We wilden deze zonovergoten middag wandelen in het bos van Rukkelingen (de bedoeling van Roger was natuurlijk om eerst na te gaan of daar nog een gedenksteen of –monument te vinden was voor de oud-strijders en/of slachtoffers van de eerste wereldoorlog). Nog voor we de toegang van het bos hadden bereikt, kwamen we een lid van Heemkunde tegen. Die ons naar de kerk bracht om te tonen waar de gedenksteen vroeger ingemetseld was en die ons uitlegde dat die steen verplaatst was naar een gedenkmonument in Mechelen-Bovelingen (waar we even naartoe reden voor we weer naar huis kwamen).
We hebben daarna wel een uur staan praten met die man: hij vertelde ons het hele verhaal van Rukkelingen, waar hij blijkbaar heel zijn leven heeft geleefd. Zelf zei hij: ‘Als ik het talent had van Jos… (ook een lid van Heemkunde) zou ik dat allemaal kunnen te boek stellen, maar langs de andere kant, sommige verhalen zijn niet aangenaam om lezen voor de afstammelingen’. En gelijk heeft hij natuurlijk. Maar wat ik heel eigenaardig vond, was dat hij zoveel wist over elke (zelfs vroegere of overleden) bewoner van zijn dorp. En ook dat hij zei dat in deze buurt van dorp tot dorp de mentaliteit nog steeds zo verschillends is dat mensen uit een naburig dorp soms niet begrepen, laat staan aanvaard worden.
Voor mensen die zoals ik al op zoveel plekken gewoond hebben, lijkt dat echt op bekrompenheid. En dat herinnerde me eraan dat toen we hier pas woonden onze overbuurvrouw Marie-Claire, die van een ander dorp afkomstig is, ook daarover klaagde: dat ze niet snel aanvaard werd in dit dorp.
Wijzelf hebben dat in het begin nooit zo aangevoeld. Integendeel. Maar misschien, bedenk ik nu, waren we zo “vreemd” (we kwamen immers van Antwerpen!) dat we “interessant voer” waren voor conversaties en geroddel? Want toen kregen we nog heel vaak spontaan bezoek.
En… ineens valt me weer een herinnering te binnen: we hadden dit huis pas gekocht, maar woonden er nog niet in. Maar kregen al van de tante Laure van Roger te horen dat een nicht van haar had ingefluisterd tijdens een of andere uitvaart dat er in dit dorp mensen uit Antwerpen zouden komen wonen… En tante Laure antwoordde: ‘ja, dat weet ik, en ze zijn zelfs familie van jou!’.
Dat spontaan bezoek dat we in het begin kregen, is enigszins verminderd toen bleek dat wij onze tuin minder strak onderhielden dan de dorpsbewoners (maar ik geef toe dat we er te weinig aan doen) en dat heb ik trouwens verwerkt in mijn boek “In de schaduw van de moerbeiboom”. Maar ik denk dat nu alle bewoners van Heers wel weten dat we op zulke gebieden een beetje apart zijn, maar dat ze ons toch aanvaarden. Trouwens, was het feit dat die man ons vandaag zoveel toevertrouwde daar geen bewijs van?
Na een uurtje kletsen (ja, mannen kunnen dat blijkbaar ook), wandelden we eindelijk het bosje in. Ik vroeg aan Roger om de wandeling een beetje in te korten (hij kan dat zo goed met zijn oriëntatievermogen): ik moest immers nog koken. En deze avond hadden we onze tweede les “Bronnen ontleden”.
Deze keer gegeven door een lieve en mooie medewerkster van Rombout Nijssen. En natuurlijk kregen we weer een opdracht: gemeentelijke jaarrekeningen van Veulen of Gutschoven (naar keuze) van voor, tijdens en na de eerste wereldoorlog vergelijken. Boeiend, maar weer: zal ik daar de tijd voor vinden?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten