echt niet waard. Daarom is Roger ook alleen teruggegaan naar de auto, en heeft hij mij op de Plaza Mayor, waar ik in mijn eentje, met nog steeds bevende benen als gevolg van de aanval van hoogtevrees en de honger die zich ondertussen weer liet voelen, was naartoe gelopen, opgepikt.

We deden nog boodschappen in een Lidll (waar ik eindelijk druivensuiker vond, want wat heb ik dat al gemist als ik te lang op eten moet wachten!), en gingen dan eten op de camping. De hele dag was het rond de 25°C geweest, maar drukkend. Weer namen we een menu van 8 euro, deze keer aspergeroomsoep gevolgd door gegrilde sardienen en tomaat.

Ik had een SMS van mama gekregen en wilde haar na het eten opbellen. Helaas, toen is er zo’n hevig onweer losgebarsten dat we de avond in de auto hebben doorgebracht. Ik heb dan maar ge-smst naar mama.

O ja, in dat cafeetje in de stad verkochten ze ook Grimbergen!

Vandaag hebben we rond halfelf de camping verlaten. Alles was weer opgedroogd! Onze bestemming was Córdoba.

Rond tien over elf reden we over de Puerto de Cabrejas, op een hoogte van 1180 meter. En een beetje verder werd het landschap zoals ik het mij herinnerde uit de Mancha: uitgestrekte vrij dorre velden, hier en daar een boom en een windmolen, af en toe een wit stadje, langs de weg soms klaprozen en blauwe bloemen die ik niet ken (het waren geen korenbloemen), en enkele heuveltjes die de vlakte doorbreken.

Later, op de Mesa de Ocaña, was het volledig vlak.
En toen zagen we een wegwijzer naar Chinchon, een stadje dat Roger mij wilde laten zien. We parkeerden de auto een eindje van de Plaza Mayor en te voet daalden we ernaartoe (wat betekende weer klimmen in het terugkomen natuurlijk). Roger had gelijk, het is een prachtig stadje, afijn, de Plaza Mayor is heel mooi, want tijd om meer te zien hadden we niet: een rechthoekig plein met langs één kant een wandelgalerij, langs de andere kanten vrij hoge huizen met allemaal twee smeedijzeren balkons boven elkaar. Het was er vrij druk, maar weer heb ik alleen Spaans horen spreken.
Veel piepkleine, mooie bars, en veel terrassen. In zo’n bar dronken we een biertje en aten een portie ‘patatas bravas’ bij wijze van middagmaal. Het was echt een minuscule bar: het enige toilet gaf rechtstreeks op de bar uit, het deed me denken aan Spanje zoals ik het in 1967 en 1971 heb gekend.

Grotere kaart weergeven
We reden verder via de autosnelweg en nog voor ik het bord ‘Andalucia’ zag, wist ik dat we die streek waren binnengereden: het landschap veranderde zo plotseling! De autosnelweg slingerde zich weer door bergen tot een nieuwe hoogvlakte met langs de weg olijfbomen.
We stopten nog even op een rustplaats voor een korte siësta, kregen weer enkele druppels regen, en iets voor 19 uur reden we Córdoba binnen. Bijna dag op dag 29 jaar nadat ik de stad voor de eerste en enige keer zag!

Gisteren avond heel laat kreeg ik nog een SMS van Nononc: of we gingen bijtekenen voor nog eens 30 jaar! Blijkbaar zit mijn oom er een jaartje naast in zijn herinneringen, want de eerste keer dat ik deze stad zag, was tussen mijn burgerlijk en kerkelijk huwelijk met Roger, echt precies 29 jaar geleden.

De camping zoeken werd nog een klus, maar om halfacht reden we er binnen. Voordat we de tent opstelden en iets aten, gingen we nog boodschappen doen in een Carrefour.
En deze avond aten we een snelle maaltijd bij de tent die Roger had opgezet terwijl ik dat eten klaarmaakte.
Ik heb ook eindelijk mama opgebeld, en een SMS van Elvira beantwoord.
Het was de hele dag rond de 25°C en zelfs nu is het nog heel zacht voor onze tent.

17 juni 2006, zaterdag

Deze morgen gingen we met de bus naar het centrum van Cordoba.

Grotere kaart weergeven
We zochten de ‘plaza de Tendillas’, waar een ‘oficina de turismo’ zou zijn. Op het plannetje dat we op de camping hadden gekregen, was het niet duidelijk. Dus vroeg ik de weg aan een dame die we ontmoetten. Ze bracht ons naar de bewuste plaza en ondertussen keuvelde ze een beetje.

Ze vond het een frisse dag (het is de hele dag rond de 30°C geweest) en vertelde dat het in mei boven de 40°C was geweest, wat ongewoon was voor die maand, maar niet voor juli en augustus. We vernamen ook dat er morgen na de mis van 18 uur 30 een processie van de kathedraal uit zou gaan, ter gelegenheid van Corpus Christi (sacramentsdag). En dan nam ze afscheid nadat ze ons had aangeraden de Mesquita-cathedraal te bezoeken, en de ‘parque de Miraflores’.

Op de plaza de Tendillas sloeg het net 11 uur: enkele gitaarakkoorden.
In Cordoba, de geboortestad van Seneca, moet je inderdaad de mesquita zien, maar die hadden we al gezien, en nu vragen ze 8 euro entree. Dat vond ik overdreven, en trouwens, als ik morgen voor de processie naar de mis ga, heb ik de kathedraal ook weer eens gezien.

Dus wandelden we door de oude stad, en vooral door de Juderia, de vroegere Jodenbuurt. In feite wilde Roger het pension terugvinden waar hij in 1973 logeerde met zijn zus Leona en Dirk Lambrechts, maar dat lukte niet. Wat onmiddellijk opviel, was dat de stad veel toeristischer is geworden. Of toch enkele straten. De bars, restaurants, winkeltjes en hotels verdringen er elkaar. En de mooie patio’s zijn nu meestal binnenpleinen van restaurants geworden, zodat je ze niet meer zo goed kunt zien, tenzij je er gaat eten natuurlijk.

Andere straten waren dan weer rustiger. Paleizen, kerken, kloosters, een toneelschool en een Muzelmaanse universiteit wisselden af met eenvoudige witte huizen, meestal weer met die tralies voor de ramen of zelfs voor de balkons.

We dronken af en toe een biertje of een montilla in een bar en aten wat tapa’s (ensaladilla russa, tortilla, spinazie met garbanzos en look – bijzonder lekker). Ik ondervond dat ik die manier van eten echt verkies boven die volledige menu’s waarna ik me altijd volgepropt voel: ik eet liever vaker maar minder.

We staken ook de Guadalquivir over naar de parque de Miraflores, maar dat stelde niet veel voor. Van daar wandelden we naar de volgende brug, bij een toren waarvan de naam mij nu ontgaat, een romeinse brug die ons weer in de buurt van de mesquita zou voeren, maar de brug bleek gesloten wegens verstevigingswerken. Dus keerden we terug op onze stappen.

Dan zochten we de puerta de Almodovar, naar het schijnt de laatste Muzelmaanse poort, die we ook vonden. Vlakbij was een parkje met een standbeeld van Seneca. Het was het uur van de siësta en bijna alle bars waren gesloten terwijl ze enkele uren vroeger uitpuilden: de mensen stonden soms tot op straat met hun biertje of hun wijntje.

Ik moet soms lachen als ik de gezondheidsprekers hoor zeggen dat we moeten leren eten en drinken zoals de mensen hier, en dus één à twee glazen wijn per dag drinken! Hier beginnen ze de dag soms met koffie en cognac (of wijn of bier). Rond 10-11 uur drinken ze een wijntje met een bocadillo (een sandwich), voor het middagmaal drinken ze een biertje of twee. Tijdens het eten genieten ze van een halve fles wijn, na de siësta eten ze hapjes en drinken ze nog een biertje of een glas wijn en bij het avondmaal nog een halve fles wijn! En, niet te vergeten, dikwijls nog een pousse-café na elke maaltijd. En roken dat ze doen! Ik ging schrijven ‘als Turken’ maar ‘als Spanjaarden’ zegt al voldoende! De bars en restaurants waar je mag roken, kondigen dat in grote letters aan!

We rustten wat uit in een ander parkje (vlakbij het vertrekpunt van paard en koets waarin je je door de stad kon laten rondleiden) en wandelden dan terug naar de Juderia. Daar zagen we een mooie leren handtas, en na enige aarzeling heb ik ze gekocht (of beter, gekregen van Roger, want hij heeft betaald).

En we dronken nog een biertje op een terras van de plaza de Tendillas (ongelooflijk hoeveel duurder het is op een terras dan aan de bar).

Daar kreeg ik een SMS van Elvira. Mijn beltegoed is bijna op en ik had haar in een SMS gevraagd of zij dat niet in België wilde aanvullen – daarvoor hoefde ze enkel de operator te kennen en mijn nummer. Het geld zou ik haar wel terugbetalen na onze reis. Nu berichtte ze me dat ze 20 euro had bijgevoegd aan mijn beltegoed.

Van Zeger heb ik nog geen enkel berichtje gekregen. Ik wist het, hij vindt dat niet nodig als er geen problemen zijn. Ik vraag me wel af of hij iets gaat laten horen als de brief die ik hem in de loop van de week heb geschreven, is aangekomen.

Cordoba blijft een heel mooie stad en gelukkig waren er nog plekjes waar het nog niet vergeven was van de toeristen. Ik vrees echter dat dit niet lang meer zal duren. Maar helaas, Roger heeft waarschijnlijk gelijk als hij zegt dat we hier misschien voor de laatste keer zijn.

We namen de bus terug naar de camping waar we wat wijn kochten, en eieren voor morgen vroeg. En daarna aten we bij de tent: gazpacho, brood en kaas.

Een Nederlandse vrouw kwam een babbeltje doen. Zij en haar man slapen ook in een De Waard-tent en ze vroeg zich af waarom Belgen kozen voor een Nederlandse tent.
Ik moet toegeven dat het een heel degelijke tent is: ze heeft het onweer in Cuenca prachtig doorstaan! Onze buurvrouw mét hetzelfde merk tent vertelde ons echter ook dat tegenwoordig de De Waard-tenten een binnentent hebben met ritssluiting! Precies wat ik vond dat eraan ontbrak toen we de onze kochten!!! :-)

18 juni 2006, zondag

Na een lange nachtrust en een stevig ontbijt met onder andere lichtgekookte eitjes, heb ik een jeton gekocht voor de wasmachine en een wasje laten draaien. Daarna de was opgehangen en om 13 uur de bus genomen naar Cordoba.

Daar waren ze volop bezig met de voorbereidingen voor de processie van deze avond: er werden op verschillende plaatsen in de oude stad altaren opgesteld, echt grote en fel versierde altaren. We gingen eerst een biertje drinken in een bar, en namen er twee halve raciones bij: een koude sla van zeevruchten (heel lekker: gamba’s, mosselen, inktvis, surimi, rode, groene en gele paprika, olijfolie en wijnazijn) en spinazie met garbanzos. De waardin offreerde ons nog een plaatselijke specialiteit: beignets van aubergines met een riethonigsaus. Superlekker. Na nog een biertje voor Roger en een Montilla voor mij, hadden we wel voldoende gegeten en gedronken en we wandelden weer een beetje door de straten, bewonderden het binnenplein van het congrespaleis en de alcazar die helaas niet open was.

Het was heel warm: rond de 33°C om 13 uur, en later werd het nog warmer. Op het plein voor het Alcazar rustten we een beetje, daarna gingen we nog naar het binnenplein van de mesquita–kathedraal waar veel volk rondliep. Er kwamen al nonnetjes aangewandeld voor de mis die pas om 18 uur 30 begon.
We gingen nog een biertje drinken, kuierden nog wat en zagen steeds meer mensen afzakken naar de kathedraal. Toch was het nog geen 18 uur. Ik wilde nog een hapje eten voor de mis, maar de meeste bars bleken dicht en dus haalde ik het hompje brood dat ik altijd bij heb uit mijn tas. Dan gingen we maar naar de kathedraal.

Toch heel mooi, die immense mesquita met zijn talrijke bogen! Ik was blij dat ik het nog eens kon zien.
Ik begreep nu waarom zoveel mensen al zo vroeg zich er meldden: ze hoopten vlak voor het altaar te kunnen zitten. Wij zaten ergens opzij, en al konden we een glimp opvangen van wat er aan het altaar gebeurde, in feite moesten we de mis volgen op een groot televisiescherm.
Wat een volk! En wat een geestdrift! Het werd een gezongen mis, voorgegaan door de bisschop, die werd geassisteerd door meer dan 30 priesters. Ik dacht altijd dat ze in Andaloezië nog sneller spraken, maar in feite begrijp ik de mensen hier nog beter dan in Aragon. Idem voor de bisschop.

De mis duurde vrij lang en op een zeker ogenblik haalde ik stiekem wat druivensuiker uit mijn tas, want de honger deed zich weer in alle hevigheid voelen. Het was ook heel warm in de kathedraal en ik wilde dat ik zoals al die opgedirkte Spaanse vrouwen mezelf koelte kon toewuiven met een waaier.

Maar de mis heeft me zeer ontroerd! Ik had vorige zondag tijdens de mis te Albarracin gebeden dat God me op de een of andere manier naar een kerk zou brengen deze zondag. Ik vond de dienst daar zo inspirerend dat ik dat nog wel eens wilde meemaken, maar ik wilde Roger niet lastig vallen door hem te vragen om naar de mis te gaan. En het ‘toeval’ wil dat ik gisteren die dame aansprak die meteen begon te vertellen over de mis en de processie van vandaag. Daarna was het niet moeilijk om Roger te overtuigen om er naartoe te gaan: zo zouden we nog eens gratis de binnenkant van de kathedraal zien. Roger leek ook onder de indruk want hij is zelfs te communie gegaan.

Na de mis werd de processie in gang gezet. Ik vroeg aan Roger of we niet ergens op haar traject iets zouden eten in een bar, dat zou ons twee vliegen in een klap opleveren. Maar hij verkoos te blijven fotograferen vlakbij de kathedraal, daar waar de processie vertrok. Met als gevolg dat ik er alleen enkele glimpen heb kunnen van opvangen: ondertussen was de hypoglycemie al zo ver gevorderd dat ik me niet meer in staat voelde om lang te blijven staan. Ik ging dus zitten op een soort trappen langs de zijgevel van de kathedraal, en kon bitterweinig zien. Natuurlijk hoorde ik wel de trompetten en de trommels en rook ik het parfum van de takken waarmee de straten waren bezaaid – takken van naaldbomen die je hier wel meer ziet, maar ik ken hun naam niet – vermengd met wierook. (en veel mensen raapten die op na de processie: ze waren immers gewijd!) Uiteindelijk kwam het pronkstuk. Het heilig sacrament (een immens exemplaar) gevat in een schrijn van smeedijzer en op een soort troon in een minikathedraal. Gevolgd tenslotte door militairen met trompetten en trommels. Ik vraag me wel af wat militairen te maken hebben met religie, maar kom, het zal traditie zijn.

Toen dat alles voorbij was geparadeerd, kwam Roger weer naar mij toe en toen ik hem uitlegde dat we beter mijn idee hadden gevolgd, dus de processie proberen voor te zijn en er vanuit een bar – en wat mij betreft dus met een hapje – naar te kijken, werd hij slecht gezind. Omdat ik zaagde. Hij lijkt nog steeds niet te begrijpen wat het betekent echt honger te hebben, en niet alleen trek.

Maar kom, hij bracht me naar een bar (het krioelde van het volk op straat) en daar at ik een racion tortilla al jamon. Meteen verdween de mist in mijn hoofd. Roger weigerde iets te eten, wilde alleen een biertje drinken.

Terwijl we daarna terug naar de bushalte wandelden, zagen we dat op de plaza de Tendillas de processie was ontbonden, en dat er nog gezamenlijk gebeden werd door het volk.
Terug op de camping heeft Roger wat brood met beleg gegeten en heb ik de was zo goed mogelijk opgeplooid. Morgen verlaten we Cordoba. Zal ik hier nog ooit komen?

De stad staat me fel aan, ondanks het feit dat ze veel toeristischer is geworden. De bars, de patio’s, de gitaarmuziek die je hier en daar hoort, de witte huizen, de mesquita-kathedraal (en ik weet ondertussen dat ze elke morgen enkele uren gratis te betreden is), de Guadalquivir... Dit is in feite het Spanje waar ik als kind van droomde na het lezen van ‘L’éventail de Séville’! Maar aan de hitte zou ik moeten wennen.

Wat ik vergat te vertellen: in Aragon mocht je niet meer roken in restaurants. Soms losten ze dat op (Spanjaarden zijn verstokte rokers) door vlak naast het restaurant een café in te richten waar je dus wel mag roken en waar je je fles wijn kunt voort opdrinken na het eten.
Hier mag je op de meeste plekken roken, en dat wordt dan ook in grote letters aangekondigd.

20 juni 2006, dinsdag

Aan de warmte van Andaloesië zou ik moeten wennen, schreef ik! Wat lijkt me die nu draaglijk vergeleken met de hitte van Estremadura!

Gisteren verlieten we de camping om kwart over tien. We mochten niet klagen over onze staanplaats: ze was vrij ruim, maar de douches waren minder zuiver dan die van Cuenca, en dat terwijl de camping iets duurder was...

We reden via een bochtige weg de bergen in, richting Villaviciósa. Naast de weg groeiden mooie paarse en witte bloemen. Later, in de vallei van Guadiato, ontmoetten we drie verloren schapen die in paniek voor onze auto uitweken. Ik zag nergens in de buurt een kudde of een herder. Tenzij kilometers verder dan, maar als de verloren diertjes daarbij hoorden, waren ze echt ver afgedwaald.

Ondertussen was het landschap helemaal veranderd: cactussen en olijfbomen. Rond 11 uur 35 waren we voorbij Villaviciosa, in de richting van Espiel (waar een camping blijkt te zijn die niet op onze lijst staat). Na nog wat bougainvillea en de embalse van Puento Nuevo, werd de streek alsmaar dorder en vlakker. We zagen lifttorens van (vroegere?) mijnen. We stopten om wat te eten onder een van de schaarse bomen en zochten daarna een plekje in de schaduw om even te dutten. Helaas, we naderden Estremadura en daar is bijna nergens schaduw.

Om 13 uur 10 reden we Estramadura binnen. Dor, vlak, witte aarde, magere graanvelden, roofvogels, af en toe een wit stadje, soms olijfbomen: ik herkende de streek (we hebben jaren geleden in Plasencia gekampeerd).
Rond 14 uur was het al 32°C in de schaduw – elke temperatuur die ik noteer, is in de schaduw gemeten. We zochten een camping aan de embalse van Proserpina, maar die bleek niet meer te bestaan. Dus reden we richting Plasencia. Onderweg vonden we een camping vlakbij Càceres.

Grotere kaart weergeven
Toen ik uit de auto stapte, voelde ik de hitte als lood op mij vallen. En ik herinnerde me de hitte van Plasencia. Alleen was dat toen tijdens de zomer... Ach, ik vergeet dat de zomer morgen begint! :-)

Boven de camping cirkelden roofvogels. We hebben hier een individueel sanitair: elk perceel heeft een vergrendelbaar huisje bevattende een toilet, een lavabo en een douche. Wel praktisch: je kunt er ook kostbare zaken in opbergen als je de camping verlaat.

We dronken een biertje in de bar van de camping, deden boodschappen in een nabijgelegen Carrefour (en vonden eindelijk gesneden soepgroenten zodat ik de soep kon bereiden waar Roger al zo lang naar verlangt), stelden de tent op en kookten wat soep, aten, dronken nog een biertje op het terras boven het zwembad, waar weer enkele mensen op tv een of andere match van de wereldbeker voetbal volgden, en gingen voor onze tent zitten, onder de parasolden die zorgt voor een beetje schaduw.

Rond 23 uur hoorden we geroep en gejuich op het terras. Weer vanwege de voetbal zeker? En rond dat uur was het ook een beetje frisser: 24°C!

Deze morgen vertrokken we rond 10 uur naar Caceres. We parkeerden de auto vlakbij de Plaza Mayor waar we via trappen en smalle straatjes naartoe wandelden. Het eerste wat mij opviel waren de vele ooievaars op de torens. Tientallen zaten op hun nest, hielden de wacht op de torens, vlogen rond, klepperden. Echt een mooi zicht!

We zochten de ‘oficina de turismo’ die we nergens vonden, maar bemachtigden wel een plattegrond van de oude stad in een paleis waar een soort Provinciaal toerismekantoor was gevestigd. Andere documentatie hadden ze niet.

Maar kom, met mijn bril op mijn neus en met een biertje in een bar, kon ik de heel kleine letters van de plattegrond een beetje ontcijferen zodat we daarna de oude stad konden verkennen.
Het viel me op dat we weer tapas kregen bij ons biertje: calamares a la romana. Jaren geleden kregen we dat nooit meer: zouden de zeden weer zijn veranderd? Na onze tocht door de stad dronken we trouwens nog een biertje in dezelfde bar en deze keer kregen we kippenvleugeltjes en chorizo. Daarna namen we een racion gamba’s al ajillo en daarmee hadden we weer gegeten.
Bij een laatste biertje, deze keer in een andere bar waarvan de blauw versierde muurtegels mij meteen waren opgevallen, kregen we dan weer garbanzos en varkensvlees.

Maar daarvoor bezochten we dus de oude stad: kerken, paleizen, mooie patio’s en de joodse buurt met zijn smalle straatjes en witte huizen. Het werd weer klimmen langs bochtige straatjes en trappen, en deze middag voelde ik mijn knie weer fel. Ik ben misschien dom dat ik in die steden mijn nordic-walkingwandelstokken niet durf te gebruiken: je ziet zoveel mensen met krukken en wandelstokken die ze alleen gebruiken om gemakkelijker de straatjes op te klimmen.

Wat mij het meest getroffen heeft van al die mooie gebouwen, was de concatedral de Santa Maria waar ik een bijna mystieke sfeer voelde. Het feit dat er net orgelmuziek was te horen en dat het koor repeteerde (en een prachtig lied zong) zal daarin wel een rol gespeeld hebben. Maar het lag zeker niet alleen daaraan, want ik voelde het meteen toen we binnenkwamen, nog vlak voor de repetitie begon.

We reden terug naar de camping waar we wat rustten in de schaduw van de parasolden. Het was ondertussen rond de 35°C!

Rond 16 uur vertrokken we naar Trujillo. Gedurende meer dan 50 kilometer reden we door een heel vlak en dor landschap, met één enkel wit dorp. In de lucht cirkelden roofvogels, ooievaars en een reiger. In het terugkomen (voor een deel via een andere weg, maar even vlak en dor) zagen we dat er toch een embalse in de buurt van Caceres ligt, dus waarschijnlijk vloog die reiger daar naartoe?

Grotere kaart weergeven
In Trujillo vonden we meteen de Plaza Mayor en het toerismebureau, vroegen er een plattegrond van de stad, en toen merkte Roger dat hij zijn portefeuille in de auto was vergeten. Terwijl hij die ging halen, wachtte ik op hem op een terrasje (ik had geen zin om weer naar de parking af te dalen om dan weer te moeten klimmen tot aan de Plaza Mayor) maar hier kreeg ik geen tapa bij mijn biertje.

Er zaten ook ooievaars op de toren van de kerk, maar veel minder dan in Caceres.
Toen Roger terug was, begonnen we onze tocht door de oude stad. Plaza Mayor omringd door huizen met wandelgalerijen, kerken en paleizen, en helemaal bovenaan, een goed geconserveerd Moors kasteel.

In het terugkomen namen we eventjes een andere weg, en reden we gedurende kilometers langs de gronden van een finca!
We waren rond 20 uur op de camping waar we bij 33°C wat soep en linzen met chorizo uit blik aten.

21 juni 2006, woensdag

Omdat gisteren avond bleek dat de harde schrijf van de laptop (waar ik dit op schrijf en waarop Roger zijn foto’s bewaart) vol was, zijn we deze morgen bij Carrefour een USB-stick gaan kopen. Daarna heeft Roger zijn foto’s daarop gezet. Ondertussen heb ik een hapje gegeten. Roger had geen honger na zijn copieus ontbijt.
Rond 12 uur was het al 30°C in de (schaarse) schaduw naast de tent.

Rond 13 uur 30, bij reeds 34°C, reden we naar Coria (waar ook een camping bleek te zijn). Het landschap zag er even dor uit als gisteren, en verlaten behalve dan door de ooievaars en roofvogels. Ik weet niet precies welke roofvogels het zijn die we hier zien rondcirkelen, maar er zouden ook gieren bij zijn.

Na een half uurtje echter werd het landschap nog wilder, met rotsige heuvels, eiken en na de immense embalse van de Rio Tajo, gele, magere weiden omringd door lage muurtjes en veel cactussen.

Grotere kaart weergeven
Coria bereikten we rond 14 uur 30. Het bleek een ingeslapen stadje met witte huizen te zijn waar rond de oude stad nog resten van een Romeinse muur te zien waren, een kathedraal én bovenaan een kasteel. We stapten uit en begonnen onze ontdekking, maar toen bleek dat er praktisch geen schaduw te vinden was, wilde ik liever niet verder klimmen naar het kasteel. Roger natuurlijk wel!

Dus ging ik op hem wachten op het terrasje van een bar waar ik een biertje had gekocht (ik had ondertussen de Spaanse truc geleerd: je koopt een drankje aan de bar, gaat ermee op het terras zitten en brengt het lege glas zelf terug naar de bar, en je betaalt het bartarief). Ik kreeg er weer een tapa bij die ik zelf mocht uitkiezen. Het werd een stukje tortilla met wat brood.
Ik heb opgemerkt dat ze hier niet meer ‘tapa’ zeggen, wel pincho of pinchito.
Daar zat ik in de schaduw van een soort naaldboom met breed kruin, waar ik de naam niet van ken, aan de voet van de donjon van het kasteel. Ondertussen begon het stadje te ontwaken uit de siësta.

Toen Roger weer bij mij was (er waren werken bezig aan het kasteel) dronk hij ook wat (het was ondertussen nog warmer geworden) en daarna wandelden we terug naar de auto. We merkten dat verschillende straten konden afgesloten worden door hekken waarop werd gewaarschuwd dat je nu de ruimte betrad waar de stierenloop plaats vindt en dat je dat op eigen risico doet.

Nu had Roger honger en we reden dus terug naar de camping. Maar onderweg stopte hij nog om een mooi zicht op de kathedraal en het kasteel van Coria te fotograferen. Ik volgde hem niet, want hij liep in de blakende zon!

Even later stopte hij weer om een kiekje te maken van ooievaars bovenop hun nest op een torentje langs de weg. En nog even later besloot hij even naar Torrejoncillo te rijden. Ook in dat ingeslapen stadje bleek niet veel te beleven...

Ondertussen was het al 36°C geworden en 17 uur! Roger reed terug richting Coria, want hij had in de buurt van de embalse resten van een Romeinse brug gezien en wilde die fotograferen. Omdat de kleine parkeerplaats op die plek bezet was, reden we verder. Ik had ondertussen ook vreselijk honger gekregen, maar ja, we gingen dus eten, niet waar?
Iets voor Coria sloegen we af in de richting van een kasteel boven op een berg, maar omdat we er niet bij konden, reden we terug in de richting van de Romeinse brug. De parkeerplaats was vrij en Roger verdween weer in de natuur terwijl ik een hompje at van het brood dat ik altijd bijheb.
Het was echt ongenietbaar warm. Afijn, het is vooral omdat hier nergens schaduw is en het licht zo fel is dat je echt verblind wordt. Even later trokken er enkele wolken voor de zon en dat was echt een verademing!
Ik zag dat er koeien graasden aan de oever van de embalse.

Rond 18 uur waren we eindelijk terug op de camping. Het was 37°C!
Nadat we een hapje hadden gegeten, vertrokken we weer naar Caceres. Het was nu 39°C!
We belandden er tijdens het ‘wandeluur’, waarmee ik de wandeling bedoel die Spanjaarden maken vlak voor hun avondeten, waarbij ze van café naar café stappen en vrienden ontmoeten.

Zelf gingen we nog heel even wandelen in de heel mooie en schaduwrijke oude stad. Gingen ook nog even de concatedral binnen die me eergisteren zo fel aansprak (en die dat weer deed) en dronken daarna een biertje (weer met een gekregen pincho: varkensgebraad met saus) in een bar op de plaza Mayor. Het was de eerste bar van eergisteren en we herkenden meteen een man met keelkanker (hij had een doekje rond zijn keel en drukte daarop wanneer hij sprak) die er toen ook zat.

Deze avond besloten we nog eens een menu te nemen in het restaurant van de camping. Hier kost het wel 10 euro, maar dat is nog steeds zeer schappelijk voor drie gangen – ten eerste gazpacho met garnituur voor mij, ensaladilla russa voor Roger, ten tweede merluza a la plancha met rauwkost voor Roger, soort cordon bleu met frietjes voor mij, en als dessert sandia (watermeloen) voor Roger en peer voor mij - wijn, water, gaseosa en brood à volonté. Het was zeer lekker maar ik heb weer meer dan de helft moeten laten staan! En toch voelde ik me ‘dikgegeten’.

Hier (in Estremadura dus) mag je blijkbaar ook niet roken op restaurant. Maar weer lag het restaurant vlak naast de bar zodat we desnoods onze wijn mee naar daar konden nemen na het eten.
Toen we uit het restaurant kwamen, bleek de temperatuur eindelijk menselijker te zijn geworden...

22 juni 2006, donderdag

We zijn deze morgen om 11 uur vertrokken nadat we (uiteraard) ons verblijf hadden betaald. De bediende aan de kassa vroeg me of we genoten hadden van Caceres. Dat was zeker het geval, maar ook de camping stond ons heel fel aan, antwoordde ik. Waarop ze me vroeg of ik het concept van individuele badkamertjes een goed idee vond. En of!
Behalve het feit dat er rond de middag echt bijna geen schaduw is, viel alles mee. De camping is nog in opbouw, de percelen zijn niet echt groot, maar naar Spaanse normen toch vrij ruim, de parasoldennen en de acacia’s zullen binnenkort voor voldoende schaduw zorgen, alles is zeer verzorgd, het – over het algemeen heel jonge – personeel bijzonder vriendelijk en attent. En je vindt er een wasmachine, een klein winkeltje, een zwembad en een bar plus restaurant.
En, naar Spaanse normen was het er héél goedkoop: rond de 15 euro per nacht voor twee personen!

Afijn, nadat ik dat meisje had gezegd dat we zeker nog eens terug zouden komen, vertrokken we richting Burgos.
We volgden de ruta de la plata. Wat daar precies mee bedoeld wordt, weet ik niet. Ik herinner me wel er ooit iets te hebben over gelezen, maar mijn geheugen laat me weer in de steek...
We volgden om te beginnen weer diezelfde weg als gisteren: die immense vlakte met roofvogels en ooievaars, de embalse, de rotsige heuvels. De rit werd serieus vertraagd door de vele vrachtwagens en het feit dat je dikwijls niet mocht inhalen. Rond 12 uur zagen we een richtingaanwijzer naar de Parque de Monfragüe, waar we ooit vanuit Plasencia waren naartoe gereden.

En weer ging het traag omdat er ‘cosechadoras’ (pikdorsers) voor ons reden. Ik heb dat detail onthouden ten eerste omdat ik dat woord in een vertaling eens heb moeten opzoeken voor een klant (en ik het in feite kende, maar ik was niet zeker van mezelf) én omdat er een Lexion van Claas bij was, waarvoor ik vroeger de handleiding in het Frans heb vertaald.
Maar uiteindelijk kregen we toch een stukje snelweg waardoor Roger al die obstakels kon inhalen.
Het was toen 33°C!

We werden de bergen ingevoerd, en even later zagen we weer een embalse, kort voor de ‘puerto de Béjar’ op 924 meter hoogte.

En dan ben ik in slaap gevallen. Ik vermoed dat, vlak voor ik weer wakker werd, aan het einde van de snelweg, we Castilla y Leon waren binnengereden want even later zag ik een richtingaanwijzer naar Ciudad Rodrigo.

En er was iets zeer merkwaardigs (dat waarschijnlijk geografisch uitgelegd wordt, maar ik schoot zo fel en ineens wakker uit een droom dat ik het alleen maar vaststelde): links van de weg zag ik enkel dorre, rotsige bergen, en rechts groene bergen.
Daarna volgde weer een immense vlakte.

Ik had al een heel poosje honger, maar nu bleek Roger hetzelfde te voelen, dus reden we van de weg af (vlakbij Alba de Tormes) en aten wat brood en kaas onder de bomen langs die kleine zijweg, bomen die een lekker zoet parfum verspreidden maar waarvan ik de naam niet ken.

Na ons frugaal etentje stelde ik aan Roger voor om even een dutje te doen, en dat bleek voldoende om hem goesting te geven om verder te rijden (soms lijkt hij op een kind! Zoals alle mannen zeker? Misschien moet ik doen zoals ik deed met de kindjes rond hun 2 jaar, namelijk het tegenovergestelde voorstellen van wat ik wil dat hij doet? :-)

We reden dus verder en plotseling zag ik, in een vlakte – en die zijn hier altijd immens – waar veel koeien graasden in magere, met muurtjes omringde weiden waarvan het gras geel zag, een kolen- en houthandel! Wat waren die twee hoog opgestapeld!

En dan ben ik weer even in slaap gevallen!
En ik werd wakker toen Roger weer van de weg afging om te tanken.
Dit tankstation was heel bijzonder naar Spaanse normen: er is veel schaduw (weer een soort dennen), er zijn toiletten, en zelfs een ruimte om baby’s te verzorgen, en douchen.

We pauzeerden even onder de dennen, Roger viel er in slaap, ik las een beetje maar vooral keek ik rond mij. Een man was bezig zijn middagmaal te gebruiken. Wat eten en drinken die Spanjaarden toch veel! In feite eten ze zoals ik zou willen eten, behalve de echte maaltijden dan, die zou ik sowieso overslaan!

En weer denk ik aan die gezondheidsfreaks! Hebben die eens echt drie maanden op z’n Spaans geleefd? Hebben ze ook zoveel varkensvlees (maar ook heel veel vis) gegeten? Nee, ik heb de indruk dat ze ons wat wijsmaken. Dat het eerder ligt aan een zekere levenstijl als ze hier minder hart- en vaatziekten hebben!

Om 17 uur 30 kwamen we aan in Burgos. Deze keer moesten we niet richting camping, maar moesten we het appartement van Maggy en Lorenzo vinden.

Grotere kaart weergeven
En dat ging nogal vlot.
Het is een vrij grote flat: een leefkamer (die ik eigenlijk salon zou noemen), een eetkeuken, drie slaapkamers voor samen 7 personen, een badkamer met lavabo, ligbad en wc, een soort washok met nog een wc en een lavabo en een bergkamer.

We gebruiken alleen één slaapkamer, de keuken en de badkamer: zo heb ik minder schoon te maken voor we vertrekken. Wel heb ik even de wasmachine volgeladen en laten draaien.
We gingen eerst nog wat boodschappen doen in de buurt (nadat ik aan voorbijgangers de weg naar een winkel had gevraagd), kochten brood in een kleine winkel waar we vroegen hoe we het gemakkelijkst in het centrum zouden geraken, en vernamen dat er vlakbij bussen reden tot 23 uur.

We aten wat soep met garbanzos, brood met kaas en namen de bus. In centrum Burgos was het, zoals we er gewend zijn, een gezellige drukte. De bars zaten vol, de mensen stonden zelfs op straat met hun glas wijn of bier; in de Mejillonera waar we uiteraard, zoals telkens als we in Burgos zijn, iets gingen drinken en eten, kon de ober zoals gewoonlijk de bestellingen amper volgen.

23 juni 2006, vrijdag

Ik vergat te vertellen dat we gisteren ook naar Maggy belden om te zeggen dat alles perfect was verlopen om het appartement te vinden enz, maar we waren vergeten dat het donderdag was en dat ze dan gaat bridgen. Ik legde dat dan maar uit aan onze neef Michaël die ik aan de lijn kreeg.

’s Avonds heel laat kreeg ik een SMS van Hendrik: Maggy had hem gebeld om te vragen of we voor 4 juli zouden terug zijn, want die dag moeten we naar Poperinge in verband met de verkoop van Jean-Maries huizen. Dat betekent dat we best een paar dagen vroeger dan voorzien teruggaan!

Ik heb ook een SMS van Zeger gekregen, in antwoord op een berichtje van mij waarin ik hem vroeg of hij mijn brief had gekregen. Hij was heel kort, vroeg zich af waarom hij me dat moest berichten en hoopte dat het geen sms-conversatie zou worden. Het kusje aan het einde van zijn bericht vergulde de pil min of meer. Nu, ik hou ook niet van sms-en, dus hij mag gerust zijn!

Deze morgen lang geslapen. Ik stond als eerste op, nam een bad, ruimde wat op, dekte de tafel, hing de was te drogen, veegde de keuken en bedacht dat je op een camping toch minder huishoudelijk werk hebt.
Na onze brunch vertrokken we naar Castrillo del Val.

Grotere kaart weergeven
Dat is het dorp waar Lorenzo is opgegroeid. We stopten eerst aan wat volgens mij de vroegere kerk van het plaatsje was, en een verwaarloosd kerkhof waar we verschillende keren de naam Anton zagen gebeiteld op de grafstenen (Lorenzo heet Anton-Santos, Anton zijnde de naam van zijn vader, Santos die van zijn moeder).

Ik zeg nu wel verwaarloosd kerkhof, maar in feite was het heel mooi want overal groeiden er klaprozen tussen de stenen. Van daar had je een prachtig zicht op de vallei, met zijn vele groenschakeringen, en het dorp.

Daar reden we dus naartoe. We waren er al eens geweest en er bleek weinig veranderd: een paar straten rond een kerk, geraniums aan de ramen en kastanjelaars voor de schaduw.

Van daar reden we naar Cardeñajimero, waar de obligate ooievaar op de toren van de Romaanse kerk troonde. Aan de ingang van de kerk hing een foto van een man die al sinds 4 mei zou vermist zijn.
Het was ondertussen al heet geworden: 35°C!

We reden richting Leon, langs een grote geïrrigeerde vlakte. In Tardajos dronken we in een bar langs de weg een biertje en aten een ración tortilla. De waardin keek maar zuur, praatte met niemand en toch zat er vrij veel volk, te kijken naar een voetbalmatch op tv.

Te Palacios de Benaver, met Romaans kerkje, reden we richting de monasterio, een klein nonnenklooster met een patio vol bloemen en vooral zeer geparfumeerde rozen. We gingen er de kleine gotische kerk binnen en kregen orgelmuziek te horen: een non oefende, waarschijnlijk voor de avondmis.
Buiten haar en nog een tweede non waren we er alleen: ideaal om even te mediteren.

Grotere kaart weergeven
Dan kwam Isar, waar we de kerk San Martin wilden bezoeken, maar die bleek dicht. Weer stonden er rozen te pronken rond de kerk en ze geurden heerlijk!

In Hornillos del Camino (uiteraard de camino naar Santiago de Compostella, op 469 kilometer ervandaan) zagen we huizen met overhangende verdiepingen, een Romaanse kerk die weer gesloten bleek en een herberg voor de pelgrims.

Grotere kaart weergeven
Het dorpje is in feite één grote straat met enkel steegjes die erop uitkomen. We dronken weer een biertje in een bar en ik had een interessante conversatie met de heel vriendelijke waardin. Ze vertelde ons dat het daar (‘op de meseta’) in de zomer altijd heel warm was – rond de 35°C – en in de winter heel koud – rond de 13°C onder nul. Ze praatte ook over de verschillende Spaanse talen, over hun gelijkenis en hun verschillen. En over het rookverbod. Naar het schijnt was het protest zo groot toen die wet ging doorgevoerd worden dat ze de wet hebben veranderd. En het is dus niet – volgens haar – zoals ik dacht, namelijk dat elke regio zelf mag kiezen of ze roken toelaten in restaurants! Nee, de wet op het rookverbod geldt alleen voor de etablissementen van meer dan 100 m², de kleinere mogen zelf kiezen of en waar ze wel of niet het roken toelaten.

Net toen we het dorp wilden verlaten, begon het te donderen in de verte en op het moment dat we doorreden begon het te stortregenen. Meteen zakte de temperatuur naar 28°C.
We stopten nog even te Medinilla de la Dehesa, om de kerk met Moorse bogen te fotograferen. De regen had opgehouden en het was nog maar 19°C!

Grotere kaart weergeven
Dan nog even een korte halte te Estepas, en we reden terug naar Burgos.
Het begon weer te onweren...
We wilden boodschappen doen in dezelfde winkel als gisteren, maar die bleek gesloten. Dan maar brood gekocht bij dezelfde dame als gisteren (die ons vroeg of we de bushalte hadden gevonden) en we merkten dat ze ook eieren, wijn, enz verkocht.
En terwijl het nog steeds regende, aten we op het appartement soep, en eieren met worst.
Terwijl ik dit schrijf, heeft het opgehouden met regenen, maar het is al over tienen, dus te laat om nog naar het centrum te gaan...

24 juni 2006, zaterdag

Nadat ik het vorige had geschreven, gisteren avond, terwijl Roger bezig was zijn foto’s te bewerken en op te slaan op de pc en de geheugenkaart, bleek een van zijn geheugenkaarten een probleem te vertonen: een goede zestig foto’s zijn verloren!
Erg! Het ging om de laatst gekochte kaart in een Carrefour en we kunnen onmogelijk terugkeren om ons geld terug te vragen. Trouwens, dat geeft ons de foto’s niet terug.

Ik heb vrij slecht geslapen deze nacht. Om geen lakens te hoeven wassen, slapen we in onze slaapzak, maar die heeft de neiging af te glijden van het bed. Daarbij moet Roger vrij veel gedroomd hebben, want hij bewoog nogal wat; op een bepaald ogenblik wroette hij zelfs zo fel dat hij uit bed viel! Gelukkig zonder zich te bezeren aan het nachttafeltje en zonder de lamp die daarop staat te breken!

Reeds gisteren avond hadden we vuurwerk gehoord in de verte en deze morgen hoorden we weer een soort feestgedruis. Na het ontbijt gingen we op zoek naar een grootwarenhuis om wat uitgebreider te kunnen winkelen. Daarna kwamen we terug naar het appartement waar we nog wat aten.

En dan vertrokken we richting San Pedro de Cardenas. De rit door de stad ging traag: files en files. Achteraf begrepen we dat het inderdaad feest was in Burgos. En deze avond pas, nadat ik de folders had doorgenomen die we deze middag in het ‘oficina de turismo’ hadden gekregen, begreep ik dat het ging om de veertiendaagse feestelijkheden rond het feest van de Heilige Paulus en Petrus op 29 juni. We zagen mensen in traditionele klederdracht rondlopen, kraampjes, en later, in het centrum van Burgos, een massa bloemen voor de kathedraal.

In dat foldertje las ik dat de ‘bloemenofferande’ het begin van de feestelijkheden inluidde.
Maar voor ik dat foldertje had, gingen we dus eerst naar dat monasterio San Pedro. Het ligt in een mooie, weidse groene vlakte, maar was, net zoals de eerste keer dat we het wilden bezoeken, gesloten. Het Benedictijner klooster zou gesticht zijn in de 9de eeuw, de huidige gebouwen dateren van de 17de eeuw.

Voor de kerkpoort werden foto’s genomen van een gezelschap dat duidelijk was gekleed voor een huwelijk. Maar ik zag geen ‘bruid’. Even bedacht ik dat je tegenwoordig niet meer per se een ‘bruid’ moet zoeken, vroeg mij af of in Spanje homohuwelijken ook al toegelaten zijn, en dan hoorde ik iemand iets zeggen over een ‘novia’. Er was dus wel degelijk een bruid, maar ze was niet traditioneel in het wit gekleed.
Plotseling koelde de temperatuur af van 25°C naar 20°C en er vielen regendruppels.

We reden naar Carcedo de Burgos, een vrij gewoon dorp: huizen in natuursteen, Romaanse kerk, maar wat niet alledaags was: een bakkersoven midden in het dorp. Net zoals bij ons in Gors op Leeuw!

Grotere kaart weergeven
We reden nog wat rond in de buurt, Roger maakte enkele foto’s van mooie landschappen, en dan keerden we terug naar Burgos. In de verte hoorden we gedonder.

In feite zochten we de monasterio de las Huelgas maar vonden het klooster eerst niet. Tot we, achter een boog, een soort achterbuurt herkenden waar we destijds op uitkwamen langs de achterdeur van het klooster. We hoopten langs daar weer het klooster binnen te kunnen, maar de deur bleek gesloten. Dan maar verder naar de voorkant gezocht, die helaas ook gesloten was. Later las ik in dat foldertje dat het klooster tussen de middag sloot, en pas om 17 uur weer openging. En toen wij er waren, was het kwart over drie! Dat we niet aan de siësta hadden gedacht!

Dan besloten we maar langs een deel van de Camino de Santiago te rijden. Dikwijls vind je daar toffe dorpjes (en een bar, hoopte ik). Helaas, langs deze kant ging de vroegere weg na het dorpje Celada del Camino (met weer een ooievaar op de toren van de Romaanse kerk) over in een autosnelweg. Ik begrijp dat ze niet alle oude wegen kunnen blijven onderhouden wanneer er nieuwe zijn aangelegd, maar soms krijg je dan wel een desolaat gevoel, zoals bij dat verlaten benzinestation dat nog zichtbaar was op een niet bereikbaar deel van de oude weg naast de autosnelweg, op 16 kilometer van Burgos, richting Valladolid.

Afijn, we kwamen terug naar het centrum van Burgos (waar het heel koel was, net geen 20°C): ik wilde naar een bar, om naar toilet te gaan, maar ook om iets te eten. De mejillonera bleek dicht, en dat vonden we zeer eigenaardig voor een zaterdag. Maar, en dat bedacht ik pas deze avond toen ik dat foldertje las, misschien zou de bar pas veel later opengaan, wanneer de kraampjes opgedoekt zouden zijn. Want op verschillende pleintjes zagen we kraampjes, in de straten liepen vrouwen in klederdracht (en die vond ik heel mooi: veel rood, zwart en wit) en voor de kathedraal lagen dus hopen bloemen. We zagen ook nog een kort stoetje (het leek op onze fanfares), en hoorden mensen zingen in een restaurant.

Voor we een andere bar binnengingen (een van de weinige die wel open waren) zochten we een geschenkje voor Nele. Ik heb niet de gewoonte om ‘souvenirs’ mee te brengen voor iedereen, want dat schept toch alleen maar wederverplichtingen. Maar onze lieve overbuurvrouw Marie-Claire (en haar dochter Nele helpt haar daarbij) zorgt elke dag voor de schapen, de kippen en de vriendin van Osama, dus vind ik dat ik voor hen een kleinigheid mag meebrengen.

Voor Marie-Claire had ik al een hele mooie asbak gekocht in Cuenca – ik heb dezelfde voor mezelf gekocht want ik heb er de twee laatste weken voor ons vertrek twee stuk laten vallen – die de eigenschap heeft ook als schotel te kunnen gebruikt worden.
(Terwijl ik dit schrijf, begint het te regenen én te donderen!)
Ik had het dus over dat cadeautje voor Nele, dat ik niet vond...
Dus gingen we maar eerst een biertje drinken en namen samen één racion champignons al ajillo, wat mijn honger voldoende stilde. Dat was een zeer eenvoudig maar heerlijk gerechtje: champignons, look en jamon in olijfolie gebakken!

Daarna wandelden we nog een beetje, kwamen, vrij toevallig, langs een oficina de turismo waar ik samen met een plattegrond van de stad ook een foldertje kreeg waarin ik deze avond dus las over het feest.
(Het giet nu en het onweer komt steeds dichterbij!)

We gingen daarna terug naar de auto, via een markt. En daar vond ik iets geschikts voor Nele: een mooie kleine rode leren handtas.
(En nu is het licht even uitgevallen, ik vrees dat het onweer vlak boven Burgos tiert).

Terug op het appartement bereidde ik een linzensoep met linzen en aardappelen uit een bokaal, chorizo, look, tomaten en uien die we deze morgen hadden gekocht. Omdat de linzen al voorgekookt waren (ik wilde geen uren koken) was ik een beetje bang dat het niet zo heel lekker zou zijn, maar het viel best mee.

O ja, en natuurlijk hebben we deze morgen bij de boodschappen ook iets gekocht voor Rogers zus Maggy en haar echtgenoot Lorenzo, uit erkentelijkheid omdat we hun appartement gratis mochten gebruiken.
Want overmorgen vertrekken we dus naar Frankrijk!

O ja, deze avond, nog voor we langs die markt liepen, even naar mama gebeld vanuit een telefooncel. En Elvira heeft SMSje gestuurd: ze heeft het heel druk op school (en dat is normaal vlak voor de vakantie).

Heb ik eigenlijk al verteld dat mijn rib al een heel poosje niet meer pijn doet en dat ik dat zelf wijt aan de twee yoghurtjes die ik, voor hun calcium, per dag eet? En rugpijn heb ik ook helemaal niet meer. En ik had in het begin van de reis, toen ik daar over klaagde, in feite moeten weten dat het na een paar dagen zou overgaan: het was vroeger al zo, zelfs toen ik veel jonger was dan nu! :-)

25 juni 2006, zondag

Rond 12 uur wilden we in de Vitoriastraat de bus nemen naar Burgos, maar er bleek een stoet aan de gang te zijn. Gedurende meer dan een uur hebben we staan kijken, samen met een hele menigte, naar het defileren van de Peñas, een soort verenigingen. Het leek wat op een carnavalstoet, met dit verschil dat de meesten hier niet verkleed waren, maar traditionele kostuums of jurken droegen, dat er veel traditionele dansen werden opgevoerd. Voor de rest waren er steltenlopers, reuzen, castagnetten, veel fanfares, veel kinderen, mooie wagens, en heel veel ballons in de vorm van dieren of personages. En heel veel sfeer! En ook een delegatie uit Andaloezië. Ruiters met prachtige cordobés-hoeden en vrouwen met flamencojurken.

Omdat de stoet de hele Vitoriastraat volgde tot in het centrum (hetzelfde traject als de bus) besloten we daarna eerst wat rond te rijden in de omgeving van Burgos. Eerst gingen we nog een hapje eten op de flat en daarna reden we naar Vivar del Cid, de geboortestad van El Cid. Daar was helaas niet veel meer te zien dan een standbeeld van hem en een kerk.

Het volgend dorp was Sotopalacios, met een kasteel van de 15de en 16de eeuw, nu privé-bezit. We wandelden wat rond het kasteel maar de zon brandde echt te fel (hoewel het amper 23°C was).

We reden daarna richting Aguilar del Campo, weer door zo’n immense geïrrigeerde vlakte met praktisch geen bomen en omzoomd door dorre heuvels. Daar was een heel klein dorp, Marmellardo de Arriba, met praktisch geen schaduw, behalve van de huizen zelf. Een man lag op het trottoir, in de schaduw van een dak, zijn siësta te doen.

Even buiten het dorp wilde Roger enkele foto’s maken. Het was daar zo vredig! Enkele bijen zoemden op de distelbloemen en margrieten langs de weg, ik hoorde krekels en zwaluwen en af en toe het geblaf van een hond in Marmellado, en voor de rest was de stilte volmaakt.

We reden daarna terug naar Burgos. Daar was het volop feest: muziek, spektakels, ballonnen, kinderspelen, eigenaardige ‘machineries’ zoals de makers ervan ze zelf noemden, en volk, volk! Ik denk dat heel Burgos op straat was: kinderen, jongeren, ouderen, kreupelen, iedereen liep van bar tot bar, bekeek de spektakels. Eigenaardig genoeg vond ik die drukte niet erg. Maar ja, het waren dan ook geen toeristen!
Toch zijn we even uit de drukke straten gegaan om nog een keer de prachtige ‘kanten’ kathedraal te bewonderen.

Deze avond bestond ons avondmaal weer uit ‘tapas’: mosselen op verschillende wijzen bereid, en patatas bravas.
Een van de bars liet duidelijk merken wat hier de algemene mening is over dat rookverbod en vertolkte het zo op een aanplakbiljet:‘vanaf 1 januari is deze bar een bar voor rokers en voor niet rokers die tolerant zijn’!
En... hier krijgen we geen gratis tapa’s! Is dat misschien alleen typisch voor Andaloezie?

27 juni 2006, dinsdag

Gisteren morgen, om kwart voor elf hebben we Burgos verlaten. Daarvoor hadden we al onze bagage weer naar de auto gedragen en de flat wat schoongemaakt. We reden richting Vitoria, langs de bergpas La Brujula en later door de desfiladero de Pancorbo met zijn verticale rotswanden. Onderweg zagen we twee oude bruggen, half afgebroken en vervangen door een nieuwe. De oorspronkelijke bruggen blijven dan maar staan. :-)
Daarna kwam de Monumento al Pastor en, na een hoogvlakte, Miranda de Ebro en om 12 uur reden we het Baskenland binnen. Na Vitoria gingen we in Salvatierra even een bar-restaurant binnen waar een verhaaltje aan vast hangt.

Grotere kaart weergeven
Roger had daar de eerste keer iets gedronken toen hij in 1973 met zijn zus Leona en Dirk Lambrechts in Spanje was. In 1975, de eerste keer dat ik Roger vergezelde naar Spanje, gingen we dezelfde bar binnen, en meteen herkende de barman Roger. Jaren later, tussen 1985 en 1990, gingen we er weer binnen, deze keer met de kinderen. Meteen sprak de barman Roger aan: 'U bent hier lang geleden nog geweest, niet?'
We hoopten een beetje dat hetzelfde zich zou herhalen... Maar eerst twijfelden we of de barman wel dezelfde was: hij leek zo fel veranderd (in feite was hij dus sowieso 15 jaar of meer ouder). Hij bekeek ons ook met een speciale blik, of hij zich afvroeg of hij ons nog eens gezien had. Het was duidelijk dat hij aarzelde... Uiteindelijk dacht Roger dat hij het wel degelijk was, maar hij durfde het niet goed te vragen, denk ik.

Nadat we een biertje hadden gedronken, vroegen we of we in het restaurant ook een enkele schotel konden krijgen in plaats van het voorgestelde menu, en dat bleek geen probleem. Dus aten we allebei een ensalada russa.
En verlieten we de bar, het mooie stadje dat nu enorm uitgebreid bleek, nadat Roger er nog sigaren had gekocht in zo’n typische tabacco.

We reden naar Pamplona in Navarra en daar verloren we veel tijd en kilometers met het zoeken van de weg naar Valcarlos: er vertrekken in Pamplona twee wegen naar Frankrijk, waarvan een naar Biarritz, en telkens weer vielen we op die route, die we wilden vermijden. We zochten immers de ‘camino’ door de Pyreneeën. Uiteindelijk vonden we die camino, en rond 15 uur 30 begonnen we de bergen in te klimmen. We ontmoetten de nodige pelgrims onder weg, passeerden Roncevalles, en daar leek het wel of we de wolken inreden, zo laag hing de mist rond de bergen. Mist die meteen opklaarde toen we op de tegenovergestelde bergflank zaten. Het werd alsmaar kouder: aan het begin van de camino was het nog 27°C, maar toen nog maar 13°C;

En dan kwamen we aan het laatste Spaanse stadje, Valcarlos; en ik bedacht ineens dat ik de deur van de koelkast niet had laten openstaan nadat Roger de elektriciteit had afgezet in het appartement.
Het was 20 over 16 uur, we hadden, weliswaar op ons gemakje, 270 kilometer afgelegd, maar er was maar een oplossing: terug naar Burgos rijden.

Om 20 uur kwamen we aan op de flat. Nadat we onze vergetelheid hadden goedgemaakt, trokken we naar de camping van Burgos. Als we weer een nacht in het appartement zouden slapen, zou ik vandaag immers weer hebben moeten schoonmaken (want de vloer van badkamer en keuken bestaat uit witte tegels waar je alles op ziet) en moesten we de auto weer volledig leeghalen en inladen. Op de camping konden we de meeste bagage in de auto laten, want daar is hij minder blootgesteld aan vandalen dan op straat (ik heb vergeten te vertellen dat eergisteren vandalen het Fordkenteken van de auto hebben gehaald).

De camping van Burgos is ons zeer vertrouwd (en bij het inschrijven bleek zelfs dat mijn naam in hun archief zat) en is een van de beste van Spanje. Maar gisteren was het er zo koud (het is in Burgos dikwijls vrij fris is, vooral ’s avonds) dat we de avond in de auto hebben doorgebracht, met een wijntje en boeken. Weliswaar nadat we iets hadden gegeten in het restaurant van de camping, want ik zag weer letterlijk scheel van de honger.

Deze morgen hebben we ontbeten in de bar (daar hing weer iets over dat roken: ‘deze bar is voor rokers en tolerante niet rokers’) en vertrokken we al om 5 voor 10. Zelfde richting als gisteren, maar deze keer zoveel mogelijk langs autosnelwegen. Het was nog steeds koud: 14°C in Burgos en amper 21°C in Pamplona. Waar we deze keer gemakkelijk de camino vonden.

Om 10 voor 13 uur stopten we in de buurt van Erro, op de hoogte van Erro, om te picknicken (kaas, salchichon, chorizo, brood en een blikje bier). Daar was de temperatuur zeer aangenaam (rond de 23°C) maar de plek die we hadden uitgekozen was vrij ‘druk’: er kwamen tientallen pelgrims (dikwijls met nordic-walkingwandelstokken) voorbijgestapt – een voettocht naar Santiago is echt een rage aan het worden, me dunkt – er stopten nog twee andere auto’s... en er cirkelden tientallen arenden boven ons hoofd! Wel hadden we daar een prachtig zicht op de vallei (waar Roger nog een paar foto’s van gemaakt heeft).

En we reden verder. Weer hingen er flarden mist rond de bergen voor ons en op de top Ibarieto hing nog meer mist dan gisteren. Maar weer verdween hij nadat we de andere kant van de berg hadden bereikt.

Om 14 uur 10 reden we Frankrijk binnen.
Eerst wilden we nog even stoppen in Saint-Jean-Pied de Port, waar onze allereerste reis samen ons ook naartoe bracht, en waar we goede herinneringen aan hebben. Maar we weten sinds de laatste keer dat we er waren dat het mooie ingedommelde stadje dat we in 1975 hadden ontdekt ondertussen heel toeristisch is geworden; en tijdens onze doorrit merkten we dat het indien mogelijk nog erger was geworden, dus besloten we verder te rijden.
Salies de Béarn stond ons wel aan.

Grotere kaart weergeven
We gingen er zelfs het toerismebureau binnen maar toen we de gekregen informatie doornamen, stelden we vast dat we meer dan een dag zouden nodig hebben om de streek al was het maar oppervlakkig te verkennen. En daarbij dreigden er zeer donkere wolken... Dus besloten we nogmaals verder te rijden, richting Périgueux. Het werd een zeer eentonige en langzame reis door de Landes: vrachtwagens, werken, dorpjes, files, en altijd diezelfde bossen, die rechte, vlakke wegen...

Maar uiteindelijk, om iets over 19 uur reden we de Landes uit. Weer werd het landschap heuvelachtiger, graasden er koeien in de weiden (wat zijn onze koeien lelijk en vormeloos vergeleken met die van Spanje en Frankrijk). Ik meende me te herinneren dat er een camping was in Marmande, maar ik vergiste me. Dus maar verder gereden tot we de Dordogne binnenkwamen. En daar, te Eymet, in de Périgord (Dordogne), een mooie bastide met nog resten van een kasteel en een donjon, vonden we eindelijk wat we zochten. Om 20 uur 15! Weer had ik vreselijk honger, ondanks het feit dat ik al wat brood had gegeten onderweg.

Grotere kaart weergeven
Onze tent was deze keer ongelooflijk snel opgesteld: om 20 uur 45 zaten we al te eten: hetzelfde als deze middag, maar voor Roger ook een restje linzensoep.

Na het eten gingen we even naar het stadje, via een poort van het vroegere kasteel, vlakbij de camping. Er was een ‘marché nocturne’ en dus wel enige sfeer. En, zoals ik al schreef, het lijkt echt een mooie bastide te zijn.

De temperatuur is heel zacht en we zitten nu voor de tent, ik met een mouwloos t-shirt. In de verte hoor ik een riviertje kabbelen, krekels.
Tot voor kort klonk er nog geregeld gejuich overal op de camping, en zelfs vanuit de stad: weer dat voetbalkampioenschap zeker?

De camping valt enorm mee: zeer ruime percelen (in feite zijn ze zelfs niet echt afgebakend, tenzij je de lage haagjes die hier en daar oprijzen als grenzen beschouwt). Wij hebben een plek gekozen tussen zulke twee haagjes, waardoor we een beetje op onszelf zitten. De lavabo’s zijn ondergebracht in aparte celletjes die op slot gaan, er is veel schaduw, alles is proper, alleen moet je zelf je wc-papier meenemen naar de toiletten.

28 juni 2006, woensdag

Deze middag een sms van Anneke: ze is geslaagd in haar examen. En even later een berichtje van Elvira: zij, Strobi en Zeger waren aan het fietsen.
Waarschijnlijk hebben ze daar dus ook mooi weer.

Hier is het stralend: tussen de 25 en 27°C, met een verkoelend briesje. Deze morgen, toen ik opstond, merkte ik dat we buren hadden gekregen. Ik begrijp dat niet: er is plaats zat op de camping en dan moet die camper zich precies naast ‘ons’ haagje komen zetten. Daarbij hebben ze de hele rest van de dag zitten hun camper in orde brengen, en stond hun radio geregeld op. Nederlanders die een beetje verder staan, ook met een camper, kennen er ook iets van: hun radio is soms tot hier te horen.
Maar kom, nu is het stil (het is 21 uur 30), ik hoor alleen de laatste merels fluiten, en dat riviertje kabbelen.

We hebben het vandaag zeer rustig aan gedaan. Wat gekuierd in de mooie bastide met zijn plein omringd door arcades, zijn vakwerkhuizen, de resten van het 13de eeuws kasteel (die de hele middag de afspraakplaats leken te zijn van de jeugd), zijn neogotische kerk (die de hele dag open stond), zijn vele zwaluwen. Een biertje gedronken, dan weer wat gekuierd, en ons afgevraagd hoe het komt dat hier zoveel Engelsen vertoeven.

Deze avond was er wijn- en ‘saucisson’degustatie op de camping en we geraakten wat in gesprek met de wijnboer. Naar het schijnt kopen Engelsen alle vervallen boerderijen in de buurt op, restaureren ze en zorgen ze dat andere Engelsen hier hun vakantie doorbrengen. Maar dat wordt ze niet kwalijk genomen: ze starten handels, ze consumeren goed, en dankzij hen zijn die oude gebouwen van verval gered. Wat wel jammer was, zei de wijnboer in zijn sappige Zuid-Frans, was dat je het vroegere ‘patois’ minder hoorde op straat: er wordt steeds meer Engels gesproken. Ik dacht aan de rand van Brussel… Maar er is toch één groot verschil: al die Engelsen integreren zich goed, dixit wijnboer, en met de autochtonen, én met de gewone toeristen, spreken ze Frans.

We dachten dat aan den lijve te ondervinden, toen we in een winkeltje ‘wijn en vrac’ kochten en werden te woord gestaan in het Frans door wat we dachten een Engelse te zijn. Maar ze vertelde ons al heel gauw dat zij geen Engelse was. We hebben haar niet durven vragen van waar ze dan wel was, want dat zou haar er op gewezen hebben dat we hoorden dat haar accent zeker niet dat van de streek was en zelfs van geen enkele andere Franse streek.

De wijn (van de proeverij op de camping) was bijzonder lekker – nu, de goedkope wijn van die niet Franse dame ook - en niet duur: we hebben 5 liters rode wijn gekocht voor 12 euro, en nog eens drie worsten (eentje met alleen varkensvlees, eentje met ‘bleu d’Auvergne’ – kaas dus – en eentje met eend) voor 10 euro.

30 juni 2006, vrijdag

We zijn thuis. Gisteren zijn we iets over 10 uur vertrokken uit Eymet. En ik noteer hier dat ik dat stadje, en zeker de omgeving waar we nu geen tijd voor hadden, nog eens terug wil zien.
In feite hadden we nog een dagje kunnen blijven, maar er is het feit dat we dinsdag dus naar Poperinge moeten, en als we toch in het weekend moeten thuis zijn, misschien beter vandaag, redeneerde ik, zo kan Zeger morgen naar huis komen… Helaas, ik vergat dat hij met vakantie is, samen met Elvira en Strobi allerlei plannen heeft, en dus dit weekend niet naar huis zou willen komen!

Nu, het is goed dat we niet meer getreuzeld hebben: er valt nog zo veel te doen hier voor ik weer begin te werken! Ik heb zelfs nog geen tijd gehad om alle mails na te kijken.

Maar ik loop vooruit. We hadden dus Eymet verlaten, nadat ik om half acht al wakker was geworden van het gepraat dat gepaard ging met het vertrek van onze Franse buren.
We reden richting Périgueux, dan richting Limoges, en zagen weer afwisselend bosjes en uitgestrekte weiden in het lichtgolvend landschap.

Na Limoges hebben we de autosnelweg genomen. Dat gaat sneller, maar ik vind het zo eentonig! Ik heb dan maar veel gelezen: gisteren had ik immers een nummer van Psychologies gekocht.
Na een poosje verlieten we toch de autosnelweg en stopten even in het stadje Aubigny.
Mooi stadje met vakwerkhuizen en een kerk dat we snel, snel bezocht hebben. Ik vond er wel een gratis nummer van het blad ‘Familles chrétiennes’ gaande over het hiernamaals volgens het christendom: weer een beetje (en zeer interessante) lectuur voor onderweg. In dat stadje gingen we ook een ‘Dépôt-vente’ binnen (een soort tweedehandszaak) omdat er heel veel strooien hoeden werden aangeboden. Hoe dikwijls had ik tijdens de reis niet gezaagd dat ik een hoed zou moeten dragen tegen de zon. Maar telkens we er een vonden, was hij te duur naar mijn zin… of te klein (niemand wil geloven dat ik een ‘dikke kop’ heb).

Het was heel warm in Aubigny (28 graden in de schaduw) en daar stonden al die hoeden naar mij te lonken. Roger drong aan dat ik ze zou passen. Ik had zoiets van ‘de reis is toch voorbij’. Maar toen kwam de verkoopster er zich mee moeien…
En ze vond precies de hoed waar ik al heel lang van droomde: breed gerand, niet te opvallend van kleur, en niet te hoog. En hij paste me!!!
Roger argumenteerde: ‘zulke hoed kun je thuis ook dragen als het heel warm is, of volgend jaar op reis!’. Ik vond hem echter nog wat te duur (15 euro). Maar toen vertelde de verkoopster dat hij ‘en solde’ was – de ‘solden’ (koopjes) beginnen in Frankrijk inderdaad einde juni - en de 10,5 euro die we er uiteindelijk voor betaalden, vond ik zeer schappelijk. Ik heb er trouwens al veel plezier van gehad gisteren en vandaag.

Om 17 uur staken we de Loire over. We deden nog enkele boodschappen in een ‘grande surface’ te Courtenay. En weer viel het mij op hoe duur fruit en groenten in Frankrijk zijn. Je vindt er geen enkele voor minder dan 2,5 euro de kilo…

Rond 19 uur 30 reden we richting Troyes. Ik heb deze keer niet veel gekeken naar het landschap: ik zat vooral te lezen in dat blaadje dat ik in die kerk had meegenomen.
We wilden kamperen in Villeneuve l’Archevêque, waar we, ik denk drie of vier jaar geleden, nog eens hebben overnacht. De camping stelde niet veel voor, maar het was er zeer rustig, dat wisten we nog. En het enige restaurant van het stadje bleek toen gerund door Nederlanders (het eten was er niet bijzonder lekker, meen ik mij te herinneren).

Maar toen we na veel zoeken de camping vonden (hoe hebben we die in godsnaam vorige keer ontdekt?) bleek die helemaal leeg. Even hebben we geaarzeld: zouden we ons installeren of niet? Een camping voor ons alleen leek me wel een leuke ervaring, maar Roger vond dat we het niet mochten riskeren. Het is inderdaad zo dat er, in tegenstelling tot in Spanje, op die Franse gemeentelijke campings meestal geen bewaking is ’s nachts. De veiligheid wordt enkel gegarandeerd door een soort onderlinge sociale controle vanwege de kampeerders.
Hoewel het al over 20 uur was, besloten we onze tent er toch maar niet op te slaan. En reden het stadje weer uit. Ik zag al scheel van de honger, ondanks het hompje brood dat ik bij me had in de auto en waar ik af en toe in beet (maar Frans brood is toch zo hard! En mijn tanden toch zo slecht!).

We waren het stadje nog niet echt uit of Roger ontwaarde een aanwijzing naar een andere camping, op 7 kilometers daar vandaan.
We sliepen dus in Courtenay, in de Champagne. Om 21 uur was onze tent al opgesteld. De beheerder van de camping (in feite een gemeenteambtenaar die daar enkele uren per dag doorbrengt en zich toevallig daar bevond op dat uur) leende ons nog een ‘Europese stekker’, de enige die paste op de elektriciteitsvoorzieningen. Vroeger namen we geen elektriciteit (en was het zelfs meestal niet mogelijk), tegenwoordig wel: ik wil mijn nota’s op de laptop zetten, maar vooral mijn oogdruppels moeten koud staan.
Hij vroeg ons hoe laat we vandaag zouden vertrekken, want hij wilde natuurlijk zijn stekker graag terug. We hebben afgesproken dat hij die maar zou uittrekken als hij zijn morgenronde deed, rond halfnegen. En ons zou laten slapen. Maar toen we vandaag rond halfnegen wakker werden, bleek de stekker al uitgetrokken, en ons ijskastje niet echt koud…

Nog nooit was onze tent zo snel opgesteld als gisteren avond. Oefening baart kunst, dat wel, maar zou het ook niet zijn geweest omdat ik stierf van de honger?
Nadat ik eerst in de auto was gevlucht voor een soort vliegende kevers die echt agressief waren (en me deden denken aan die keer dat we ons bij André en Chantal De Boeck hadden vervoegd in de Drôme, in de jaren 80, vlak na de dood van Maria-Theresia, toen we haar zoontje Christian-Andres naar haar zus in Madrid brachten: toen was ik ook eens in de auto gaan schuilen voor nog meer agressieve en meer talrijke kevers) aten we voor de tent: brood en een sla van tonijn, aardappelen en groentjes die we in Courtenay hadden gekocht. De kevers waren ondertussen verdwenen natuurlijk, anders had ik wel in de auto gegeten.

Daarna dronken we wat wijn, en toen ging ineens mijn mobieltje (ook daarvoor nemen we een elektrische aansluiting). Ik zat voor de tent, mijn telefoon zat in mijn tas die in de tent lag. Ik ritste zo snel mogelijk de ‘deur’ open, graaide naar mijn tas, en terwijl de GSM verstomde, merkte ik dat mijn bril die ik rond mijn nek droeg, serieus misvormd was: ik had met dat goedkope montuur ergens tegen geslagen zeker?
Roger kwam toen net terug van de toiletten en ik toonde hem het ‘misbaksel’: een been compleet misvormd.

De bril bleek zelfs helemaal stuk want toen Roger hem probeerde te repareren, zat hij ineens met twee stukken in zijn hand. Voor mij een ramp, echt! Ik schrijf dit met mijn bril op mijn neus, en een been ervan heb ik gewoon met wat plakband aan het montuur bevestigd. Ik kan de bril dus wel niet meer plooien noch echt wegbergen. Morgen gaan we een andere kopen: op die manier wordt onze reis nog héél duur…

En ik was te laat. Kreeg op mijn GSM het teken dat ik een telefoontje had gemist. En vlak daarna hoorde ik dat er een SMS binnenkwam. Het was van Anneke: dat ze geslaagd was, wist ik al. Maar er kwam nu nog beter nieuws: ze heeft een grote onderscheiding. Ik smste meteen terug dat we dat moesten vieren!

In de loop van de dag had ik tweemaal het bericht gekregen dat ik een oproep gemist had. Ik dacht nochtans dat ik iedereen had gewaarschuwd dat ik geen telefoontjes wilde, hoogstens SMS-jes… De eerste keer was van Sabine Brébois. Ik herkende haar nummer niet, dacht dat als iemand toch belde het belangrijk moest zijn, belde het nummer weer op en hoorde dat ze eigenlijk iemand anders had willen bellen. De tweede keer was Maggy om te zeggen dat we dinsdag bij de notaris moeten zijn. Maar dat wisten we dus al van Hendrik.

Deze laatste camping deed mij het meeste denken aan de vroegere toestanden in Frankrijk. Ik weet zelfs niet of er een wasmachine was, waarschijnlijk wel, maar ik heb ze niet opgemerkt. Maar de voorzieningen waren toch zo ouderwets, echt zoals vroeger. Alleen waren de vroegere Franse wc’s (hurktoiletten) vervangen door Engelse zitjes.
En in feite vond ik hem heel geschikt voor een paar dagen, en lieflijk. Vlak ernaast stonden koeien te grazen, het was er ontzettend stil, en we hebben heel weinig betaald: 6,20 euro voor één nacht.

De schoonheden – zoals Roger spottend de dikke dames noemde die voor onze tent passeerden om naar toilet te gaan – groetten ons allemaal zeer vriendelijk.
We zagen ook dat een Duitse familie rond 24 uur vertrok! Dat zou in Spanje onmogelijk zijn: daar zijn de campings meestal gesloten tussen 24 en 9 uur.
We zijn, denk ik, nog nooit zo vroeg vertrokken als deze morgen. Om 8 uur 30 werd ik wakker van een SMS van mama. Ze vertelde me over de grote onderscheiding van Anneke en ik probeerde haar te antwoorden. Helaas, mijn SMS wilde maar niet vertrekken.

Het leek wel of onze auto zijn garage rook. De tent was in geen half uur afgebroken, ik had ondertussen al de rest ingepakt, en voor een ontbijt was er ook geen tijd: het mijne bestond uit water, drinkyoghurt en een nectarine.
‘We zullen in het dorp iets eten,’ zei Roger terwijl we vertrokken, nagewuifd door de ‘schoonheden’.

Maar we reden maar voort. En weldra zaten we weer op de autosnelweg. Roger rook blijkbaar ook zijn atelier! ?
Ik rook ook mijn nestje, maar die geur was niet lekker! Ik wist dat ik in dit oude huis heel veel vuil zou aantreffen.

We reden zoveel mogelijk via de autosnelweg en wachtten tot we een ‘aire de repos’ zouden vinden om echt te ontbijten. Maar voor 11 uur 35 hebben we er geen gevonden. En diegene die we toen ontmoetten, was echt héél duur (4 euro 60 voor twee koffie). We namen elk een koffie. Eerst bestelde ik die voor Roger: un grand café instantané, en hij kreeg ‘un grand café crème’. Roger haat melk en dus zeker café crème! Gelukkig mocht ik die weer inleveren (de baas zou hem opdrinken: ik heb maar niet gezegd dat ik er even aan geproefd had om te zien of er inderdaad melk in zat). Daarna bestelde ik voor mij een ‘grand décaféiné crème’ en kreeg eentje zonder melk. Ik hoorde nog net de bazin aan het meisje dat ons bediende vragen: “Heb je wel degelijk een déca gegeven?”
Misschien begon het meisje dat ons bediende pas in haar job? Ze leek wel niet heel verstandig…
Afijn, ik had geen zin om ik weet niet hoeveel euro te betalen voor een sandwich waar ik geen zin in had.
Dus haalden we brood, kaas en paté uit de auto: op het terras was het toegelaten te picknicken als je maar een consumptie nam. En mijn nieuwe hoed kon ik goed verdragen, het was echt warm!

Daarna reden we richting Charleville-Mézières waar ik ooit eens zou willen stoppen. Al dertig jaar zien we die aanwijzing en telkens denk ik aan Rimbaud.
Ik zeg ‘ooit willen stoppen’ maar om wat te zien? Wat Rimbaud wilde ontvluchten?

Om 13 uur 30 verlieten we Frankrijk. Hier bij ons was het ook schitterend weer! Mijn SMS naar mama vertrok zonder problemen, maar daarna bleek dat mijn belkrediet volledig op was! In feite zijn mobieltjes nog veel te duur!
En thuis was mijn tuintje veranderd in een woestenij!

2 opmerkingen:

  1. Hey ! it's a great way to publish your information about frankrijk, thanks for sharing a good information.
    Catered chalet frankrijk

    BeantwoordenVerwijderen