dinsdag 11 januari 2011

Salon of bureau?

Eind 1987 kocht Roger onze eerste computer, een Wang met 20 MB geheugen. En meteen waren onze jongens en Roger verkocht. Ikzelf vreesde heel erg een ‘computerweduwe’ te worden, zoals men toen  vrouwen noemde die niet ‘meekonden’: Roger was immers opvallend vaak en  lang bezig op die PC ! Terwijl ik na mijn dagtaak (onderwijs in die tijd) nog veel andere bezigheden had in huis en inderdaad geen tijd vond (of kreeg) om me met die PC bezig te houden, leerden zij er goed mee om te gaan!

Maar mijn volgende examenvragen kon ik wel op onze PC voorbereiden. Ik was de eerste op Sint-Lievens die een PC had en iedereen daar vond het eigenaardig dat ik zo gemakkelijk mijn examenvragen kon aanpassen aan de wensen van andere leraars, dat ik ze zonder kopieermachine aan iedere parallel-leraar kon bezorgen, en dat mijn puntenberekening vanzelf ging.

Nog enkele jaren later kocht ik zelf een PC.

Volgens onze kinderen (die heel gauw veel meer van die zaken bleken af te weten dan wij) deed ik een verkeerde keuze. Maar het was toch mijn eigen computer en daarop heb ik voor het eerst een typoscript geschreven (De Ivoren Toren). Mijn vorige schrijfsels waren altijd met de hand geschreven.

We hadden toen dus twee computers. Omdat de kinderen nog steeds meer bedreven leken op de eerste, eiste Roger de tweede (de ‘mijne’ dus) op een zeker ogenblik op. Daar zat ik dus met mijn schrijfsel op ‘mijn’ PC. Ik heb toen de tekst geprint (indachtig de mij ingelepelde lering dat een vrouw alleen dient voor het huishouden, en eventueel om het gezinsbudget wat aan te vullen, en voor de rest haar plan moet trekken). En ik heb heel het boek, dat mijn schrijfsel later is geworden, manueel verbeterd.

Toen zag ik in dat ik verkeerd bezig was: daarna moest ik al mijn verbeteringen immers weer intikken. En we kochten dus een derde PC, voor Roger.

En de kinderen waren ondertussen aan hun eigen PC toe, afijn, op de duur hadden we elk ons toestel.

Het was Hendrik die het eerst toegang kreeg (vond?) tot het Internet. En ervoor zorgde dat ik ook mijn vertalingen langs die weg kon bezorgen (ik moest ze dan wel even op een diskette zetten, daarmee naar zijn kamer gaan en daar eerst op zijn PC overzetten om ze zo te kunnen versturen als bijlage bij een e-mail).

Toen Roger en ik naar hier verhuisden vanuit Antwerpen, hadden we allebei toegang tot het Internet vanop onze PC. Onze avonden verplaatsten zich geleidelijk aan van ons terras naar ons salon (naarmate de zomer overging naar de winter) en daarna stilaan naar ons bureau waar we allebei op het Internet zoveel vonden: kranten, blogs die ons meer vertelden dan wat we in die kranten lazen, sites die voor mij boeken vervingen, en e-mail.

Ik heb heel mijn leven brieven geschreven. Nu kon ik dat doen elke dag, en zonder bijkomende kosten: wat een luxe!

Sinds enkele jaren brachten we dus onze avonden door elk aan onze PC, tegenover elkaar. O, ik vond het best gezellig, want we praatten over wat we lazen, over wat we schreven enzovoort. En het gevoel van samenhoren was heel sterk.

Maar sinds zijn operatie wil Roger liever rusten, en dat betekent op de relax in de salon. En als ik dan even naar het aanpalende bureau ga (voor een vertaling, om een tekst na te lezen, om mijn dagboek bij te werken…) vraagt hij telkens waarom ik van hem wegga.

Daar heb ik niet aan gedacht in 1987!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten