Denken aan universitaire studies en over de verschillende uitspraken van de klanken "R" en "CH"
Een paar maanden na mijn ontmoeting met die Limburgse jongen schreef ik me in aan de KUL (Katholieke Universiteit Leuven). Wat ik daarna heb moeten horen! Papa verweet me letterlijk: ‘Ik dacht dat we hadden afgesproken dat jij je ging inschrijven aan de UCL (Université catholique de Louvain)?’
Nee, er was niets afgesproken, maar papa leed aan de ziekte van veel Franstalige Belgen: hij ging er altijd van uit dat zijn wil op taalgebied wet was. Maar zelfs nu denk ik nog dat ik gelijk heb gehad, want als ik Romaanse filologie aan de UCL had gestudeerd, had ik nooit in een Vlaamse school Franse les mogen geven. Kwam daarbij dat Vlaamse romanisten alle Franse lessen (literatuur, spraakkunst, linguïstiek, fonetiek, enzovoort) samen met hun francofone homoniemen kregen van Franstalige professoren. De algemene vakken (Europese literatuur, filosofie, psychologie, geschiedenis, geschiedkundige kritiek, Latijn, enzovoort) werden in het Nederlands gegeven. Dit was toch, redeneerde ik terecht, een unieke kans om mijn kennis van de twee landstalen te verdiepen? Om de een of andere reden zag papa het niet zo. Waarschijnlijk hoopte hij van mij zo snel mogelijk weer een francofone te maken?
Maar nog voor ik naar de universiteit ging, bracht ik met mijn vriendin Denise een paar weken in Spanje en Portugal door. Een door een reisbureau georganiseerde busreis naar Fátima, waarbij we ettelijke steden aandeden. We hadden allebei een beetje Spaans geleerd met de Assimil-methode. En het lukte ons aardig om een eenvoudige conversatie te voeren met de buschauffeur, om iets te bestellen op restaurant of op café. En voor mijn latere lessen Spaans aan de KUL bleek het ook een serieuze basis.
Ik heb Spaans altijd een mooie taal gevonden, al heb ik - net zoals in het begin voor Vlaams - zijn rollende “R” nooit goed kunnen uitspreken. In het Nederlands is dat minder een probleem dan in het Spaans waar de “R” en de “RR” morfemen zijn. Het maakt immers een enorm verschil uit of je “pero” – minder rollende “R”, of “perro” – dubbel rollende “R” - zegt: je zegt immers niet ‘ik laat de “pero” (“maar”) uit, als je bedoelt dat je de “hond” ("perro") uitlaat!
Ik had al opgemerkt dat het Nederlandse meisje uit ’s Gravenwezel een meer “Franse” of gutturale “R” had dan Vlamingen. En in de loop der jaren is het me zelfs opgevallen (want later luisterde en keek ik soms wel naar de Nederlandse radio of televisie) dat Nederlanders de “R” met de tijd nog minder goed, en soms zelfs helemaal niet meer, konden uitspreken.
Ik heb dus lang een Franse “R” gehad, maar na een poosje sprak ik die klank iets minder op zijn Frans uit.
Het eigenaardige is dat veel later mijn dochtertje lessen logopedie kreeg voorgeschreven omdat haar onderwijzeres vond dat haar te gutturale “R” (overgenomen van mij zeker?) niet door de beugel kon. Terwijl Nederlanders dus de omgekeerde evolutie meemaakten! Zou die onderwijzeres niet op de hoogte zijn geweest van die veranderingen? Al lijkt het ongelooflijk, het is mogelijk. Zelfs toen (ik spreek van midden jaren 80 van vorige eeuw) hadden Vlamingen nog maar weinig contact met Nederlanders!
Na onze reis naar Spanje en Portugal mocht ik voor een weekje op visite bij mijn penvriendin Marie-Josée in de buurt van Parijs. Ze vertelde me over haar Spaanse vriend Juan (spreek uit “Choe-an”). Maar ze sprak die naam uit als “Ruan”, met een zeer geprononceerde gutturale “R”. Hoezeer ik haar ook probeerde het verschil tussen die "jota" (dus de klank "CH") en haar Franse,bijna, maar net niet de Parijse “R” te laten aanvoelen, ze hoorde het verschil echt niet.
Het viel me wel op dat het Frans dat Marie-Josée en haar ouders spraken niet verschilde van het Frans dat wij thuis spraken. Met uitzondering van hun “quatre-vingt-dix” en “soixante-dix” in plaats van onze Belgische “nonante” en “septante” natuurlijk!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten