Dus maakten we maar een vrij korte wandeling (van precies 30 minuten) op de grens van Bommershoven en Grootloon. Het was er vreselijk modderig (en in het beklimmen van een bermpje schoof ik telkens weer naar beneden: Roger heeft me moeten naar boven trekken), daarom stroopte ik mijn pantalon op.
Daarna gingen we bier kopen. De verkoopster had het over het omzetverlies voor de handelaars door de laatste wegenwerken in Heers, die nu eindelijk voltooid blijken. En over het feit dat zij het nu, na het einde van die werken, ineens weer heel druk had. En toen besefte ik dat ik mijn modderwandelschoenen was vergeten te verwisselen voor andere schoenen: ik zorgde dus voor nog meer (schoonmaak-) werk.
Thuisgekomen dacht ik er wel aan: ik trok een paar warme sloffen aan. Mijn vader zaliger zou zijn wenkbrauwen hebben opgetrokken: pantoffels vond hij altijd uit den boze!
Ze voelden echter lekker warm aan! Ik kookte, werkte een beetje (oei, wat zeg ik nu: alsof koken niet werken is!), belde onder andere met een van onze kinderen, las een beetje, enzovoort.
En ineens zei Roger tegen mij: ‘Hoe loop jij wel rond?’
Ik had er al die tijd niet meer aan gedacht dat ik tijdens die wandeling mijn broekspijpen had opgestroopt en dat was inderdaad geen gezicht boven die sloffen!
Je kan maar warme voeten gehad hebben, Josiane ! Het zicht.....er was toch niemand in huis buiten Roger, vind hij dat aanstoot gevend ?
BeantwoordenVerwijderenKusje,
Françoise
Nee, aanstootgevend vond hij dat niet, alleen heel grappig!
BeantwoordenVerwijderen