woensdag 4 maart 2020

Schrijven

Tijdens de vergadering van deze middag zei Elie op een bepaald moment tegen mij: 'Zeg, jij mag ook teksten schrijven hé!'  (hij bedoelde: 'je hoeft niet enkel teksten na te lezen')
Ik antwoordde spontaan: 'Nee, laat Michel en Roger dat maar doen, ik doe dat niet graag! Maar ik zal wel nalezen.'
Waarop Elie: 'Hoe, je doet dat niet graag?'
En ik, al lachend en verlegen zoals meestal: 'Jawel, uiteraard schrijf ik graag... maar niet over zulke zaken.'

Ik lees bijna alle teksten graag na. Maar bij oorlogsverhalen voel ik me er niet goed bij als ik te veel in de inhoud van de tekst opga en dus denk te voelen wat iemand anders lang geleden gevoeld heeft! Daarover schrijven kan ik ook niet zonder me heel slecht te voelen..

Ik ken ook te weinig termen die gebruikt worden in zulke oorlogsteksten en laat dus liever andere mensen - die er meer over weten - daarover schrijven (ik lees wel na, dat heb ik immers beloofd).

En nu vraag ik me ineens af of ik een verhaal of roman zou kunnen maken van het heel rare en opmerkelijke dat die tante en oom van Roger meemaakten, verhaal dat Jos Bouveroux (gedeeltelijk) opnam in zijn boek, en waarover vrij lang werd gesproken tijdens de vergadering deze middag.

Ik besloot dat ik dat inderdaad zou kunnen maar dat ik daar eigenaardig genoeg geen tijd meer voor heb (ik herhaal: ons leven is nu veel drukker dan toen onze kinderen "kindjes" waren). En dat het misschien nutteloos is geromantiseerde boeken te schrijven over echt gebeurde zaken in plaats van gewoon te noteren wat echt is gebeurd.
Wat we dus proberen te doen met de werkgroep WO I-II.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten