Ik ga weer werken
Toen onze jongste naar de lagere school ging, was ik het huisvrouw spelen echt beu. Ik zocht dus werk in het onderwijs en kreeg een interim in het Sint-Lievenscollege, de school van onze jongens (ons meisje ging naar een andere school, daar vlakbij: toen waren de katholieke scholen nog niet gemengd).
Uiteraard gaf ik daar Franse les.
Het eerste wat mij opviel, was dat de leerlingen niet meer zo goed Frans spraken als mijn medeleerlingen destijds, en zelfs niet als de leerlingen van het Sint-Pieterscollege in Leuven (waar veel Franstaligen woonden) waar ik een korte interim waarnam tijdens mijn eerste licentie.
Daar heb ik vrij snel kunnen aan verhelpen door ook conversatielessen in te voeren en de hele les door uitsluitend Frans te spreken. De jongens waren dat niet gewend maar na enkele weken voerden ze al met alle gemak een conversatie in het Frans.
Na een paar jaar vroeg de directeur mij een taaluitwisseling te organiseren tussen onze school en een school uit Wallonië. Uiteraard sprak ik mijn goede vriend, Pater Inghels aan, de vroegere pastoor van Matadi (die ons het verschil had geleerd tussen "niet" en "geen"). Hij zorgde nu voor een parochie in Luik. Een van zijn beste vrienden was de directeur van het jongenscollege waarmee de uitwisseling tot stand kwam.
Ik had eerst met mijn eigen leerlingen geoefend. We speelden “rollenspelletjes”: mijn leerlingen zouden logeren bij hun Luikse homoniemen en we speelden de meest voorkomende situaties na. "Mijn jongens" hebben echt genoten van die lessen, en ik was heel fier toen ik later van Pater Inghels hoorde dat ze zich heel goed uit de slag hadden getrokken in Luik, dat ze elke les konden volgen (en uiteraard werd er in Luik nooit Nederlands gesproken).
De Waalse scholieren brachten het er veel minder goed van af. Ze logeerden op hun beurt bij mijn leerlingen en ik hoorde al snel van deze laatsten dat ze ook daar Frans spraken. In mijn lessen kon ik daar niet over oordelen: ik sprak immers constant Frans. Mijn collegae klaagden echter ook: zij moesten geregeld op Frans overstappen om zich te doen verstaan door de gastleerlingen.
Wat ik wel opmerkte, was dat die Waaltjes zelfs in Franse teksten meer fouten schreven dan mijn leerlingen! En ik vroeg me af of ze hun taal nu minder logisch leerden schrijven dan ik het vroeger had geleerd.
Op een avond organiseerde ik met de leraar Engels, ook regent Frans én stadsgids, een bezoek aan Antwerpen. Daar merkte ik het zelf: de uitleg moest in het Frans gebeuren of de Waaltjes begrepen er niets van. Die Luikse jongens waren zelfs niet in staat een gewone Nederlandse conversatie te volgen, laat staan te voeren!
Na afloop van de “uitwisseling” vroeg ik mijn leerlingen een evaluatie te maken van de voorbije weken.
Mijn leerlingen bleken het grote verschil tussen Vlamingen en Franstaligen meteen door te hebben: ‘Franstaligen zijn spontaner, uitbundiger, ze kussen elkaar sneller, praten gemakkelijker (zolang het in het Frans is), maar vaak om in feite niets te zeggen'.
De moeder van Roger maakte destijds een identieke opmerking over mijn Franstalige familie: ‘ze praten heel vlot, soms zelfs om niets te zeggen’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten