Over verschillende g-klanken
In 's Gravenwezel ontmoette ik een Nederlands meisje (en later zou blijken dat veel Nederlanders naar die contreien begonnen af te zakken). Het viel me op dat ze de typische zachte “g”, waar ik in het begin van mijn herbegonnen Vlaamse leven zoveel moeite mee had, ook niet kon uitspreken. Wij Vlamingen “gaan” op reis, Nederlanders “chaan” naar Spanje. Onlangs las ik dat vrijwel alleen Vlamingen die zachte “g” kunnen uitspreken. Het Frans bijvoorbeeld zou die klank helemaal niet kennen, en dat zou verklaren, begreep ik pas later, dat Papa – die veel minder Vlaams sprak dan mijn zus en ik, hij had immers voornamelijk contact met de Franstalige hogere kaderleden van het bedrijf waar hij werkte – die klank nooit echt onder de knie kreeg. Hij en mama “hadden geen geld om op reis te gaan”, maar dan met de “g” van het Franse woord “garage” en van het Duitse “gehen”.
Onlangs is er echter iets gebeurd waardoor ik me afvroeg waarom Franstaligen die zachte “g-klank” niet kunnen uitspreken. De zus van mijn echtgenoot (gehuwd met een Spanjaard) werd grootmoeder. Haar eerste kleinzoon, die met zijn Spaanse moeder en zijn half-Spaanse vader in Madrid woont heet “Javier” ("Chavjeir" uitgesproken). Wat ik een prachtige naam vind. Mijn schoonzus echter vond die naam afschuwelijk. Omdat ze hem altijd verbindt met de Franse naam “Xavier”. Dat ze dan “Ksaviee” uitspreekt. Nu, mijn vader heette ook “Xavier” maar die naam werd door zijn ouders, broers en zus helemaal anders uitgesproken: “Gzaviee”. En daar, voor die zachte “z” werd wel degelijk een héél zachte “g” gebezigd.
En zong Aznavour ook niet: ‘tu m’exaspères!’ als “tu m’egzaspères” in plaats van “Tu m’eksaspères!”?
Krijgen Francofonen die klank misschien alleen uitgesproken in combinatie met de klank “z”?
In verband met die verschillende “g-klanken” nog een kleine anekdote! Veel later gaf ik Franse les aan het Antwerpse jongenscollege Sint-Lievens. In de lagere school kregen de leerlingen Franse les vanaf het vijfde leerjaar en ze hadden daarvoor als onderwijzer een Vlaming die getrouwd was met een Parisienne. Vermits in zulke gemengde huwelijken de regel meestal is dat de Vlaming, en niet de Franstalige, zich aanpast, was zijn Frans meer dan behoorlijk. Toen de school een groots feest voorbereidde (ik ben vergeten ter gelegenheid van welke gelegenheid) stelde hij voor de affiches in het Frans te vertalen (waarvoor dat nodig was in Antwerpen was me een raadsel, maar kom, het zou een goede oefening zijn voor hem, dacht ik).
Hij moest daarvoor onder andere het woord “buitelingen” vertalen (“galipettes” in het Frans). Op een dag stond hij in de leraarskamer alle mogelijke woordenboeken te raadplegen. Ik sprak hem aan en vroeg wat hij zo koortsachtig zocht. ‘Calipette’, antwoordde hij. En hij sprak het echt uit als “Kalipet”. ‘Maar dat woord lijkt niet te bestaan! En toch is mijn vrouw categoriek: ik heb haar uitgelegd wat buitelingen zijn, en dat zijn “calipettes”!’
‘Zoek eens onder de “g”,’ antwoordde ik waarbij ik de “g” zeer uitdrukkelijk uitsprak als in “guerre”.
En hij hoorde het verschil: “Nee, mijn vrouw zei echt “kalipet”!’
“Zoek toch dat woord eens onder de “g”!” herhaalde ik.
En hij vond het. Dus, dacht ik toen, sprak die Parisienne de “g” zo puntig uit dat het bijna een “k” wordt en Vlamingen echt geen verschil meer merken tussen de Franse klank “g” en de klank “k”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten