Voor we vandaag onze boodschappen deden, gingen we even zuster Godwine bezoeken. Kwestie van even bij te praten, en af te spreken voor onze Matadi-reünie.
Ze vertelde dat toen ze pas in het klooster trad (bij de zusters van liefde), er daar een spreekverbod bestond. De zusters mochten alleen op sommige, heel specifieke, dagen spreken. Aan tafel moesten ze zich behelpen met gebaren. Ze deed er enkele voor en het gebaar voor ‘geef me even de melk door’ deed Roger en mij in lachen uitbarsten: ze deed een boer na die koeien melkt.
‘Eigenlijk was dat onnozel’, zei ze. En wat die gebaren aan tafel betreft, gaf ik haar gelijk. ‘Maar,’ antwoordde ik, ‘ik kan er toch bij dat er soms niet mag gesproken worden. Er wordt immers zoveel prietpraat verteld, er wordt zoveel geroddeld, zoveel gepraat om in feite niets te zeggen!’.
Daarin gaf zuster Godwine me volkomen gelijk.
En ik dacht terug aan een telefoontje met mijn moeder, “Nany”. Ik vertelde haar dat ik graag alleen ben. Nany bleek echt verbaasd: ‘Dat had ik nooit van jou gedacht!’. En ik uitleggen dat ik geregeld stilte nodig heb. Dat leek ze nog minder te begrijpen (tja, zij praat heel graag!).
En toch is het zo. Soms vraag ik me af of ik niet zou gedijen in een streng klooster waar niet gepraat mag worden! En waar ik om de maand bijvoorbeeld zou kunnen uitkomen om enkele vrienden te ontmoeten…
Ja, maar dan zou ik jaren nodig hebben voor ik al onze vrienden één keer heb ontmoet… Dat is dus ook niet de ideale oplossing!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten