Onlangs mailde KVLS-lid Martin Wings mij een goed idee: ‘Waarom zou je jouw reisverslagen niet in boekvorm uitgeven?’. Hij is niet de eerste die me die vraag stelt! Onder anderen een bevriende Spaanse auteur (ook lid van de KVLS, maar vermits hij geen blog heeft, weet ik niet of ik zijn naam mag vernoemen; hij schrijft wel heel mooi!) deed ooit hetzelfde.
Deze keer begon ik er serieuzer over na te denken. Ik weet het, ik heb altijd gedacht dat onze manier van reizen te onconventioneel is en daarom te weinig mensen zou aanspreken; dat we te weinig “verplichte zaken” bezoeken; dat we al jaren – behalve een paar uitzonderingen – alleen naar Frankrijk en Spanje gaan (hoe vaak moet ik van sommige andere mensen horen: ‘Wanneer bezoeken jullie eens een ander land?’); dat ik, door mijn obsessie om altijd de zaken zelf te willen “ontdekken” en dus nooit een reis voor te bereiden, eigenlijk te weinig op de hoogte ben van de echt interessante zaken in andermans ogen, enzovoort.
Langs de andere kant, bedacht ik ineens, misschien is een reisboek dat zich verwijdert van de gebaande paden eens wat anders? En zou het werken eraan mij losweken uit mijn ander “typoscript” dat maar niet vordert omdat ik constant bang ben mensen te kwetsen (ik zeg wel dat het niet vordert, maar het beslaat toch al meer dan 150 A5 bladzijden, allemaal al zeker vijf keer nagelezen en herschreven).
Ik stelde de vraag aan Roger. Die prompt een van mijn reisverslagen begon te lezen, en met wie ik bijna geen contact meer kreeg dezelfde avond.
Ik was ondertussen verder aan het ploeteren in dat “boek” over Frans en Nederlands: ‘zou ik dit wel durven laten staan? Is dit dan weer niet te persoonlijk: wie interesseert het dat ik me zo vaak vergiste in het begin toen ik een Frans taalbad kreeg? Oei, en hier zeg ik wel iets heel kwetsend over mijn Franstalige familie die (tja, ik moet het toegeven) toch wel neerkeek op ons toch te lokale Vlaams! En zou ik hier toch niet wat toegeeflijker moeten zijn voor Vlamingen? Ze hebben het al zo lastig gehad voor ze altijd hun eigen taal mochten spreken!’.
Ik ondertussen dus maar schrappen, het schrappen weer ongedaan maken, want anders klopte de samenhang van het “boek” niet meer, en mij afvragen wat Roger aan het denken was bij zijn lectuur. Vond hij dat ik wel of niet moest zorgen voor die vakantieverhalen in boekvorm? Ik heb op die vraag nog geen antwoord gekregen: ik heb de vraag dan ook niet hardop gesteld en Roger is iemand die me zelden zal proberen vanzelf te beïnvloeden.
Ik denk dat ik hem seffens de vraag zal stellen (als hij klaar is met het lezen van de kranten online). Hoewel, ik weet ineens perfect wat hij gaat antwoorden: dat hij – heel persoonlijk, en zonder mij iets te willen opdringen - vindt dat ik eerst mijn “taalboek” moet afmaken!
En eigenlijk besef ik ook wel dat ik zo in elkaar zit: ik heb echt moeite met het niet afmaken van iets dat ik begonnen ben, tenzij ik inzie dat het echt geen waarde heeft.
Zal ik dan toch maar eerst dat boek over “Onze Lieve Heer die geen Vlaams begrijpt” verder schrijven? En veel Franstaligen (maar die zullen het waarschijnlijk nooit lezen) en Vlamingen kwetsen?
Had ik dat maar in één ruk gedaan, nog voor ik met mijn zus aan “Bruce” begon! Toen immers stelde ik me nog niet zoveel vragen!
En… Ineens besef ik dat ik mijn schrijven toen wel heb gestaakt om aan “Bruce” te werken! Waarom eigenlijk? Om mijn zus Bie te plezieren en haar te bewijzen dat zij ook een boek kon uitgeven, dat zeker! Maar waarom heb ik haar toen niet gezegd dat ik eerst dat ander boek wilde voltooien? Begonnen bij mij toen al de vragen hun kop op te steken? Vermoedelijk!
Reeds lang geleden had ik je ook een hintje gegeven om je reisverhalen vb. via een weekblad te publiceren. Er worden veel minder interessante gepubliceerd! Je mag terecht een beetje erkenning opeisen!
BeantwoordenVerwijderenIk weet het nog goed, Nononc! Jij was trouwens de eerste die me daar over sprak!
BeantwoordenVerwijderen