Terug in België na 30 juni 1960
Papa vond uiteindelijk weer werk, in Antwerpen. In feite dankte hij zijn nieuwe job aan zijn jongste broer, “oncle Gusty”. Die was tijdens ons tweede verblijf in Kongo getrouwd met de zus van de (Franssprekende) PDG van een import- en exportbedrijf. Die man zocht een directeur voor een kantoor in Antwerpen en mijn vader leek de geschikte persoon. Hij had in Kongo immers in dezelfde branche gewerkt. Nu denk ik echter dat er ook iets anders meespeelde, namelijk dat papa de zwager was van de zus van die grote baas, én dat hij Franstalig was.
Mijn ouders zouden dus naar Antwerpen verhuizen. De schoonvader van “oncle Gusty” vond voor mijn ouders een (duur) gemeubeld appartement in Berchem, een voorstad van Antwerpen.
Mijn zus en ik bleven bij Marraine om ons schooljaar in Leuven te voltooien.
Nononc kwam pas laat thuis van zijn werk in Brussel, en dus spraken we ettelijke uurtjes Vlaams, Béatrice en ik. Alleen… het was geen echt Nederlands en zelfs niet altijd “schoon Vlaams”. Marraine gebruikte soms andere woorden dan wat ik op school leerde. Ze had het nog steeds over een “skapraai”, over “rengelen”, een “stoof”, een “ferket” (vork), een “djat” (kop), waarbij ze niet besefte dat die laatste woorden van Franse of Waalse oorsprong waren. Nu, veel later, en in feite nog niet zo heel lang geleden, heb ik opgemerkt dat "bewuste" Vlamingen Franse woorden meestal absoluut wilden “vernederlandsen”, en dat Nederlanders daar veel soepeler in zijn.
Maar wat ik ook heb opgemerkt: Nederlanders (en dit vooral bij monde van de door mij voor zijn taal zeer bewonderde auteur Jeroen Brouwers) vinden elk Frans woord dat zijzelf gebruiken superieur aan de Vlaamse versie: “trottoir” versus “stoep”, “etage” versus “verdieping”, “fauteuil” versus “zetel”, “abattoir” versus “slachthuis”, “paraplu” versus “regenscherm”, “etalage” versus “uitstalraam”, “jus d’orange” versus “sinaasappelsap” (of “appelsiensap” natuurlijk!), enzovoort. Wanneer echter de Vlaming zelf ook eens beslist een Frans woord over te nemen (“Hexagoon” voor Frankrijk bijvoorbeeld - van de Franse benoeming “Hexagone”) zou dat volgens Jeroen Brouwers nonsens zijn!
Na dat zesde leerjaar dacht ik even dat ik werkelijk tweetalig was geworden! Wel, nu ben ik er nog steeds niet van overtuigd! En erger: ik begon me met de jaren echt “tweetalig in de twee talen” te voelen. Soms vond ik een bepaald Frans woord niet meer, en gebruikte dan maar een Nederlands woord midden in mijn Frans betoog, en “vice-versa”!
Maar ik loop vooruit op de feiten!
Papa en mama verhuisden dus naar hun gemeubeld appartement in Berchem en elk weekend spoorden Béatrice en ik naar Antwerpen. Meestal samen met Marraine en Nononc (en deze laatste kon dan zijn hartje ophalen in het Antwerpse uitgaansleven). Soms deden mijn zus en ik dat onder ons tweetjes - Nononc had ons dan goed uitgelegd op welk spoor we in Brussel de “correspondentie” (aansluiting) moesten nemen - en papa haalde ons af aan het station in zijn nieuwe BMW.
Elk weekend dat we alleen naar “huis” gingen, werd er alleen Frans gesproken. En ontmoetten we soms de dochters van de grote baas van papa. Drie Franssprekende meisjes van ongeveer onze leeftijd, die naar een van de Franstalige scholen in Antwerpen gingen: “Les Dames de l’Enseignement Catholique”.
Die school, dat zou ik later vernemen, was bekend om haar “eliteleerlingen”.
Hoewel papa die meisjes uitstekende vriendinnen voor mij vond (dat zei hij letterlijk), verliep de kennismaking eerder stroef.
Mijn zus en ik hadden in Kongo een enorme vrijheid genoten, en de kleine meisjesintriges, de beuzelarijen waar die kandidaten “vriendinnen” zich mee bezighielden, interesseerden ons helemaal niet. Maar ik kreeg wel even de indruk dat mijn Frans deuken had gekregen. Misschien had het feit dat ik de laatste maanden bijna uitsluitend Vlaams sprak, gezorgd voor een verandering in mijn Frans accent? Want dat was helemaal anders dan wat ik die meisjes hoorde spreken! Waarschijnlijk was ik toch niet weggelegd voor echte tweetaligheid, dacht ik! Ze gebruikten soms ook andere woorden dan ik, en wat mij het meeste opviel was hun “souper” in plaats van “dîner”, “dîner” in plaats van “déjeuner” en “déjeuner” voor “petit déjeuner”.
Het was pas veel, veel later dat ik besefte dat die ‘franskiljons’ meestal geen echte Franse uitspraak hadden, en dat mijn uitspraak integendeel ongeveer de juiste was! En dat ze “belgicismes” gebruikten, waar papa, mijn “oncles” en de juffen in Matadi me zozeer voor gewaarschuwd hadden!
Het klikte dus niet echt tussen mij en de vriendinnen die papa me wilde opdringen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten