Toen we in Haspengouw kwamen wonen, werden we tot en met bekoord door de taarten in het klooster van Colen. We gingen praktisch elke week op bezoek bij Rogers tante Laure en aten daar taart. Bijna overal waar we kwamen, werden we trouwens getrakteerd op taart of ander gebak. In Antwerpen aten we af en toe pizza maar hier ontdekten we een uitstekende pizzeria (dat was in Borgloon en het restaurantje is nu verdwenen): bijna elke week gingen we daar één keer pizza eten.
Kortom, als je al die taarten en pizza's optelt bij de deegwaren die ik soms voor de kinderen klaarmaakte, aten we eigenlijk veel te veel snelle koolhydraten.
En dat begonnen we te voelen aan onze broeken die ondanks onze dagelijkse wandelingen steeds meer gingen spannen rond ons midden.
Tot ik las dat je niet zozeer van vet dik wordt, wel van suikers (en dus van snelle koolhydraten). We pasten ons "dieet" aan en hoorden van een paar bevriende prediabetici dat hen hetzelfde dieet was voorgeschreven. "Dieet" is eigenlijk niet het juiste woord, want we hebben nooit honger geleden: we probeerden enkel zo weinig mogelijk suiker en snelle koolhydraten te eten en vervingen ze door meer groenten, peulvruchten, vlees, vis, fruit, eieren, kaas, noten, gezonde vetten en (als enig toetje voor mij) chocolade met minstens 85% cacao.
De gevolgen bleven niet uit: Roger vermagerde zienderogen en ik geraakte weldra terug in broeken die meer dan 20 jaar oud waren.
Dan kwam de "covidperiode" en we bereikten allebei heel snel opnieuw het gewicht dat we hadden toen we twintig waren. Ik herinner me zelfs dat de cardioloog Roger feliciteerde omdat hij zijn enige patiënt was die niet was bijgekomen maar wel vermagerd tijdens de sanitaire crisis. In feite was dat normaal: we aten in die periode nooit buitenshuis en dus enkel "toegelaten" eetwaren.
Maar daarna ging het leven weer zijn gewone gang. Als ik ergens taart kreeg aangeboden, wilde ik niet onbeleefd zijn en at een klein stukje (en soms nog één omdat de taart zo lekker was), als we pasta kregen voorgeschoteld, dacht ik "ach, voor één keer" (maar uiteraard gebeurde dat meer dan één keer), als we werden getrakteerd op pannenkoeken, genoot ik daar zonder schuldgevoel van (het was een "uitzondering").
De "uitzonderingen" bleven zich echter opstapelen en... onlangs begon ik te voelen dat mijn heel oude broeken weer beginnen te "spannen"!
Wat nu? Ik durf niet, zoals sommigen (ik geef geen namen, maar degenen die ik bedoel zullen zich wel herkennen - en eigenlijk hebben ze gelijk), vlakaf zeggen tegen mensen die ons met heel goede bedoelingen uitnodigen: 'Daar eet ik niet van'. Het is zelfs zo dat de enkele keren dat ik heel beleefd iets afwijs, men meestal zo fel aandringt ("voor één keer, één keer kan geen kwaad, een heel klein beetje dan, ...") dat ik er toch van eet: ik wil immers niet onbeleefd zijn!
En toch heb ik helemaal geen zin om nieuwe kleren te kopen: shoppen is echt niet mijn ding! 😀