Over "jij" en "gij"
Het Nederlandse meisje dat ik in ’s Gravenwezel ontmoette sprak ook van “jij”, “jou” en “jullie” in plaats van onze “gij”, “u”, en “gijlie” (of “gölle”). Raar, raar! Nu, het is mezelf later, toen ik inzag dat Vlamingen zich toch ook beter zouden richten naar het standaard Nederlands, nooit gelukt “gij” en “u” (nominatief en accusatief van “gij”) spontaan te vervangen door “jij” en “jou”. De eerste vormen waren al te lang “ingebakken” bij mij. “Gijlie” vervangen door “jullie” ging gemakkelijker: ik heb “gijlie” nooit vlot klinken gevonden, vandaar misschien?
Tegenwoordig hoor ik steeds meer jonge moeders “jij” zeggen tegen hun spruiten. Persoonlijk storen de "gij/u" vormen me niet meer (ik beschouw het als een - meestal - onschuldige "plaatselijke variante"), maar als die moeders liever "jij-jou" gebruiken, voor mij niet gelaten, integendeel. Maar dan moeten ze wel consequent zijn! En niet zeggen, zoals ik zo vaak hoor in Vlaanderen: ‘En nu moet je echt uw schoentjes aandoen!’.
Onze uitspraak zal ook lang niet dezelfde zijn als die van Nederlanders, dat besef ik wel. Station, implementatie, politie zullen we nog lang uitspreken als “stasion, implementasie, polisie” en niet, zoals dat Nederlandse vriendinnetje – en alle Nederlanders die ik sindsdien heb leren kennen - als “statsion, implementatsie, politsie”.
Maar een uitspraakverschil vind ik op zich helemaal niet erg!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten