maandag 8 februari 2010

Naar Frankrijk en Spanje 2007

19 juni 2007, dinsdag

We zijn gisteren (maandag) vertrokken maar pas om tien voor een ’s middags. Eerst moesten we immers nog inladen, en de sleutel naar Marie-Claire brengen.
We reden richting Namen, dan Hoei. En kregen weldra de eerste regen. Om 14:35 (de lucht was weer opgeklaard) stopten we om te picknicken: brood, een restje schnitzel, zondag klaargemaakt door Alex, de vriend van Elvira, tomaat, hardgekookt ei en chorizo.
Om 15 uur reden we voort en kort daarop begon het weer te regenen. Om 15:20 reden we door Vresse.

Grotere kaart weergeven
Op het terras van Hostellerie de la Semois zat er niemand en eigenlijk leek het hotel-restaurant zelfs gesloten. Misschien een geluk: stel je voor dat we Anne-Marie hadden ontmoet: dan waren we niet veel verder geraakt, vrees ik! :-)

Iets later reden we Frankrijk, en meer bepaald, de Franse Ardennen binnen. Na Charleville-Mézières volgden we onze gewone weg, die nu blijkbaar ‘route Rimbaud-Verlaine’ wordt genoemd. Maar ik zag verder geen enkele verwijzing naar de twee dichters.
Bij Pauvres (vroeger dat stadje nooit opgemerkt) merkten we midden tussen de velden een eenzame maar enorme fabriek: Euroluz.
Dan kwam het eerste echte herkenningspunt: het monument van Navarin. Deze keer stopten we niet: vorig jaar heeft Roger voldoende foto’s gemaakt. En we kregen weer regen, tot na 17 uur.

Om 17:15 stopten we nogmaals: Roger wilde onze GPS instellen en ik maakte daar gebruik van om een hapje te eten.
Ietsje later reden we de eerste ‘autoroute à péage’ op en klaarde de lucht volledig op. Het was 21°C.
De Champagne: vlaktes, windturbines aan de horizon en een temperatuur die gestaag steeg tot 26°C.

En dan kwam de Bourgogne. Het viel weer op dat in de enkele dorpjes die we doorkruisten, de meeste luiken gesloten waren.

Om 19:45 kregen we een wolkbreuk, je zag gewoon bijna niets meer voor je ogen. In de verte hoorden we gedonder. Een kwartier later was het weer over, en de temperatuur bleek 10°C gedaald te zijn.

Om 20:10 kwamen we in Clamecy aan waar we de camping zochten, die we pas een half uur later vonden! Vandaag hebben we van iemand vernomen dat sinds er een soort ring rond de stad is gebouwd, je inderdaad een hele omweg moet maken om de camping te bereiken en dat als gevolg daarvan er veel minder kampeerders waren dan ongeveer tien jaar geleden. Dat verklaart dus waarom we zoveel plaats hadden: er stonden amper een zestal gezinnen op de toch vrij grote ruimte.

Helaas, toen we ons wilden installeren, bleek dat je alleen elektriciteit kon nemen met een speciale, ‘Europese’ stekker, die we niet bij hadden. Probleem dus. Gelukkig bood een Nederlands koppel aan ons koelkastje bij hen aan te sluiten (‘wij betalen toch dezelfde prijs ongeacht wat we aansluiten’), wat toch een oplossing gaf voor het grootste probleem. Nadat we nog wat schnitzel, meloen, hesp en brood hadden gegeten (eindelijk! Ik zag weer scheel) en de restjes hadden gevoerd aan drie eenden en enkele mussen die tot bij onze tafel kwamen bedelen, wandelden we nog even naar de stad.

Grotere kaart weergeven
Clamecy lijkt wel een mooie stad. Enkele huizen met een buitentrap naar de verdieping, en een oud gedeelte dat hogerop is gelegen. En ook lemen huizen met de typische overkraging van de verdiepingen.

Terug op de camping hadden we geen andere keuze dan de rest van de avond in de auto door te brengen: zonder elektriciteit hadden we immers geen licht bij of in de tent.
Vandaag heb ik Roger laten uitslapen (ik vermoed dat al dat rijden niet in je koude kleren kruipt). Dat wil zeggen: ik werd wakker om 9 uur, zag dat hij nog heel vast sliep, en probeerde toen zelf maar weer in slaap te vallen. Maar dat lukte niet zo goed (ik voelde me heerlijk uitgeslapen). En toch: om iets over half elf maakte Roger me plotseling wakker: ‘Zouden we niet inpakken?’ Blijkbaar was ik dus toch weer ingedommeld.

Opstaan, douchen (de sanitaire ruimte is net proper genoeg, niet echt kraaknet), eten, en dan de tent afbreken en inpakken duurde tot 11:40.
Na nog een babbeltje met een man die ons dat vertelde van die ring rond de stad vertrokken we om 11:50 richting Dordogne.

Het werd al snel 25°C en weer waren de meeste luiken in de stadjes en dorpjes gesloten. We reden kilometers door uitgestrekte vlaktes, omzoomd door bosjes en met hier en daar een dorp.
Op de radio hoorden we over de benoeming van ministers en staatssecretarissen in Frankrijk: nogal een waslijst!

Om 12:45 reden we in Charité de Loire over. Het water tussen de roze strandjes stond vrij hoog.
Even later waren we in de Berry. Langs de weg een eenzaam kasteel en wat later de ‘forêt communale de Brecy’. De temperatuur was opgelopen tot 29°C.

In Saint-Germain vielen me de rare, goed onderhouden haagjes langs de weg op en ik vroeg me af of een gemeentebestuur niets beters te doen had dan haar arbeiders als een soort bezigheidstherapie zulke hagen regelmatig te laten snoeien! Want wat we daar zagen vraagt immers dagen en dagen werk!
De temperatuur bleef hangen rond de 29°C en het was mooi zonnig.

Om 13:25 kwamen we aan in Bourges (waar we deze keer niet zouden stoppen, ons doel was immers Eymet) en daar vonden we een Carrefour waar we boodschappen deden. Ik merkte heel veel heel dikke mensen op. Ligt dat aan de streek of zijn de Fransen ook aan het dikker worden?

We reden voort en er kwamen wolken opzetten. Toch bleef de temperatuur stijgen tot 34°C.
Om 14:55 gingen we eindelijk picknicken (ik zag al scheel, hoewel ik op wat brood had geknabbeld en een tabletje druivensuiker had opgezogen). We aten brood met paté, tomaat en ei, en ik nog een nectarine.

Vlak voor Chateauroux namen we de autosnelweg richting Limoges en Brive la Gaillarde. Onze GPS leek die nieuwe wegen niet te ‘kennen’ en geraakte ernstig in de war.
Weldra zaten we in de Limousin. Ik heb wat geslapen en gelezen in een plaatselijke krant die we in de Carrefour hadden gekocht. Er vielen soms wat regendruppels en het weer was echt wat je noemt wisselvallig: nu eens een zeer open lucht, dan weer een strook donkergrijze wolken.

En uiteindelijk zaten we in de Périgord. Het leek wel of je in elke boerderij ‘foie gras’ kon kopen. Een mooi heuvelachtig landschap, en ineens, daar in een uitgestrekte veldvlakte, een Romaans kerkje
Onze GPS was dus duidelijk in de war: constant verscheen op de display dat we van het wegennet af waren. Maar ineens kregen we het bericht dat we van de weg afmoesten. Na enige aarzeling volgden we de aanwijzingen van ‘Mattileke’ zoals Roger de GPS heeft gedoopt. Helaas, terwijl wij naar het Zuiden moesten, leidde Matilleke ons naar het Noordwesten. Waarschijnlijk had ze een vroeger bestaande weg herkend en wilde ze ons via die omweg naar ons doel leiden. Maar die omweg (want toen we haar vergissing inzagen zijn we terug richting Limoges gereden om van daaruit naar Eymet te gaan) heeft ons zeker 16 km gekost. Als de wegen aan dit ritme blijven veranderen, is Matilleke binnen de kortste tijd nutteloos!

Afijn, we reden terug richting Limoges. Via een oude weg. En weer vond ik het jammer dat die oude wegen, als ze al niet zijn afgeschaft, niet meer echt in gebruik zijn: dit deed me denken aan onze (meestal zeer trage) reizen van vroeger. Rechts van de vrij smalle weg, wijngaarden tot aan de horizon (van Montbasillac?) daarna bosjes – berken, acacia’s - velden, dan weer wijngaarden, heuvels. Heel mooi. En ondertussen was de temperatuur gedaald tot 25°C.
Om 19:55 kwamen we aan in de camping te Eymet.

Grotere kaart weergeven
De uitbaatster wilde mij eerst de camping laten verkennen, maar ik zei haar dat ik hem kende: ik voelde mijn benen trillen van het lange rijden – maar ook van de honger natuurlijk, al had ik weer op brood geknabbeld tijdens de lange reis.

Dus mochten we ons meteen installeren waar we wilden. Het eerste wat ons opviel was hoe vol de camping wel is in vergelijking met vorig jaar (toen op de terugreis).
Toch was er nog plaats genoeg en we namen zelfs een plek niet ver van de sanitaire voorzieningen. Gelukkig gebruiken ze hier een gewone stekker, zodat we ons koelkastje meteen konden aansluiten (hoewel, zo dringend is dat nu ook weer niet: onderweg krijgt die energie via een stopcontact in de laadruimte van de auto.)
Weer uitpakken, de tent opslaan, enz. Ik merk dat het al sneller gaat dan gisteren en dat Roger en ik elkaar perfect aanvullen.

Daarna wilde ik in Eymet gaan eten. Ik had, om mijn beginnende hypoglycemie te beteugelen al wel een nectarine gegeten vlak na onze aankomst.
En we liepen dus naar de bastide, langs dezelfde weg als vorig jaar, via de resten van het kasteel.

Daar aten we in een restaurantje op het middenplein: La Daudine d’Aymet’ (waarschijnlijk een oude schrijfwijze?). Heel sobere maaltijd, zoals ik het graag heb. En Roger zei achteraf, terwijl we naar de camping wandelden, dat het inderdaad beter was zo: geen overladen maag. Zou hij overstappen op mijn manier van eten? Het zou hem wel doen vermageren, maar net als ik zou hij op geregelde tijdstippen moeten leren eten, terwijl hij nu meer de neiging heeft te eten tot hij propvol is, zodat hij zo lang mogelijk voort kan.

Ik nam een ‘foie gras maison’. Heerlijk! En Roger een ‘salade océanne’: rauwkost, gerookte zalm, zeevruchten – ook jakobsschelpen, dressing, room, en brood. En we dronken er een 33 cl glas Affligem bij (helemaal niet Frans, maar we hadden dorst en het alternatief was 25 cl Heineken voor 0,50 euro minder)

In Eymet hoorden we het donderen in de verte, en terwijl we terugkeerden naar de camping voelden we regendruppels (terwijl we aten zaten we op een overdekt terras, de overdekking zijnde de verdieping, dus een soort galerij).
Daarom hebben we ons meteen maar in de tent geïnstalleerd en dat is zeer gezellig! Tafeltje tussen ons beide, lamp op een ingenieuze manier opgehangen door Roger. Echt knus!

20 juni 2007, woensdag

De klok van de kerk (achter de camping, want we zitten vlak bij het centrum) luidt hier nog drie keer per dag het angelus! Roger vroeg zich af hoe lang het nog zou duren tot ofwel alle klokken stilte wordt opgelegd, ofwel tot de Islamieten eisen dat vijf keer per dag luid wordt opgeroepen tot het gebed.

Na ons ontbijt (brood, beleg, nectarine en voor mij sojamelk) zijn we wat gaan wandelen in Eymet. Daarvoor nemen we een pad in een soort parkje naast de camping en komen dan uit op het binnenplein van de vroegere burcht.

Eymet is een bastide zoals er een vijftiental zijn in deze streek, maar is de enige bastide met een burcht en die gelegen is vlak aan een rivier, de Dropt. Bastides zijn ‘nieuwe’ steden die in opdracht van de Franse of Engelse koningen werden gebouwd tussen 1150 en 1350. Eymet werd gebouwd in 1270. De straten vertonen een dambordpatroon rond een mooi centraal plein. Heel mooie oude huizen met bogengalerijen (arcades) waaronder je kunt wandelen zonder last te hebben van de zon of de regen.
De gevels zijn voor een deel in hout en voor een deel in steen. Normaal is er geen burcht in een bastide, maar hier bestond de burcht al voor de stad die er tegenaan werd opgetrokken. De Kerk ‘Notre Dame de l’Assomption’ (eigenaardige benaming, want dat betekent letterlijk ‘Onze Lieve vrouw van de ten hemel opneming’) is neogotisch, en werd gebouwd op de plek waar de vroegere kerk stond. Vlakbij de Dropt is er nog een openbare wasplaats te zien (niet meer in gebruik). Zoals ik vorig jaar al schreef, wonen hier heel veel Engelsen, en de restaurants enz. afficheren dus een Franse en Engelse kaart. Er is ook een protestantse tempel van de zestiende eeuw.
Echt een liefelijk, aangenaam stadje.

Maar we konden niet blijven kuieren, want we moesten nog boodschappen doen. Van de beheerder van de camping hadden we al een tweedehandse Europese stekker kunnen kopen (niet dat we die hier nodig hebben, maar je weet nooit wat je kunt verwachten op de volgende campings) maar we moesten nog wat eten kopen enz. Dat deden we op de weg naar Miramont, ook een bastide, waar volgens de folders niet zoveel te zien viel.
Roger kocht meteen ook een strooien hoed, want de zon scheen krachtig met een temperatuur van 26°C.

We kwamen iets eten op de camping (brood, paté, nectarines) en gingen daarna even naar Lauzun, een middeleeuws stadje op ongeveer 20 km van hier.

Grotere kaart weergeven
Een rustig stadje met steegjes, lemen en stenen huizen en een kerk ‘Saint Etienne’ . De oorspronkelijke kerk was Romaans, maar er werd bijgebouwd in gotische stijl en in de 16de en 19de eeuw.

Ondertussen was de temperatuur gestegen tot 27°C en was de lucht bijna staalblauw. Maar onder de breedgerande strooien hoed die ik vorig jaar had gekocht liep ik als het ware in de schaduw.

Van Lauzun reden we naar een andere bastide: Castillonnes, gelegen boven op een heuvel. Van daar had je een mooi uitzicht over de streek.
De bastide bleek een ommuurde stad te zijn, de kerk ‘Saint Pierre’, nochtans een gotische kerk, had een eigenaardige stompe vierkante toren. Het centrale plein was wel mooi, maar de stad miste de charme van Eymet.

Dus terug naar Eymet, waar we een biertje dronken onder een van de ‘arcades’, en daarna iets aten in het Italiaanse restaurant. De gelegenheid waar we gisteren aten was immers gesloten, en buiten nog een snackbar waren dat de enige restaurants op het plein. En dat Italiaanse restaurant zat altijd overvol (ook vorig jaar) dus wilden we dat wel eens proberen.
Roger nam een pizza Elisa. Ik heb ervan geproefd: bijzonder lekker; een knapperig, golvend deeg (dat lag zeker aan de mozzarella die tegelijk gebakken werd) met een bereiding van rundvlees en daarboven een hele hoop rucola. Ikzelf nam alleen sla met tonijn (sla, tomaat, ui, ei, tonijn, ansjovis) die ik zelfs niet op kreeg (die kleine maag van me!). Die vraagt alleen maar vaak kleine porties) en we dronken samen een halve liter Italiaanse tafelwijn.

Ondertussen was de lucht betrokken geraakt en we besloten nogmaals onze avond in het voorste gedeelte van de tent door te brengen. Goede beslissing, want terwijl ik dit schrijf heeft het, weliswaar maar een kwartier, krachtig en hevig geregend.
Roger heeft eerst zijn foto’s op de laptop geladen, en dan ben ik het vorige beginnen schrijven.

21 juni 2007, donderdag

Nadat ik gisteren de laptop had opgeborgen, heeft het weer geregend, voor een groot gedeelte van de nacht.

Toch was deze morgen bij ons opstaan de tent volledig droog. En ondanks de bewolking was het al vrij warm. De bewolking trok trouwens snel op want tijdens onze wandeling op de markt van Eymet hebben we allebei beslist dat we daarna onze hoed zouden gaan halen.
Markt in Eymet dus. In feite kan ik niet zeggen dat we de Dordogne (of de Périgord) hebben bezocht dit jaar. Nee, wij zijn hier om nog eens Eymet en omstreken te zien. Périgueux, Sarlat, de grotten enz, dat hebben we vroeger al gezien.

Niet dat ik vind dat eens iets ‘gedaan’ zoals de mensen dat zeggen, je het niet meer opnieuw mag bezoeken, integendeel. Ik wil maar zeggen dat we van de Dordogne, die we vroeger al ‘gedaan’ hadden deze keer alleen Eymet en omstreken wilden ‘doen’.

Eymet heeft het voordeel dat het veel minder toeristisch is, ondanks de vele Engelsen. Dat het een stadje is op mensenmaat en dat alles er zo liefelijk is.

Kleurige markt. Op een zeker ogenblik rook ik allerlei soorten salami: en inderdaad, aan een kraampje werd salami met blauwe kaas van Auvergne, salami van ezel, van eend enz. verkocht. Ik kon niet weerstaan aan salami met bleu d’Auvergne, dezelfde – en dezelfde prijs – als diegene die we vorig jaar op deze camping kochten tijdens de wijn- en worstdemonstratie.
Deze avond kochten we op de camping trouwens dezelfde wijn als toen: de herinnering is compleet.

Een beetje verder op de markt zagen we iets zeer interessant: een aarden pot met een soort schouw in het midden. Schouw zonder bodem. Dat diende op een gewone pot met water gezet te worden, dan doe je groenten, of wat dan ook, in de aarden pot en je zet er een deksel op. Je krijgt dan een soort stoompot waarin de sappen van de ingrediënten niet verdwijnen door de vele gaatjes. De stoom van het kokende water komt immers langs de ‘schouw’ de pot binnen, maar de ‘bouillon’ kan niet langs daar weg. Zeer vernuftig! Naar het schijnt was de pot geïnspireerd op een Chinees ontwerp. Alleen durfde ik hem niet te kopen: als die nog zoveel weken mee moet meereizen, is die gegarandeerd gebroken als we thuis komen. Ik heb de verkoper zijn e-mailadres gekregen. Naar het schijnt verstuurt hij zijn potten naar overal in Europa. Misschien schaf ik er mij een aan, als de verzendingskosten niet te hoog uitvallen...

Wat we ons wel aanschaften, of beter gezegd, wat Roger absoluut voor mij wilde kopen, was een bijzonder kleurrijk zijden rokje!

We kwamen iets eten op de camping en dronken een biertje. Daarna wandelden we terug naar het stadje: we wilden te voet naar het stuwmeer van Lescouroux, maar vonden de weg niet (slecht aangeduid).

In de stad hoorden we een voorbijganger een andere aanspreken met ‘Mes respects, docteur!’
Ik wist niet dat die formule nog gebruikt werd! De dokter vroeg de andere man hoe het nu met hem ging en deze begon te vertellen dat hij het heel goed maakte, ondanks het feit dat hij ‘heel laag’ was geweest, en dat zijn ‘verrijzenis’ ook te danken was aan ‘u, dokter!’. De dokter zei: ‘Goed zo, doe zo voort!’ en haastte zich iets in zijn auto te laden. Ik kreeg het gevoel dat hij dacht: ‘Laat me met rust, ik heb andere zaken aan mijn hoofd!’

Vermits we de weg naar dat meer niet vonden, zijn we maar terug naar de camping gegaan, hebben de auto genomen en onze GPS ingesteld op een stadje vlakbij dat water.
En we zijn er geraakt. We hebben een poosje rond het meer gewandeld. Geen kat, laat staan een mens, was er te zien. Absolute kalmte. Wel reigers (of zoiets), eenden, libellen een heel rijke vegetatie. En hier en daar veel modder, zeker een gevolg van de nachtelijke regen?
Daarna reden we terug naar Eymet, langs wijngaarden, bosjes en het andere uiteinde van het stuwmeer. Het was wel ineens veel koeler geworden, amper 20°C.

Roger wilde nog naar een tweedehandswinkeltje in Eymet. Heel dure zaken! Ik bedacht dat, als die prijzen realistisch zijn, wij voor een fortuintje aan rommel in huis hebben.

We hebben deze avond op de camping gegeten: linzensoep (een blik voorgekookte linzen, look, en chorizo) maar ik vond het nogal vet. Dat lag zeker aan het spekvet en eendenvet dat gebruikt werd voor de bereiding.

Terwijl Roger de afwas deed, heb ik wat gelezen en ben ik ook even in slaap gevallen.
En even later vertelde Roger me dat er te weinig koelvloeistof en vloeistof voor het servostuur is in de auto. Zeggen dat we die vlak voor ons vertrek hebben laten controleren!
Dat betekent dus morgen naar een garage!
Hopelijk duurt dat niet te lang, want we wilden naar Spanje morgen!

23 juni 2007, zaterdag

Gisteren, nadat we de camping betaald hadden (36 euro voor 3 nachten) reden we naar een Peugeot-garage waar geconstateerd werd dat we geen lek hadden. Waarschijnlijk had de garagist in Wellen vergeten vloeistof bij te gieten (wat niet zou mogen). We betaalden 15 euro.

Dan, om 10:35 uur, vertrek richting Marmande. Iets later reden we de Dordogne uit (Eymet ligt op de zuidelijke grens van Dordogne.) De lucht was heel bewolkt.

Na Marmande reden we de Garonne over en even later reden we de autosnelweg op tot Bazas. Even later kregen we regen. En het was amper 18°C. Bazas hebben we niet bezocht, maar we merkten wel dat er een enorme gotische kerk stond.

Van Bazas reden we naar Mont de Marsan. Geen regen meer maar de lucht was heel grijs. Na Bazas begonnen de eentonige Landes. Kilometers bossen en bossen. Om 12:10 kregen we een enorme stortbui, en daarna wees de thermometer nog maar 15°C aan.
Op een rotonde stond een enorme stoel en ik kreeg de indruk dat we die vroeger ook al gezien hadden. Misschien eens kijken in vroegere reisverslagen?

Na de Landes kwamen de Pyrénnées Atlantiques. Heuvels, bosjes en af en toe een huis of een boerderij. In de verte zagen we al de Pyreneeën opduiken. De lucht klaarde op en het werd 20°C. We stopten voor een korte picknick (brood, paté, worst, kaas en nectarine) en reden daarna verder tot Saint-Jean le Vieux waar we boodschappen deden.

We hebben ooit met de kinderen gekampeerd in Saint-Jean le Vieux, en zijn daar tijdens een wandeling verloren gelopen. We waren op het landgoed van een kasteeltje beland en werden door de kastelein verzocht dat te verlaten. Ik herinner me dat ik bijna niets begreep van zijn taal. Waarschijnlijk sprak hij Frans vermengd met Baskisch.

Na Saint-Jean le Vieux kwamen we aan in Saint Jean Pied de Port, waar we 32 jaar geleden voor de eerste keer waren, Roger en ik.

Nu is de stad echt toeristisch. Van daaruit vertrekken veel ‘pelgrims’ naar Santiago de Compostella. We zagen er trouwens vrij veel onderweg.

We reden de Pyreneeën in en werden vergast op nevel. Even later waren we in Spanje. Op een zeker ogenblik (ik denk in Vitoria) vroeg Roger me: ‘Rijden we naar Zaragoza of naar Burgos?’ In feite hadden we gedacht Burgos over te slaan dit jaar, maar ik antwoordde heel spontaan: ‘Toch liever Burgos!’ Daar was Roger het blijkbaar mee eens.

De sierras volgden elkaar op, afgewisseld door hoogvlaktes. Sommige sierras werden doormidden gesneden door tunnels.
Om 19:59 uur reden we de camping van Burgos binnen. Ik ging ons inschrijven en net als vorig jaar bleek dat we in de computer zaten.

Grotere kaart weergeven
We besloten te eten in het restaurant van de camping: voor 22,6 euro plus 2 euro fooi (omdat we de ‘camarero’ zo tof vonden, ik vertel seffens waarom) kregen we een fles wijn, als hoofdgerecht ‘churasco’ van kalf, Roger als voorgerecht een paella en ik een ensaladilla russa. Roger nam nog een koffie waarbij hij gratis een likeurtje kreeg. De ober deed een praatje met ons: hij bleek afkomstig van Coïmbra in Portugal, had een aantal jaren in Parijs gewoond en sprak Frans, Spaans, Portugees, een woordje Engels en twee woorden Nederlands: ‘dank u’. Hij vertelde ons ook dat vermits het volgens het weerbericht zondag zou regenen aan de Cantabrische kust, Burgos maandag regen mocht verwachten.
Het eten viel mee, behalve de ‘churasco’. Hoewel lekker gekruid, vonden Roger en ik het vlees veel te vet.

Het restaurant was veranderd: blijkbaar was een vrij groot deel van de binnenkant ervan opgeofferd geworden aan het terras. En je mocht er roken, wat vorig jaar volgens mij niet het geval was.
En ik herinnerde me wat die mevrouw in de buurt van Burgos mij vorig jaar vertelde: restaurants die groter zijn dan 100 m² zijn obligaat rookvrij. Dus denk ik dat de camping van Burgos daarom (heel slim) zijn ‘binnenrestaurant’ bewust verkleind heeft.

Na onze maaltijd moest de tent nog opgesteld worden enz. Dat duurde precies 1 uur. Blijkbaar missen we toch nog een beetje oefening!

Terwijl we daarna nog een glaasje wijn dronken (in het voorste gedeelte van de tent, want we vonden het te koud buiten) hoorden we iets over middernacht de klokken van de Cartuja de Miraflores – dat klooster ligt vlak bij de camping – luidden. Ik vroeg me af waarom op dat late uur.

Vandaag hebben we rustig ontbeten en zijn daarna uitgebreid boodschappen gaan doen.
Tussen het ontbijt en die boodschappen werd ik echter geplaagd door serieuze buikkrampen. Ik vroeg me af of ik iets verkeerds had gegeten, maar uiteindelijk besefte ik dat in het brood van gisteren onderweg rogge zat. Daar kan ik absoluut niet tegen (hoewel ik rogge zeer lekker vind). Maar kom, vlak na de boodschappen voelde ik niets meer.

We kwamen lunchen op de camping (weer brood met beleg) en vermits Roger dacht dat zijn zus Maggy en haar echtgenoot Lorenzo in Burgos waren (ze zouden enkele maanden in Spanje vertoeven, namelijk in Burgos en Alicante) zijn we naar hun flat gereden – de flat die we vorig jaar even hebben mogen lenen dus. We belden aan, vroegen naar Lorenzo maar de persoon die antwoordde, legde meteen de hoorn neer. Eigenaardig.

Dan zijn we maar naar het centrum van Burgos gereden. We lieten de auto achter op de parking onder de Plaza Mayor. Morgen beginnen in Burgos de feesten voor San Pablo y Pedro. Vorig jaar hebben we de prachtige stoet kunnen bewonderen. Deze avond leken de mensen al in de sfeer te komen. Het was natuurlijk de normale drukte van de vooravond in Burgos, maar je zag ook mensen met de klederdracht van hun ‘peña’, er werd gezongen, gedanst, de mensen riepen elkaar toe in de straten.

We dronken een biertje op een terras (tot 20 uur was het rond de 30°C), en daarna nog eentje in de Mejillonera. Roger nam nog een ‘ración’ mosselen en ik ‘patatas bravas’. Die raciones zijn relatief wel heel duur!

Trouwens, het valt me op hoe duur groenten en fruit hier zijn in de warenhuizen. De Lidl blijkt nog te doen, als je er al een vindt, maar in de andere winkels is het onbetaalbaar.

Het is nu 21 uur en we zitten weer op de camping. Straks eten we nog een mosselsoep die we hebben gekocht en misschien nog wat tonijn (idem).

24 juni 2007, zondag

Vandaag was het dus groot feest in Burgos, met stoeten enz. maar vermits we dat vorig jaar al uitgebreid hadden meegemaakt, besloten we deze keer niet te gaan kijken (hoewel, ik had weer even dat gevoel van ‘gaan we nu ook al redeneren in termen van 'dat hebben we al gedaan’?).

We zouden naar Miranda de Ebro gaan. Dus reden we weer naar het Noorden, langs de N1 en niet langs de autosnelweg zoals in het komen. Het landschap was eerst licht heuvelachtig. Alle schakeringen groen wisselden af met de felrode toetsen van weiden vol klaprozen. Echt opvallend, dat rood. Zouden de boeren sommige herbiciden niet meer mogen gebruiken dat die klaprozen zo aanwezig waren? We reden langs de puerto de la Brujula, windmolens doken op aan de horizon. Roger wilde onderweg een monument voor ‘General de Mola’ bezoeken, dus verlieten we de weg voor het dorpje Alcocero de Mola en volgden van daaruit een vrij smalle en slechte weg over de heuvel.

Grotere kaart weergeven
Daar stond dan het monument: links van de weg ontzettend veel trappen naar boven, en rechts evenveel trappen naar beneden. We gingen eerst links kijken en beklommen zeker 100 trappen, en dan is Roger nog langs een achterdeurtje het monument binnengegaan en heeft daar een wenteltrap van precies 90 treden beklommen tot aan een platform.
Gezien mijn hoogtevrees ben ik niet mee naar dat platform gegaan. Het monument stelde anders niet veel voor, maar het uitzicht was prachtig (en daarboven voor Roger nog mooier) en het was er zo rustig! Geen levende ziel tenzij vogels (waaronder een koekoek), hagedissen en zoemende bijen.
Terwijl Roger nog even de trappen rechts afdaalde en naar de bogen waartoe ze leidden ging kijken, heb ik wat gegeten (een eitje met wat brood).

En dan reden we verder richting Miranda de Ebro. In de verte ontwaarde ik grijze, ronde heuvels met hier en daar een bosje. We reden eerst nog even het dorpje Alcocera de Mola binnen, maar daar viel weinig te beleven. Zeer oude huizen, een paar mensen op straat, maar we zagen geen kerk. Toen we verder reden zag ik de kerk echter wel: blijkbaar stond ze in een straat waar we niet gekomen waren. En ze was ook bijzonder laag.
We reden over de Rio Oca, en zagen dan de allereerste vroegere reclame voor Osborne: een kartonnen stier boven op een berg.

We verlieten nog een paar keer de N1 om even een dorpje te bezoeken (Cameno, met een zeer grote Romaanse kerk, Grisaleña met heel smalle straten) en reden dan weer de N1 op. Dan kwam de Desfiladero de Pancorbo. In het komen naar Burgos, op de autosnelweg, zag je hem niet: dat is jammer aan die snelle wegen, je verliest een groot deel van de natuurschoonheden.
Maar afijn, nu reden we dus weer door die bochtige kloof tussen indrukwekkende rotsformaties. De tunnels waar we door reden op de autosnelweg – in het komen dus – bleken door die rotsen te zijn getrokken.

We zagen nog de monumento al Pastor, weer een herinnering aan onze vroegere reizen via gewone wegen, die we van op de autosnelweg niet meer hadden gezien.
En dan kwamen we aan in Miranda de Ebro, om 13:30 uur.

Grotere kaart weergeven
We parkeerden de auto op een pleintje onder lindebomen (wat een parfum!) en liepen naar het oude centrum. Daar bleek het ook feest te zijn. Straatfeesten voor San Juan Bautiste (Johannes de doper). Een fanfare, volksdansen, traditionele kleding, een enorme paella waar de mensen een gratis portie van kregen rond 15 uur. De paellapan had een diameter van zeker anderhalve meter. De mensen zongen mee met de fanfare (en het eerste liedje was ‘clavellitos’ dat we destijds in Leuven zo dikwijls samen zongen met Dirk Lambrechts en Ruy), dansten, keken naar de prachtige volksdansen. We dronken een biertje in een typisch smal, langwerpig, vrij donker, rumoerig en druk café.

Opvallend hoe de mensen hier een cafécultuur hebben. Voor het middageten en voor het avondeten vind je praktisch iedereen in die drinkgelegenheden. Van de kleinste baby tot en met de meest gehandicapte opa. Je ziet hier dan ook opvallend veel kinderen, en dat is eigenaardig want volgens Roger krijgen de Spanjaarden nog minder kinderen dan wij in België.
In de bars van Miranda worden de peuken nog net als vroeger gewoon op de vloer gesmeten. Ik zag zelfs de ‘camarero’ vanachter de toog zijn peukje over de toog op de grond van het café smijten.

O ja, en bij dat biertje nam ik een hoekje tortilla en Roger een hardgekookt ei met garnalen.
Na nog wat rondgelopen te hebben (in de kerk hebben we enkele jaren geleden nog de mis bijgewoond), wat gekeken te hebben naar de dansen en wat gekuierd langs de Ebro, namen we nog een biertje in een ander café. Ondertussen begonnen de mensen overal – op straat, in de cafés, thuis – hun gratis portie paella te eten. Roger wilde geen portie gaan halen omdat er kip in zat en ik was echt verzadigd door mijn tortilla.
Ik heb – buiten ons beiden dan – geen enkele toerist opgemerkt.

Dan kwamen we terug naar de camping. Om van daar rond 18 uur weer naar het centrum van Burgos te rijden. Daar was de siësta afgelopen en het zag er weer zwart van het volk. Op de Plaza Mayor was het een drukte van jewelste: kraampjes, vertoning van een film – geen idee over wat, want door al dat volk kon ik er niets van zien, laat staan begrijpen wat die luidsprekerstem vertelde - maar het ontlokte wel veel enthousiaste kreten aan het volk. We dronken weer een biertje op een klein plein waar ik de wandelende mensen kon observeren.
Weer mensen van alle leeftijden, die elkaar ontmoeten, samen iets drinken, iets eten. Baby’s, kinderen, ouderen, jonge koppeltjes, opvallend veel zwangere vrouwen... Zouden hier echt minder kinderen geboren worden? De vrouwen mooi opgekleed en duidelijk oog hebbend voor kleine details zoals de kleur van hun schoenen aangepast aan hun jurk. En weer heb ik geen enkele toerist opgemerkt.

Ik vertelde aan Roger dat in de vroege jaren 70 van vorige eeuw Barcelona op mij een even gezellige indruk als Burgos had gemaakt. Maar Barcelona is ondertussen een toeristische pleister geworden en ik vrees dat de stad enorm veranderd is. Burgos is in essentie nog steeds dezelfde als die eerste keer in 1975. En dat geldt ook voor het café waar we telkens opnieuw naartoe gaan, vlak aan de kanten kathedraal, de Mejillonera. We eindigden trouwens weer onze wandeling daar. Druk dat het daar was! Zeer eigenaardig toch dat ik de drukte van Burgos in de vooravond aangenaam vind!
Ik nam een roséwijntje en calamares, en Roger alleen ‘mejillones marinera’.

En we kwamen terug naar de camping, rond 20:30 uur. Een half uurtje later zouden de straten waarschijnlijk leeggelopen zijn: dan gaan al die mensen eten. Wat ik niet begrijp is waar ze al dat eten blijven steken! Wijzelf hadden voldoende aan onze tapas. Zij, die er zelfs meer nemen dan wij, gaan daarna uitgebreid avondmalen! :-)
Maar ja, het valt me inderdaad op dat Spanjaarden duidelijk dikker aan het worden zijn!

Dat vergat ik bijna te vertellen: toen we na ons bezoek aan Miranda weer op de camping aankwamen, bleken we nieuwe buren te hebben, Nederlanders. Die prompt hun radio aanzetten voor nieuws uit hun land.
Toen we uit het centrum van Burgos terugkwamen, hadden ze zelfs muziek opstaan. Oké, Spanjaarden zijn soms veel erger wat dat betreft, maar dat zal ik ze niet verwijten in hun eigen land. Wat die Nederlanders deden vind ik echter héél ongepast! Stel je voor dat wij ook onze radio aanzetten! De percelen zijn hier zo krap dat er een kakofonie zou ontstaan!

Ik heb wel even gebabbeld met de Nederlandse dame (maar dus niets gezegd over hun radio): ze zijn op weg naar haar zus in Portugal. Die wordt op 1 juli 60 jaar en weet niet dat de hele familie zal present zijn. Zij (onze buren dus) reizen op hun gemakje met hun caravan, maar andere broers en zussen zullen het vliegtuig nemen. Leuke verrassing voor de jarige zus!

Deze nacht, rond half twaalf, weer vuurwerk in Burgos, net als gisteren nadat ik deze laptop afsloot.

En ik heb opgemerkt dat de klok van het klooster Miraflores luidt om middernacht en dan nog eens een kwartier later. En waarom op dat uur blijft voor mij een mysterie!
Vandaag was het tot 28°C, echt draaglijk dus. Maar het viel me op dat in Miranda de uitbaatster van het tweede café dat we bezochten klaagde: ‘Que calor!’

25 juni 2007, maandag

Vandaag zou Zeger te voet van Leuven naar Antwerpen stappen, naar Hendrik en Anneke. Hendrik heeft net ge-sms-t dat hij is aangekomen maar dat zijn benen pijn doen. Normaal! Ik heb Zeger per kerende, via Hendrik, proficiat gewenst!

Na ons ontbijt deze morgen hebben we onder een grijze lucht waaruit soms al enkele druppels vielen onze tent opgebroken. De ober van het campingrestaurant bleek gelijk te zullen krijgen!
We hebben betaald voor de twee laatste nachten en zijn vertrokken langs de autovia de Castilla richting Valladolid. We volgden voor een groot deel de vallei Cerrato. Weer werden de vele groenschakeringen opgeluisterd door rode vlekken: weiden vol klaprozen.

In Burgos was het maar 15°C geweest maar gaandeweg steeg de temperatuur, tot 19°C in de buurt van Palencia en Venta de Baño (rare naam voor een dorp: dat betekent letterlijk ‘Verkoop van bad’!) en 22°c na Valladolid. We zijn Valladolid niet binnengereden. Wat me wel opviel was dat er aan de rand van de stad massa’s flatgebouwen werden opgetrokken!

Iets verder, in Simancas, waar het staatsarchief zich bevindt, wilde we kamperen. We waren er ooit geweest, ik denk wel 25 jaar geleden. Maar we vonden de camping niet meer. Daarom stelde Roger voor naar het bureau voor toerisme te gaan. Het was toen al 12:30 uur, ik had ’s morgens alleen sojamelk en thee gedronken, en een banaan en een nectarine gegeten en wilde eigenlijk liever eten want ik zag weer letterlijk scheel van de honger. Maar, kom, met een tabletje druivensuiker zou ik wel een half uurtje verder kunnen. We wandelden door de zeer smalle straatjes en vonden de ‘oficina de turismo’. De camping bleek al twaalf jaar opgedoekt! We werden verwezen naar Tordesillas, een beetje zuidelijker.

Grotere kaart weergeven
Daar kwamen we op de camping aan om 13:20. Hij is wel heel duur: meer dan 24 euro per nacht voor ons beiden. We zoeken een plek. De percelen zijn vrij klein, maar we hebben een van de grootste kunnen bemachtigen, niet te ver van het sanitair. Het werd bijna 14 uur voor we eindelijk zaten te eten: brood, kaas, paté en tomaat. De mussen kwamen broodkruimels bedelen tot vlak bij onze tafel. En daarnet (ik zat te lezen in de auto) zag ik er zelfs een op de tafel zitten. De moerbeibomen op de camping bieden veel schaduw (we zitten dus echt ‘in de schaduw van de moerbeiboom’, zoals mijn laatste boek heet), de vele mussen tsjilpen, en voor de rest horen we alleen wat verkeer in de verte. Geen buren tot nog toe.

Na onze lunch hebben we de tent opgesteld en dat ging deze keer op een half uur. Daarna gingen we wat kuieren in Tordesillas.
Maar... De camping ligt op de andere oever van de Duero en de brug die ons naar het stadje moest brengen vertoonde een heel smalle trottoir, met opengewerkte zijkanten. Echt iets voor mij met mijn hoogtevrees! Had ik maar in het midden van de brug kunnen lopen! Maar daar was het verkeer veel te druk. Dus kwam ik in Tordesillas aan met knikkende knieën.

Boven de kerken troonden de gebruikelijke ooievaars. Helaas, de musea enz. zijn op maandag gesloten. Dus alleen de buitenkant gezien van de drie kerken (waarvan een een museum is), en van de ‘monasterio’ in Mudejarstijl, waar Johanna de waanzinnige haar leven eindigde. En wat gekuierd op de vierkante Plaza Mayor met zijn galerijen en balkons.

Daarna zijn we boodschappen gaan doen en vermits het restaurant van de camping pas om 19:30 openging, aten we eerst een hapje bij de tent: foie gras met brood en een soepje.

Ik heb ook nog even de was laten doen door een machine, de was opgehangen, Roger heeft zijn foto’s op deze laptop gezet. En nu, om 21:45 blijkt dat geen van ons beiden nog zin heeft om iets te gaan eten in het restaurant...

26 juni 2007, dinsdag

Deze morgen, na een rustig ontbijt bij amper 15°C in de schaduw, na het plooien van de gisteren gewassen kleren en het uitkeren van de tent, zijn we terug naar Simancas gereden. Als je het stadje binnenwandelt naast het kasteel van de 16de eeuw, zie je op de grond zeven handen uitgebeeld. Dat refereert naar een legende: een bepaalde emir wilde 100 Christelijke maagden cadeau krijgen en 7 ervan zouden uit Simancas komen. Deze laatste hadden echter hun hand afgehakt en daarom wilde de emir die ‘manke’ (manca) meisjes niet.

Buiten het indrukwekkende kasteel (niet te bezoeken) was er nog een kerk van de 16de eeuw, eveneens gesloten. Raar maar de kerk deed eerder Romaans en voor een deel zelfs mudejar aan. Een middeleeuwse brug over de Duero, een plaza mayor, en daarnaast een ‘mirador’, dat was ongeveer alles wat er te zien was. Wel een aangename kleine stad, waar de lucht bijna zwart zag van de zwaluwen. Vooral boven het kasteel vlogen er ontzettend veel.
En van op de Mirador had je een prachtig zicht over de streek en over de Rio Duero met zijn vele kleine groene eilandjes.

Na iets meer dan een uurtje wandelen in Simancas, reden we verder richting Valladolid. Eerst deden we inkopen in een 'supermercado' waar je letterlijk alles kon vinden: van voedingswaren tot tenten, van honden, over konijnen, schildpadden, enz. tot schorpioenen en pythons! Echt!
Omdat er ook een cafetaria was, aten we daar een hapje: voor mij een ensalada mixta, voor Roger champignons met ham. Met nog een biertje erbij heeft ons dat 10, 90 euro gekost. Blijkbaar mag je hier nog roken op restaurant, dus stak ik na het eten een sigaret aan.

Grotere kaart weergeven
We kwamen aan in Valladolid om 15:15 uur, vonden een parking onder de Plaza Zorilla. Wie dat is, weet ik niet maar er stond een standbeeld te zijner ere. Ik zal het thuis eens opzoeken op het Internet (want zelfs de erudiete Roger wist niet wie dat zo ‘beroemde’ personage is). Op dezelfde plaza bleek de officina de turismo te zijn, maar die was gesloten tot 17 uur. Dus wandelden we eerst een beetje doelloos door de straten, tot ik voorstelde het park naast het plein binnen te gaan.

Op eerste zicht leek Valladolid ons wel een mooie stad: mooie gebouwen, mooie balkons, enz. Afijn, dus gingen we dat park binnen, kuierden daar een beetje... Ik heb het altijd over ons ‘kuieren’ maar dat is echt niet het juiste woord: Roger stapt geweldig snel en ik kan hem amper volgen, tenzij hij mij bij de hand neemt en mij als het ware ‘meesleept’. Dan lukt het me zijn ritme te volgen, maar heb ik in de kortste keren pijn in mijn knie.

Toen we via dat park weer op de Plaza Zorilla waren beland, stelde Roger voor een biertje te gaan drinken. Dat deden we op het plein in een café met een heel aparte vorm: een rond uitsteeksel op het plein liep in beide richtingen over in een rechthoek. Bijzonder net café voor Spanje: ik zag niets op de vloer liggen!

Ik las een beetje in de Spaanse krant die ik pas had gekocht in Simancas. Ze stond vol met berichten over de pas vermoorde Spaanse soldaten in Libanon. Zo triestig!
Het deed me goed Spaanse teksten te lezen: ik zou eigenlijk het hele jaar door geregeld Spaanse sites moeten bezoeken.

Maar Roger wilde verder lopen. Ik bedacht dat vermits ik weer Roger zijn ritme zou moeten volgen en mijn knieën nu al pijn deden, ik beter mijn nordic-walkingstokken uit de auto nam.
Ik merkte wel dat de mensen een beetje naar mij keken, vond dat vervelend, maar bedacht toen dat er zoveel anderen rondliepen met krukken, dat ze dit soort stokken ook maar moesten aanvaarden.

We kwamen voorbij een huis waar Cervantes een poosje gewoond heeft. Het was nu een museum, maar gesloten.
Na nog een klein half uurtje rondlopen, gingen we terug naar de Officina de Turismo die net openging. We kregen er een plattegrond met de voornaamste bezienswaardigheden. Wat kerken in die stad! Maar geen enkele vonden we echt héél mooi, zelfs niet de kathedraal, de enige kerk die open was (waarschijnlijk omdat er om 18 uur een mis zou beginnen). De plaza mayor vertoonde de typisch overdekte galerijen, met daarboven mooie balkons.

Rond 18 uur begon de stad leven te vertonen: de siësta was weer afgelopen. En ik begon weer serieus honger te krijgen. Dus stelde Roger voor een café op de Plaza Mayor binnen te gaan. Eigenaardig Café del Norte! De vloer lag vol peukjes en ander vuil, maar dat is niet ongewoon in Spanje – het tegenovergestelde, zoals we zagen in het eerste café is eerder merkwaardig – maar het café was, hoewel niet heel breed, toch veel, veel breder dan de meeste die ik ken in Spanje, en wel dertig meter diep! En de twee lange zijmuren hingen vol, maar dan echt vol, met schilderijen en foto’s! De twee kelners zagen er ook raar uit: gedrongen en hun gezicht vertoonde de uiterlijke tekens van idiotie. Ik heb in Valladolid trouwens nog meer zeer gedrongen mensen gezien, op het randje van dwergen. En een blinde vrouw die, net als heel lang geleden, lotjes verkocht.
Ik at er een ‘pincho’ van tortilla en we dronken een biertje. Ondertussen was het nog steeds vrij fris: 28°C in de zon.

We gingen terug naar de parking. Valladolid is geen lelijke stad, integendeel, maar te dikwijls zagen we lelijke moderne flatgebouwen vlak naast mooie oude gebouwen. Maar dat bezoekje van enkele uren is voor mij niet voldoende om te kunnen oordelen: ik heb echt niet de sfeer voldoende kunnen opsnuiven! Het deed me een beetje denken aan een georganiseerde reis, zoals naar Turkije destijds.
Wat me wel opviel is dat wij de enige buitenlanders waren!

We reden terug naar onze camping in Tordesillas. Roger stelde voor iets te gaan eten in de stad, en ik smeekte hem er dan naartoe te rijden, zodat ik weer niet over die brug zou moeten stappen.
Zo gezegd, zo gedaan. Maar de restaurants bleken pas open te gaan om 21 uur. Ondanks mijn kleine tortillapunt in Valladolid had ik vreselijk honger en Roger blijkbaar ook want hij wilde niet wachten. Dus terug naar de camping waar we om precies 21 uur (!) het restaurant binnengingen.

En dat werd een zeer aangename verrassing! Voor 25 euro alles samen hebben we gekregen: Roger een rijke ensalada mixta gevolgd door albondigas in een lekkere saus, met sla, tomaat en eieren, en ik een stoofschoteltje van kip met champignons en look met sla, tomaten en frietjes, en daarbij een fles lekkere rode wijn (waarvan we de rest nu aan het opdrinken zijn in het voorste gedeelte van de tent: de avond is weer zo fris dat we liever binnen wilden zitten).

Gisteren avond heeft mama nog ge-smst (ik moet nog antwoorden, maar dat doe ik morgen of zo): in Antwerpen amper 17°C tijdens de dag, en regenachtig. Deze avond een sms van Elvira: vrijdag is haar examen (en dat van Zeger als hij het aflegt) over de wetenschap van de kosmos. Ik zal duimen!

27 juni 2007, woensdag

Deze morgen, na ons ontbijt en nadat ik mijn nieuw rokje had gewassen, stelde Roger voor naar Salamanca te gaan. Jaren geleden dat we er nog geweest waren. Salamanca is veel mooier dan Valladolid maar de aanwijzingen waren minder duidelijk. We hebben wel een kwartier naar een parking moeten zoeken, en de weg naar de Oficina de turismo was nergens aangeduid.

Grotere kaart weergeven
Uiteindelijk hebben we het aan een straatveger gevraagd. Dat bureau bleek zich te bevinden in de Casa de la Conchas. We kregen er een plattegrond, maar weer met zo kleine lettertjes dat ik dikwijls mijn bril moest uithalen. De stad leek me groter dan vroeger en ook wat meer toeristisch. Misschien vanwege de mode om naar Santiago te gaan? In het toerismebureau vroegen ze ons trouwens of we bedevaarders waren. Ik had namelijk weer mijn wandelstokken bij: anders zou ik Roger niet hebben kunnen bijhouden want mijn knieën deden nog pijn van gisteren. En mijn zolen ook, want die sandalen van mij zijn niet bepaald stapschoenen. En Roger draaft altijd maar door, zonder rekening te houden met mijn ritme!:-)

Natuurlijk hebben we op die enkele uren dat we er hebben rondgelopen niet alle mooie dingen van Salamanca kunnen zien, maar we werden toch weer bekoord door de prachtige barokke Plaza Mayor, de Casa de las Conchas, de platereske universiteit, de kathedraal, de Convento de San Esteban, enz. De temperatuur was zeer aangenaam: tot maximum 26°C. Natuurlijk kreeg ik weer honger, maar ik wilde geen volledig menu verorberen. Jammer, maar we vonden enkel restaurants, geen bars met tapas. Of toch wel, maar daar vond ik de tapas allemaal te vet. Dan maar een biertje gedronken en mij beholpen met mijn hompje brood, een banaan en een tabletje druivensuiker.

Iets voor 16 uur besloten we toch ergens een plato combinado te eten. De geafficheerde prijzen leken zeer schappelijk. Helaas, toen we aan een tafeltje op het terras gingen zitten, bleken de aangekondigde prijzen daar vermeerderd te moeten worden met 2 euro. Dus stelde ik voor het op te stappen. In een volgende bar kon je wel tapas krijgen: we dronken weer een biertje en bestelden een ‘ración’ worstjes met aardappelen en paprika’s in gekruide olie. Heel vet maar wel lekker. En daarmee voelden we ons echt voldaan.

Ondertussen hadden we de straatveger weer ontmoet die ons bezorgd vroeg of we de ‘oficina de turismo’ wel gevonden hadden. Hoe lief van hem! En, als ik heel eerlijk wil zijn, moet ik bekennen dat ik hem eerst zelfs niet opgemerkt had: ik vroeg mij af wie ons dan wel aansprak!

Rond 16:35 zijn we terug richting Tordesillas gereden, weer langs dezelfde immense, vrij dorre vlakte als in het gaan. We zagen runderen grazen en ik vroeg me af wat ze dan wel graasden: zo zeldzaam was het gras.

Niet ver van Tordesillas was er een dorp (of een stadje, maar in dat geval heel klein) dat ons intrigeerde: Alaejos.

Grotere kaart weergeven
Dat plaatsje bleek immers twee heel grote kerken te bevatten, op nog geen 500 meter van elkaar. De ‘iglesia de Santa Maria’ en de ‘iglesia de San Pedro’ waren allebei van de 16de eeuw, in renaissance en mudejarstijl, met gotische en barokke accenten. Zeer raar. We zagen maar een paar mensen op straat: blijkbaar deed men hier nog de siësta, wat in Salamanca niet het geval leek te zijn: zelfs de meeste winkels bleven daar open.

De enige man die we echt ontmoetten was een bedelaar met slechts een arm: hij vroeg ons 1 euro om een koffie te kunnen gaan drinken.

Toen we terug op de camping waren, kon ik niet eten zoals ik eerst van plan was geweest: mijn maag leek de worstjes moeilijk te verteren. Maar dat zwaar gevoel was na een paar uurtjes over en we aten dan olijven, ei, tomaat en brood bij de tent.

Ondertussen hebben we buren gekregen: naast ons een grote familie Spanjaarden en achter ons een Engels koppel.
Morgen denken we naar Caceres te gaan.

28 juni ’07, donderdag

Het is vijf voor middernacht en ik kan eindelijk over deze laptop beschikken! (Roger heeft eerst voor zijn foto’s gezorgd). Ik zou met mijn relaas kunnen wachten tot morgen, maar dan zijn de meeste impressies zeker verdwenen.

Nadat we deze morgen snel hadden ontbeten, onze tent opgeplooid en alles ingepakt (en natuurlijk betaald: 73,80 euro voor 3 nachten, wat ik heel duur vind) vertrokken we richting Cáceres.
De camping van Tordesillas viel vrij goed mee: de percelen waren niet echt ruim, maar vielen mee naar Spaanse normen. Er waren verschillende aparte badkamertjes (jammer dat er geen douche was in plaats van een bidet) en we kregen voldoende schaduw. Alleen was hij dus héél duur, zowat de duurste die we ooit in Spanje hebben gehad.

Ik heb deze morgen geen douche genomen: ik wist immers dat we in Cáceres een individuele badkamer op ons perceel zouden hebben en dat ik sowieso een douche zou moeten nemen als we aankwamen. En toch vertrokken we pas rond 12 uur.

Zodra we de autovia opreden, vroeg Roger me om eens te kijken op de kaart of een omweg via Ciudad Rodrigo te doen was. Dat vond ik een heel goed idee: ik wilde die wondermooie stad wel terugzien.
En het was te doen, amper 30 km omweg.
Na Salamanca reden we dus richting Portugal, weer in dezelfde vlakte als gisteren. Roger merkte een gier die neerstreek in die oneindige uitgestrektheid waar nu af en toe wat bomen (ik denk olijfbomen) stonden er hier en daar een kudde runderen stond te grazen van het zeldzame gras.
Ook ooievaars bewoonden de streek: ik zag er een zestal op de kruin van de zeldzame bomen.
Na een poosje doken voor ons bergen op: de sierra de Peña de Francia. En kort daarna reden we Ciudad Rodrigo binnen.

Grotere kaart weergeven
De eerste keer dat we daar kwamen was precies 30 jaar geleden, toen ik Hendrik verwachtte. De tweede en laatste keer was ergens in de jaren 80, met de kinderen. Op eerste zicht leek de stad fors uitgebreid te zijn, maar het oude centrum bleek amper veranderd. Ciudad Rodrigo blijft dat wondermooie ommuurde stadje met zijn vele gracieuze paleizen op de vele plaza’s, zijn kathedraal, zijn smalle en langwerpige bars, zijn wallen van waarop je een mooi uitzicht hebt, zijn smalle straatjes met eenvoudige huizen.
De post was jammer genoeg niet meer gevestigd in dat mooie paleis op de Plaza Mayor. Nu was dat een Casa de Consistoria geworden, en ik moet toegeven dat ondanks mijn vele verblijven in Spanje, ik niet weet wat dat betekent.

We zochten de ‘Officina de turismo’ en er gebeurde iets eigenaardig. Verschillende mensen aan wie we het vroegen verwezen ons naar een andere kant van de Plaza Mayor. En dat terwijl we even later merkten dat het toerismebureau zich in die Casa Consistoria bevond! Maar het was gesloten: het was immers siëstatijd.

We dronken een biertje op de Plaza Mayor, in een van de smalle bars. En namen er spekzwoerdjes bij. Ik denk dat met al dat eten van hier onze cholesterolspiegel serieus zal gestegen zijn. Maar het was lekker en de waard en waardin waren bijzonder vriendelijk.
Daarna wandelden we nog wat door de straten. De temperatuur was zalig: 28°C in de schaduw, maar zodra we de schaduw van de gewelfde galerijen, of van de smalle straten moesten missen, begonnen we te zweten.

Op een zeker ogenblik wees Roger naar boven: buiten de vele zwaluwen vlogen er ook tientallen ooievaars over de stad. Even later zag ik waar ze zich genesteld hadden: op de kerken uiteraard, maar er waren ook zeker zes nesten in de kruin van naaldbomen op een kleine plaza.

We dronken weer een biertje in een bar (met een echt onvriendelijke serveerster) en aten er patatas bravas en spekzwoerdjes bij. Ik had onderweg een chocoladekoekje gegeten en heb dus echt geen honger geleden.
Ik kocht nog enkele aanzichtkaarten die ik deze avond heb volgeschreven.

Om 15:40 vertrokken we weer, nu richting Cáceres.
Weer reden we door een enorme vlakte. Een kerkhofpoort met een torentje had weer een ooievaarsnest gekregen. Buiten dat kerkhof en een finca zagen we geen teken van leven. En ik viel in slaap.

Om 16:25 schoot ik wakker omdat Roger de auto stopte. We hadden ondertussen Castilla y Leon verlaten en zaten in Estremadura, en we reden net de provincie Cáceres binnen. Ietsje verder was er de Puerto Perales op 860 meter hoogte, met een mooi uitzicht op de vallei omzoomd door donkere bergen. Veel roofvogels.

Dan was het weer een immense vlakte. Een kudde paarden onder naaldbomen, rode aarde. Een open waterleiding, volgens Romeins systeem.
En dan weer rotsachtige heuvels, een dorre vlakte met wat kurkeiken – de schors was pas geoogst – en Coria, waar we vorig jaar nog naartoe zijn gegaan. Weer waren de straten klaar voor de stierenloop. Ondertussen was de temperatuur blijven stijgen en was het al 34°C in de schaduw.

Na Coria zagen we weer, zoals vorig jaar en op dezelfde elektriciteitscabine, ooievaars. Roger had ze toen op foto vastgelegd.
Torrejoncilles, met daarna de Romeinse brug die Roger vorig jaar ondanks de stekende zon wilde fotograferen. Het water in het stuwmeer stond veel hoger dan toen zodat de brug voor een deel onder water stond.

De streek wordt bijna woestijnachtig, en toch hebben we dat enorme stuwmeer gehad, en rijden we achtereenvolgens de rio Tajo (waarin, in Lissabon, onlangs Dirks Lambrechts zaliger assen zijn uitgestrooid – heb ik verteld dat ik daarover een telefoontje van Irene heb gekregen zondag avond voor ons vertrek?) en de rio Almente over. Ik begrijp het niet goed: zoveel water en toch zo dor? Het is een feit dat de ‘arroyos’ – kleine rivieren – volledig droog staan.
En kort daarop zie ik voor de tweede keer een relikwie van een Osbornereclame in de vorm van een enorme stier bovenop een berg.
Om 18 uur kwamen we aan op de camping van Caceres.

Grotere kaart weergeven
Even vriendelijk en gedienstig ontvangst als vorig jaar. En, zoals ik al zei, we kozen, denk ik, de meest lommerrijke plek. Hebben ons eigen badkamertje, waar ik een douche nam nadat we onze tent hadden opgezet: ik zweette toen inderdaad zo erg dat ik mijn eigen zweetlucht rook!

Maar voor we aan onze installatie begonnen, hebben we nog een biertje gedronken in de bar. Ik hoop dat we niet te erg stonken! :-)

Nadat we geïnstalleerd waren, een douche hadden genomen en ons hadden omgekleed (wat is dat praktisch, zo’n individueel badkamertje: op dit ogenblik schrijf ik met het licht dat daardoor gegeven wordt! En zeggen dat deze camping amper iets meer dan 17 euro per nacht kost voor ons beiden! En toch zijn er weinig kampeerders, misschien omdat er weinig schaduw is?) gingen we naar het restaurant van de camping. Daar bleek niemand te zitten. Dus dronken we een ‘aperitief’ (witte wijn voor mij, biertje voor Roger, aangeboden met een grote schaal pindanootjes en zoute koekjes) op het terras dat uitziet op het zwembad. En toen we merkten dat daar mensen eten bestelden, deden we hetzelfde: twee menu’s à 10 euro.
Roger nam paella met zeevruchten, worstjes met frieten en koffie, ik gaspacho, gebraden kippenvleugeltjes – 14 stuks waarvan ik er 7 heb opgekregen – en yoghurt. In de prijs was een fles tafelwijn en een fles gaseosa inbegrepen.

Wat een lawaai op dat terras! Spanjaarden zijn echt luide babbelaars! :-)
We kwamen terug naar onze tent. Roger zorgde voor de foto’s en ik schreef het vorige. En het is nu 1:10 van de volgende dag.

29 juni 2007, vrijdag

Vandaag legden Elvira en Zeger hun examen ‘wetenschap van de kosmos’ af. Elvira heeft al gsms-t dat het voor haar goed was gegaan, dat Zeger nog bezig was. Uiteraard heeft Zeger niets laten weten! Voor die sms-t... :-)

Deze morgen om 11:30 naar het centrum van Cáceres gereden. Het was nog maar 23°C. Voor de eerste keer hebben we een camping waar geen enkele Nederlander staat.
Het viel ons in de stad ook op dat er geen buitenlandse toeristen bleken te zijn. Net toen we dat tegen elkaar hadden gezegd, troffen ons vier mensen aan een terras. Allebei dachten we dat het Nederlanders waren en ja hoor... Aan wat ze precies herkenbaar zijn, zou ik echt niet kunnen zeggen...

Eerst wilde ik naar de post om kaartjes die ik gisteren had geschreven te versturen. We vroegen de weg aan een voorbijganger en die begon, heel vriendelijk, een hele uitleg. Maar we bleken een heel eind uit de historische kern vandaan te moeten zijn.

Op de post werkten ze met ‘beurtbriefjes’ zoals bij ons soms bij de slager. Ik vreesde dat het lang zou duren want er stonden veel mensen voor ons, maar het ging vrij snel.

En dan terug naar het oude Cáceres met zijn mooie kerken, paleizen en plaza’s!
Nee, ik ging niet weer de vele kerken van Caceres bezoeken, maar de concatedral Santa Maria wilde ik niet missen. Deze keer was het wel betalend, wat vorig jaar niet het geval was. En speelde er geen orgel. Maar toch weer diezelfde spirituele sfeer. Roger beklom nog de toren, terwijl ik buiten op hem ging wachten (torens beklimmen is niet compatibel met mijn hoogtevrees).

Het was ondertussen veel warmer geworden en ik had een beetje honger. Terwijl ik keek naar de vele ooievaars en luisterde naar hun geklepper, begon ik op een hompje brood te knabbelen. Toen sprak een jonge man mij aan: of ik hem een stukje brood wilde geven en 1 euro. Ik zei dat ik geen geld bij me had, maar gaf hem de helft van mijn brood dat hij gretig begon te eten. Ik vertelde hem nog dat mijn man straks uit de kerk zou komen en hem wel een euro zou geven. En we begonnen met elkaar te praten. Hij woont in Cáceres, op straat, al twee jaar. Vond geen werk. Zoiets als een hulp voor zulke stakkers bestaat hier niet, zei hij.

Even later kwam de koster van de kerk naar buiten en ik vroeg hem of er hier dan geen ‘seguridad social’ bestond. Jawel hoor, en hij begon over ziekteverzekering en zo. ‘Ja, dat is voor de rijken,’ zei de jonge bedelaar (die ondertussen nog geen euro had verzameld bij andere mensen die de kerk buitenkwamen). De koster zei stil tegen mij: ‘Hij is jong, hij zou werk moeten kunnen vinden, eender wat desnoods!’ De jonge man had het gehoord want hij zei: ‘Ik probeer, heus! Maar ik vind niks, ik zweer het!’

Toen kwam Roger naar buiten, ik vertelde hem het verhaal en hij gaf de stakker 2 euro.
En voor ons was het tijd voor een biertje: hier krijg je er een tapa bij. En het was ook al zo warm! Op de plaza mayor bestelden we in een bar waar we vorig jaar ook waren 2 cañas en kregen samen twee puntjes tortilla en twee stukjes zwarte pens. We zagen er de man met de geopereerde stembanden die vorig jaar onze aandacht trok. Blijkbaar is hij dus nog in leven.

Na nog wat gekuier dronken we weer een biertje in een andere bar waar we kikkererwten met paprika, ui en olijfolie bij kregen. Daarmee hadden we weer gegeten.

We kwamen terug naar de camping, Roger deed een korte siësta en ik schreef een brief naar de kinderen.

Om 17:10 uur, bij reeds 34°C reden we terug naar de stad. We zouden het paleis de la Velatas bezoeken: daar is immers het museum van Cáceres gevestigd en daaronder bevindt zich de ‘aljibe’, een Spaans-Arabisch waterreservoir.
Het museum bevat een zeer uitgebreide archeologische collectie: voorwerpen uit het Paleolithicum en latere periodes, tot en met de middeleeuwen. Dan is er nog die aljibe, die Roger het meest intrigeerde maar waar ik niet ben in afgedaald: wegens een te steile trap die meer op een ladder leek. Maar vanuit een museumzaaltje dat normaal aan schone kunsten is gewijd, en waar nu niets hing of stond, mocht ik wel de citerne inkijken via een raam. Echt indrukwekkend.

We gingen nog een ander paleis binnen waar allerlei dingen (meubels, schilderijen, snuisterijen enz.) uit vroegere eeuwen waren tentoongesteld. Maar meer dan al die objecten interesseerde mij het interieur van het paleis: mooie kamers rond een binnenplein.

Inmiddels was het 18 uur en honger en dorst lieten zich weer voelen. Dus weer een bar waar we bij ons biertje een schoteltje aardappelen met looksaus kregen.
Overal in de stad hoor je ooievaars klepperen. En ze zitten inderdaad met tientallen op de torens.

Dan was het tijd voor onze boodschappen: we zouden deze avond niet op restaurant gaan want je krijgt echt te dikwijls te veel en te vet eten! Ik begrijp niet dat Spanjaarden niet nog dikker zijn (hoewel ik ze met het jaar zie verdikken, vooral om de buik), want zij eten twee maal per dag zo copieus, en tussendoor nog om ter vetste tapa’s. Nu ja, ze stappen natuurlijk ook uren voor elke maaltijd...

Wij trouwens ook, en ik was blij dat ik mijn Nordic-walkingstokken bijhad: al dat klimmen!
We aten dus bij de tent: een soepje, een slaatje van tomaat, artisjokharten en ei, tonijn en brood. Daarna deed ik een dutje, Roger laadde zijn foto’s op de laptop, ik deed de afwas, en dan begon ik het vorige te schrijven.

30 juni 2007, zaterdag

Mama smste vandaag: het zou maar fris zijn in België. En zeggen dat wij hier, onder Sevilla, het veel te warm hebben: deze avond om 21:40 uur nog 37°C!

We vertrokken deze morgen om 11:30, richting Badajoz. Met 27°C. Weer reden we door die uitgestrekte vlakte, er zaten ooievaars op de kruinen van de zeldzame bomen, zelfs op elektriciteitsleidingen. We reden kilometers zonder één huis of dorp te ontmoeten. En dan, na ongeveer 40 kilometer zagen we een eenzame, grote finca. Iets verder lag het eerste dorp op de weg: Puebla de Obando. En nog iets verder reden we over de Puerto de Alzangano, 436 meter hoog. Op de flanken van de heuvels olijfplantages. We stopten even en Roger maakte enkele foto’s. Het was opvallend hoeveel zwerfvuil naast de weg lag. Heel vroeger was dat een normale zaak in Spanje, maar nu was het lang geleden dat ik dat nog gezien had.

Hoewel in de bars bijvoorbeeld is de situatie nog niet echt schoner geworden, hoeveel moeite er ook gedaan wordt om elk tafeltje te voorzien van een asbak. Alles wordt meestal nog gewoon op de grond gesmeten. Heel smerig lijkt dat op het eerste gezicht, maar twee maal per dag wordt alles netjes bij elkaar geveegd.

We reden verder langs dorre velden en heuvels. En dan zag ik ineens in de verte een knalgeel veld. Zonnebloemen dacht ik, en inderdaad, een beetje verder lagen er ook zulke velden vlak naast de weg. Wel een mooi contrast met al dat dorre.
Om 12:40 kwamen we aan in Badajos.

Grotere kaart weergeven
De temperatuur was opgelopen tot 31°C. Zoals in de meeste Spaanse steden vertonen de randen van Badajos veel hoge, lelijke flatgebouwen. We zochten het centrum en geraakten op de Plaza de España. Een kathedraal met mudejar-accenten. Flatgebouwen maar mooier dan die aan de rand van de stad: mooie balkons, maar dat alles toch nog vrij modern. Behalve enkele smallere straatjes achter de kathedraal hebben we echt niets gevonden dat leek op een historisch centrum.

In de kathedraal was juist een dienst geëindigd. Heel veel volk en tientallen jonge priesters. Ik zag dat mensen die priesters feliciteerden. Dat daarna groepjes zich verspreidden over de bars van de Plaza. We gingen de kerk binnen. Daar ook nog veel volk en veel jonge priesters. De viering betrof duidelijk geen huwelijk, trouwens die worden hier meestal tegen ’s avonds ingezegend. Zou het een priesterwijding zijn geweest? In de kathedraal lagen exemplaren van een parochiekrantje en daarin las ik deze avond dat de bisschop verschillende priesters had benoemd tot nieuwe pastoor voor dorpen in de buurt. Zou dat iets met de viering kunnen te maken hebben?

Roger stelde voor ook iets te gaan drinken, en we namen elk een caña. Weer kregen we er een tapa bij: enkele aardappelen en twee albondigas (gehaktballetjes) met brood. Met nog een stukje van ons eigen brood volstond dat weer als middagmaal.

En we reden verder richting Sevilla. Om 14 uur was het al 34°C in de schaduw. Weer een immense vlakte, met af en toe overvliegende roofvogels, en hier en daar grazende runderen of paarden.

Om 14:55 wilde Roger even afslaan naar het stadje Zafra. Ikzelf hou niet van die korte bezoekjes aan opeenvolgende steden: ik onthoud daar niets van. Roger heeft altijd de neiging gehad om zoveel mogelijk plekken op zo weinig mogelijke tijd te willen zien. De laatste tijd echter deed hij het minder, misschien omdat hij weet dat ik daar weinig aan heb. Ik moet me een beetje laten doordringen door de sfeer van een stad. Er enkele dagen en minstens meer dan enkele uren kunnen in rondlopen. Tegen dat ik er ongeveer blindelings mijn weg vind, is het stadje mét zijn naam geïntegreerd in mijn geheugen. Anders blijft het bij een allegaartje van plekken die ik ‘wel eens gezien heb’ maar waar ik weinig van onthouden heb.

En ik vrees dat hetzelfde zal gebeuren met Zafra, nochtans een vrij mooi stadje, met een Moors kasteel dat nu een parador is en op eerste zicht sfeervolle smalle straatjes.
Afijn, na amper een half uurtje reden we voort, door een bijna woestijnachtige vlakte en enkele heuvels. Geen enkele boom!

Tot we Andalucia en de provincie Sevilla binnenreden: plotseling veel meer bomen! Ondertussen wees de thermometer al 35°C aan. We reden iets verder dan Sevilla, de Guadalquivir over tot op de camping van Dos Hermanas.

De camping valt mee: vrij veel schaduw en zelfs een zwembad voor als het morgen tijdens de siësta nergens te doen zou zijn (het was inmiddels al 38°C geworden). Maar zoals altijd zijn de percelen nogal krap, en er zijn veel insecten.

Nadat we geïnstalleerd waren, en wat olijven en kaas hadden gegeten bij een biertje, gingen we even naar de stad, maar die leek ons allebei nogal saai: weinig leven ondanks dat het ‘wandeluur’ was, weinig bars, en geen echt afgelijnd oud centrum. Nog boodschappen gedaan in een Carrefour, en daar kregen we een bonnetje voor een gratis ‘plato combinado’ in hun restaurant (als we er een andere plato combinado bijnamen).
We hebben er meteen gebruik van gemaakt, wat betekent dat we voor iets meer dan 10 euro allebei hebben gegeten: voor Roger chorizo, frietjes, ei en spek, voor mij kipfilet, sla, tomaat, frietjes en ei. Daarbij elk een stukje brood en een halve liter bier.
Veel te veel voor mij natuurlijk (en de eieren komen mijn oren uit) maar goedkoper hadden we het niet kunnen hebben. Wel voel ik me met de dag verdikken. Straks loop ik met een even dikke buik rond als al die voor de rest mooie Spaanse dames! :-)

En zeggen dat Roger houdt van vrouwen met een strakke buik!
Toen we uit dat restaurant kwamen, was het nog 37°C! Que calor!

1 jul. 07, zondag

Er is hier iets raars met de sanitaire voorzieningen: alsof het er spookt. De eerste keer dat ik gisteren naar toilet ging, vond ik geen specifieke gelegenheid voor vrouwen. Ik ging er dus maar van uit dat er hier maar één enkele voorziening was voor beide geslachten. De tweede keer dat ik ging, dat was om 24:30 vond ik meteen wel de vrouwentoiletten, maar toen ik daar buitenkwam, vond ik onze tent niet meteen. En daarstraks was ik was in de machine gaan steken, wilde ik daarna naar toilet en vond de vrouwentoiletten weer niet.

Toen ik deze nacht zo gedesoriënteerd was (ik zal straks eens zien of ik die toiletten nog vind) ontmoette ik Roger die naar mij zocht: hij had reclamaties gekregen van onze Duitse buren. Onze lamp en de rook van zijn sigaar hinderden ze. Het perceel aan de andere kant van onze tent was vrij, dus hebben we onze tafel naar daar verhuisd, maar ik vroeg me wel af wat zulke mensen op een camping komen doen, en dan nog in Spanje! Je hebt op een camping allerlei zaken die ‘hinderen’ als je op je komfort bent gesteld: buren die praten, televisies die aanstaan, en... mensen die roken! Ze komen echter niet in jouw tent roken! En als je al zo fel tegen het roken bent, wat doe je dan in Spanje waar je met moeite een gelegenheid vindt waar niet gerookt wordt. (Maar hoe lang zal dat nog duren met de huidige strekking van ‘Europese verordeningen’?)

Nu, ik had van toen we ons installeerden al de indruk dat die Duitsers liever hadden dat ze geen buren kregen: ik zei ‘Hola!’ (omdat ik toen hun nationaliteit niet kende en ik dus de gebruikelijke Spaanse groet wilde brengen) maar ze antwoordden zelfs niet.
Toen we deze morgen opstonden, waren ze gelukkig al een poosje weg.

We gingen naar Utrera. Die naam kwam me zo bekend voor dat ik me afvroeg of we er al eens geweest waren. Misschien onderweg in 1977? Want, ik zei het al, plaatsen die ik op die vrij oppervlakkige manier bezoek, daar onthoud ik weinig van. Maar Roger, die zich wel alle steden herinnert, ook al zijn we er maar een half uur gebleven, wist me te vertellen dat ik die naam waarschijnlijk kende omdat die stad een grote rol speelde in de flamencowereld. En toen wist ik het! Hoe vaak sprak Dirk Lambrechts zaliger niet over Fernanda de Utrera! Ik denk dat hij daar zelf nooit is geraakt.

We reden door een dorre streek, bijna geen bomen en om 13:20 kwamen we aan in Utrera, waar inderdaad een standbeeld staat ter ere van Fernanda en haar zus (die ik niet kende). Het was trouwens opvallend hoezeer de gemeente ‘stoefte’ met haar zigeunerartiesten, daar waar – als ik mag geloven wat mij vroeger werd verteld – er een tijd was dat gewone burgers neerkeken op die zigeuners.

Die gewone burgers wonen wel in heel mooie huizen, zeker in het historisch centrum. Vaak hebben ze ook een patio, soms zelfs met een paar sinaasappelbomen! De vruchten waren rijp. Er zijn ook twee heel mooie barokke kerken, jammer genoeg gesloten, met boven op hun toren de obligate ooievaars. En weer die tralies voor de ramen, die ik vorig jaar pas had opgemerkt in veel Spaanse steden. De daken boven de witte, roze en gele huizen waren opgebouwd uit mooie ronde pannen. Volgens Roger mediterrane pannen. En hij vroeg zich af of de daken hetzelfde waren in Turkije. Ik wist het niet meer, stel je voor! We zullen eens moeten nagaan aan de hand van de foto’s.

We gingen een bar binnen en bestelden een biertje. Al was het minder warm dan gisteren (de temperatuur bereikte vandaag ‘amper’ 33°C) het was toch nog dorstig weer. We hoopten er een tapa bij te krijgen, maar dat bleek niet het geval te zijn: daar moesten we apart voor betalen. Roger nam riñones al jerez, iets wat hij al van de eerste dag van de reis hoopte te kunnen eten. Ik zag niet veel dat mij aanstond, en nam dus nog maar eens een ensaladilla russa. Weer ei, en weer zo vet! Maar de porties waren bijzonder groot en voor 5 euro alles samen hadden we weer onze maaltijd. Al bleef bij mij de ensaladilla lang op mijn maag liggen!

Er bleek in Utrera ook een kasteel te zijn, maar tot daar zijn we niet geklommen. Wel hebben we de convento de la Virgen de la Consolacion gezien met zijn mooie trappen aan de ingang.
Het was zeer rustig in Utrera. Waarschijnlijk omdat het zondag was? Zouden de mensen op deze dag minder bars bezoeken?

We reden verder richting Moron de la Frontera, eerst door een dorre vlakte, die opgevolgd werd door ronde heuvels waarvan de flanken een lappendeken leken: velden in allerlei aarden kleuren, olijfbomen, en zonnebloemen. Deze laatste lieten wel opvallend hun kopjes hangen.
Moron leek wel een mooie stad, maar het was er zo doods! We hebben er wat rondgereden maar zijn zelfs niet uitgestapt.

En dan, op de weg terug naar de camping, stopten we toch even in El Corenil. Witte huizen, met mooie balkons, en wat opviel, op de begane grond balkonachtige ramen, met mooi versierd houtwerk er rond en tralies ervoor. Die ramen staken dus uit op de trottoirs.
Weer gingen we een bar binnen. Ik wilde deze keer een montilla, maar dat bleken ze niet te hebben, evenmin als witte wijn. Vreemd. Dat werd dus voor 2,50 euro een rood wijntje voor mij en een caña voor Roger.
Al was die bar zeer lawaaierig (vooral door de televisie), en al zaten er wat mensen, de straten van Moron bleken al even doods als elders. Op de kerk prijkte weer een ooievaarsnest. Je hoorde de ooievaars klepperen.

We vertrokken weer, zagen op een rotonde nog een Osborne-stier, zonder reclame, reden nog wat rond in Dos Hermanas, waar ik aan sommige huizen dezelfde soort ramen zag als in Moron, en kwamen terug op de camping waar ik dus een wasje heb gedaan.
Noch Roger noch ik hadden zin om vandaag naar Sevilla te gaan: te grote stad en waarschijnlijk te veel toeristen. Ik denk dat we volgend jaar weer beter in juni op reis gaan, en zeker niet voor een deel in juli zoals nu.

Ik weet ondertussen wat er gaande is met de sanitaire blok hier: die heeft verschillende uitgangen die volkomen op elkaar lijken. En op de ene of andere manier ben ik langs de binnenkant telkens bij een andere uitgang terechtgekomen!

Deze avond kregen we buren: een jong Portugees koppeltje. Ik vond het leuk om ze te observeren vanachter mijn zonnebril. Hun iglotentje opzetten duurde bijna een uur (zeggen dat wij daar vroeger welgeteld 5 minuten over deden). Terwijl de man daarmee bezig was, zorgde mevrouw voor het huishouden: tafeltje en stoelen installeren, ze langdurig met water schoonmaken, even naar het winkeltje om drank en brood te kopen, tafellakentje op tafel leggen, tafel dekken en klaargemaakt eten uit de auto halen.

Dan begonnen ze uitgebreid te eten, met nog een soort gebak als dessert, dat ze uit de auto haalden. Daarna tafel afruimen, slaapzakken uithalen, tafellaken uitkloppen en mooi opplooien, gaan afwassen en veel opruimwerk alvorens een douche te gaan nemen. En dan verdwenen ze in de tent.
In feite hadden ze dus, buiten het eten, wat in feite ook een taak is, alleen maar ‘taken uitgevoerd’. Ze leken me echt gelukkig te zijn, maar op die manier zou ik het niet kunnen! Zelfs niet even lezen voor het slapengaan!
Roger zei me wel: ‘En wat denk je dan wel dat ze deden in hun tent?’
Maar zij zag er zo uit dat ik me dat niet kon voorstellen van dat koppeltje! ?

2 juli ’07, maandag

Deze morgen kreeg ik een SMS van mama, om ons te feliciteren met onze Paarlen bruiloft, want zo heet dat naar het schijnt als je 30 jaar getrouwd bent. Geen heel indrukwekkende benaming voor wat ik al als een hele tijd beschouwde! Nu, om eerlijk te zijn, Roger en ik hadden daar helemaal niet aan gedacht! Lief van mama, daarom sms-te ik meteen terug, ook om haar te bedanken voor haar sms’je van zaterdag waar ik nog niet had op geantwoord: ik probeer het zuinig te doen, zodat ik weer niet zonder belwaarde val zoals vorig jaar. Kort daarop nog een sms’je van Elvira, waar ik nog moet op antwoorden: het weer is niet zo goed in België.

We ontbeten met wat brood, kaas en een perzik, dronken thee of koffie, ruimden onze boel op en pakten de tent in, gingen de camping betalen, kochten nog wat fris water en brood en vertrokken om 11:40.

De camping van Dos Hermanas viel eigenlijk goed mee. Naar Spaanse normen waren de percelen niet te krap, we hadden veel schaduw. Maar er waren ontzettend veel vliegen, en de toilet- en douchedeuren vertoonden hetzelfde euvel als vroeger in de scholen: een grote opening aan de onder- en bovenkant

We reden naar het zuiden, ons doel zijnde Puerto de Santa Maria. Ik had immers geopperd dat ik nog wel eens Jerez de la Frontera en Sanlucar de Barameda wilde zien. 30 jaar geleden waren we daar immers ook. En vermits in geen van die twee steden een camping is (ze blijven schaars in Spanje) hadden we voor de camping van deze stad aan zee gekozen. Onderweg zouden we dan nog even naar Arcos de la Frontera gaan, dat we ook al hadden bezocht in 1977.

Matilleke, onze GPS, wilde ons via de autosnelweg leiden, maar we kozen deze keer resoluut voor de gewone weg, de N4: dan zie je toch veel meer!

We reden afwisselend door enorme vlaktes met palmbomen en langs de weg (tot dan had ik er nog alleen in de steden gezien), enorme cactussen (zoals er ook op de camping van Dos Hermanas waren) en zachte heuvels met jonge bomenaanplantingen. Plotseling schitterde te midden al die dorheid in de verte letterlijk een witte stad: Las Cabezas de Don Juan. En een beetje verder weer die vroegere publiciteitspanelen voor Osborne, en deze keer ook voor Tio Pepe, maar de feitelijke reclame was weer verwijderd.

En dan, om 13 uur, met een draaglijke temperatuur van 28°C reden we Arcos de la Frontera binnen. Ik vroeg mij af van waar die ‘frontera’ in de naam vermits we helemaal niet op een grens zaten. Roger legde mij uit dat het ging om de vroegere grens met de Arabische wereld, dat die grens constant verschoof en dat er daarom zoveel steden ‘frontera’ in hun naam hadden staan.

We waren er dus geweest 30 jaar geleden. En waarschijnlijk zoals nu slechts een paar uurtjes. Want ik maakte het weer mee: behalve de algemene indruk die de witte stad gaf, herinnerde ik me niets.

Ik moest dringend naar toilet, en dus gingen we eerst een bar binnen. De toiletruimte was echter zo krap en zo donker dat mijn aandrang meteen verdween!

Dan klommen we de straat op die voerde naar het centrum. Behalve dat klimmen (en nogal wat! Ik was blij dat ik mijn stokken bijhad – ik vraag me zelfs al niet meer af of de mensen mij bekijken) herinnerde ik me niets. Ik heb het al tot in den treuren herhaald: ik heb niet veel aan een bezoekje van een paar uur. Tot we aan de kerk kwamen met weer diezelfde eigenaardige naam: Santa Maria de la Asumpcion. Meteen kwam alles terug: de prachtige kerk, de mooie plaza met zijn zwaluwen en sinaasappelbomen en daarboven het kasteel, de mirador van waaruit je een prachtig zicht hebt over de streek. Ik herinnerde me dat de laatste keer de zijtoren van de kerk bewoond bleek. En nu gaf die dezelfde indruk: gordijntjes aan de ramen, bloemen.

Een andere kerk, San Pablo gaf mij ook een gevoel van herkenning. De zeer smalle straten met hun verblindende witte gevels echter niet. De plek leek wel toeristischer geworden, al zag ik toch voornamelijk Spanjaarden. Ik merkte ook op dat sommige huizen weer zo’n vooruitstekend getralied raam hadden op de begane grond.

We gingen nog een bar binnen. Ik dronk een wit wijntje, Roger een biertje en we bestelden één racion Pulpas (een soort inktvis) met tomaten, paprika’s, ui en azijn. Heel lekker en verfrissend. Een portie daarvan met brood bleek ruim voldoende voor ons beiden.
Daarna reden we verder en ik viel prompt in slaap.

Toen ik wakker werd waren we Jerez de la Frontera al voorbij en reeds vlak bij El Puerto de Santa Maria. De camping zoeken werd nog een hele klus.

De camping! Die ligt aan zee, is geweldig groot, met piepkleine percelen. Eerst moesten we via de receptie, uiteraard. Daar werden onze twee identiteitskaarten gevraagd. Nu, dat lijkt normaal tegenwoordig in Spanje – al is dat niet gebeurd in Burgos – ze zijn immers zo bang voor aanslagen. Daarna moesten we wachten, wel een kwartier. Uiteindelijk mochten we verder rijden tot aan een slagboom waar een soort wachter ons opwachtte. Een andere bediende, op een brommertje, vergezelde ons dan naar de plek die ons toegewezen werd. Echt krap dus, en vrij ver van een van de twee enige sanitaire blokken – wat veel te weinig is voor zulke enorme camping!

Deze avond bij de tent gegeten: chorizo, linzen en aardappelen. Maar de chorizo vond mijn maag veel te pikant, dus heb ik maar weinig gegeten. Daarna, terwijl Roger afwaste, wilde ik een douche nemen. Bleek dat de sanitaire blok maar 6 douches bevatte en dat de vrouwen er echt hun beurt aan het afwachten waren. Daar wilde ik niet aan meedoen, dus ik keerde onverichterzake terug naar ons perceeltje.

Roger wilde de stad even verkennen. Wij dus met de auto naar El Puerto. Wat een drukte! Wat een wirwar van grote wegen, rotondes, wijken. Niets dat wees op of verwees naar een meer overzichtelijk oud centrum. Het deed ons denken aan Getxo waar we waren voor het huwelijk van David. Ik heb echt zin om morgen al te vertrekken, Jerez en Sanlucar te laten in mijn herinneringen zoals ze waren en richting Cordoba te rijden!

3 juli 2997, dinsdag

Deze morgen om 9 uur wilde ik weer eens een douche nemen, maar dat is ook niet gelukt: weer file. Dan maar geen douche, net als gisteren avond (ik had rond middernacht nog eens geprobeerd, tevergeefs).
Niet leuk, zeker niet als het zo warm is!

We vertrokken rond half twaalf bij 28°C. Voor we uit de stad waren duurde het bijna drie kwartier en meteen daarna waren we in Jerez de la Frontera. Blijkbaar zijn die twee steden zo naar elkaar toe gegroeid dat ze bijna één enkele stad zijn geworden. Mijn zin om Jerez te bezoeken ging helemaal over.

We reden richting Sevilla maar toen we, na een korte halte om te picknicken, moesten afslaan richting Cordoba hebben we ons vergist: ineens merkte ik dat we naar het zuiden reden. En de auto omkeren was onmogelijk. Dan maar gereden tot Montellano en van daar weer naar het Noordoosten, naar Moron de la Frontera. Verlaten landschap: dorre vlaktes, heuvels, dan weer bewerkte velden en een enkele hacienda, een beetje verder een verlaten hacienda, verder geen teken van leven tenzij een gier die af en toe over de vlakte vloog. En dan reden we Marchena binnen. Roger wilde de stad bezoeken. Ik dacht: ‘O nee, dat wordt weer zo’n kort bezoekje à la Roger, waar ik niets van onthoud, en dan nog in volle siësta, in volle hitte.’ Want het was ondertussen 35°C geworden.

Ik schrijf nu op wat ik tijdens dat half uur in de stad heb gezien, al weet ik op voorhand dat ik er binnen enkele dagen niet veel meer van weet. Een stadspoort en een rest stadsomwalling die ik eerst voor een kasteel had aanzien, sommige huizen met weer getraliede vooruitstekende ramen, een paar kerken.

En vooral een gevoel van dorst, dorst! Roger lijkt de dorst veel minder te voelen dan ik en heeft dan ook de neiging om te weinig te drinken. Ik probeer hem eraan te doen denken voldoende vocht op te nemen, zodat hij weer geen nierstenen krijgt, maar dat is niet gemakkelijk. Alleen al het feit dat ik geregeld water wil, en dan wel meteen omdat ik zowat alle vocht uit mijn lijf heb gezweet, noemt hij zagen.

Om 15:30 reden we de provincie Cordoba binnen. Daar waar de vlakte overgaat in heuvels ontwaren we nog een Osborne-stier, weer zonder zijn reclame. Op de radio een soort gecommercialiseerde alegrias. Ik vraag me af wat Dirk Lambrechts zaliger zijn commentaar daarop zou zijn geweest. Maar had hij niet afstand genomen van flamenco precies omwille van die commercialisering?

Om 15:50 rijden we Cordoba binnen. Het is dan 40°C. De camping hebben we gemakkelijk gevonden. En vergeleken met die van gisteren zijn de percelen ruim, maar dat wisten we want we waren hier vorig jaar ook al.

Douche genomen, iets gegeten en wat gerust nadat we de tent hadden opgeslagen.
’s Avonds nog boodschappen gedaan in een Carrefour en weer op de camping komen eten (Ansjovissen in olie, tomaat en brood). Deze avond om 20:30 was het nog 36°C. Eigenlijk te warm voor ons Noorderlingen!

4 juli 2007, woensdag

Ik had gisteren een telefoonoproep gekregen op mijn GSM (iemand die mijn laatste boeken via mij wilde bestellen) en vlak daarna bleek dat ik ondanks mijn spaarzaamheid niet zo heel veel belwaarde meer had. Dan maar naar Elvira ge-smst om haar te vragen belwaarde bij op te laden. Dat heeft ze deze morgen gedaan.

Om 10:30 uur gingen we naar de bushalte. Pas rond 10:45 kwam de bus aan en een kleine tien minuten later konden we afstappen. We gingen eerst naar de Plaza de las Tondillas, vroegen in de oficina de turismo een plattegrond van de stad en de weg naar de post. Ik wilde graag eindelijk de brieven posten die ik vorige vrijdag naar de kinderen heb geschreven. Ik zeg naar de kinderen, maar naar Zeger heb ik niets gestuurd: ik weet dat hij het niet echt apprecieert, en ik heb aan Elvira gevraagd hem mijn brief aan haar en Alex te laten lezen. Heb trouwens nog geen sms van Zeger gekregen. Ik denk dat moest die bijvoorbeeld naar Amerika verhuizen en e-mail zou niet bestaan, we niets meer van hem zouden horen!

In feite hadden we de plattegrond niet echt nodig: we wilden niet echt veel bezoeken, gewoon wat rondkuieren. Afijn, zoals ik al zei, dat woord is niet toepasselijk op de manier van stappen van Roger! Vooral de buurt van de mezquita-catedral en de Juderia kregen weer onze aandacht. Ondanks de stijgende temperatuur voelde ik me in mijn nopjes. Hier wist ik mijn weg en toch ontdekten we nog nieuwe dingen, zoals dat universiteitsgebouw met de frisse patio’s. Meer toeristen dan vorig jaar, meer bedelaressen ook. Een biertje gedronken in het café waar ze ons vorig jaar aubergines in honig lieten proeven. Deze keer kregen we een stuk brood met tortilla en daarop een soort tomatensaus. We namen er nog een tapa bij: spinazie met kikkererwten en kwartelei met brood.

Onderweg had ik een bar opgemerkt waar ze riñones al jerez serveerden, een van de lievelingsschotels van Roger. Ik stelde hem dus voor daar nog even binnen te gaan. Maar voor we die bar terugvonden! Uiteindelijk bleek hij zich te bevinden in een van de heel smalle zijstraatjes van het plein met de toneelschool. Ik nam er een heerlijke Montilla, Roger een biertje en we vroegen een tapa van riñones. Helaas, net vandaag waren er geen!

Dan maar terug richting bushalte. Weer puilde dezelfde bar als vorig jaar uit op straat. Mensen en nog eens mensen met een glas in de hand. Ik herinner me dat vorig jaar tegen 16 uur die bar helemaal leeg, en ik denk zelfs gesloten, was. Op de plaza de Tendillos wilde Roger even op een bank gaan zitten, in de schaduw. Het was toen iets over 15 uur en al 38°C in de schaduw. Roger viel half in slaap en ik observeerde de vele voorbijgangers die duidelijk ook afzagen van de hitte. Er stond een fonteintje en daar ging geen mens voorbij zonder even te drinken of even zijn gezicht of zijn hals te verfrissen. Dat heb ik ook even gedaan: het water was lekker koel.

Dan verder naar de bushalte. De temperatuur bleef oplopen, tot 40°C in de schaduw. Aan de bushalte stonden alle vrouwen zichzelf koelte toe te waaien met hun waaier.
Op de camping dronken we nog wat, ik at een banaan en dan probeerden we wat te dutten in de auto, met de deuren en het dak open. Helaas, het was echt te warm.
Béatrice smste nog: Nadia is geslaagd! Die zal wel opgelucht en blij zijn!
Het was te warm om wat dan ook te doen. De percelen zijn wel overdekt met rieten matjes, gelukkig, want in de zon was het helemaal niet te doen. Ik las een beetje, we dronken nog een biertje, aten een stuk brood met wat salami en ik nog een yoghurt. Tegenover ons waren mensen sardienen aan het barbecuen, en dat rook heerlijk.

Rond 20:30 uur reden we naar de Carrefour: we meenden gisteren dat we daar een restaurant hadden gezien. Maar dat bleek een sandwich- en tapabar te zijn. Geen enkele tapa zei ons iets, dus kwamen we terug. We zullen het dan maar doen met wat brood, olijven en kaas. Nu, om 21:20 is het nog steeds 36°C in de schaduw. .
Deze temperatuur is echt niet aangenaam: we rijden morgen wat naar het noorden in de hoop dat het daar draaglijker zal zijn!

Volgens de sms van Béatrice zou mama morgen al naar Nononc en Françoise gaan om vrijdag met Françoise naar Zwitserland te vertrekken: ik heb haar dus maar goede reis gesmst.

6 juli 2007, vrijdag

Mama zou, volgens haar laatste SMS pas vandaag naar Nononc en Françoise zijn vertrokken en zondag naar Zwitserland gaan.

Gisteren, 5 juli, bij het opstaan voelde ik me wat duizelig. Eigenlijk meer dan zo maar wat. Ik dacht na: te fel gezweet de dag ervoor en dus te veel mineralen verloren? Of te weinig gegeten? Waarschijnlijk beide: om kwart over middernacht wees de thermometer nog 34°C aan. De hele dag was het zweet van mij afgedropen... En ’s avonds hadden we eigenlijk praktisch niets gegeten. Ik voelde wel dat mijn maag rammelde, maar de warmte maakte dat ik echt geen zin had om op wat dan ook te kauwen. Fruit of gaspacho, dat zou er wel ingegaan zijn, maar dat hadden we niet.

Afijn, ik was gisteren dus niet in staat om Roger te helpen de tent afbreken enz. en voelde me daar heel schuldig om. Maar zodra ik rechtstond ging het echt niet meer. Roger heeft dat wel snel gedaan, moet ik zeggen. Ik verplichtte mezelf wat brood met jam te eten (trage en snelle suikers) maar in feite had ik weer meer zin in vloeibare spullen of fruit.

We vertrokken rond 11 uur. Richting Madrid. Het viel me op hoe fel het licht was. Pijn aan mijn ogen deed het. En het maakte mijn duizeligheid erger. Om 11:40 was het al 34°C!
Onderweg zagen we weer enkele van die stieren ontdaan van hun Osborne-publiciteit en een paar van die mannen met cordobez-hoed en gitaar zonder reclame voor Tio Pepe. We reden door een immense vlakte en ondanks de airco zweetten we heftig. Onderweg verplichtte ik mezelf geregeld wat brood te eten en een banaan die we gekocht hadden.

Om 13:35 reden we Castilla y la Mancha binnen. De temperatuur was ondertussen weer gedaald tot 31°C en dat voelde aan als een verademing.
Weer een enorme vlakte en nadat ik even in slaap was gevallen zegt Roger me dat we midden in de Mancha zitten.

Vlak bij Ruidera, waar we ooit gekampeerd hebben, wil Roger even Monzanares bezoeken. Naar het schijnt zijn we daar ooit geweest maar dat moet dan op z’n Roger zijn geweest want ik herinner me er niets van. We rijden even door het stadje en vinden een parking even erbuiten. Roger deed een dutje en ik las wat. Terwijl we verder reden hoorden we een siguirya op de radio; deze keer leek het echt op Flamenco.

En dan, een half uurtje later ongeveer, zie ik iets bijzonders. Links van de weg, bovenop een van de zeldzame heuvels, zie ik windmolens, echte windmolens dus zoals die waar Don Quijote de la Mancha tegen vocht. En rechts van de weg staan moderne windmolens, windturbines dus, die elektriciteit opwekken.

Om 16 uur gaan we van de autosnelweg af richting Aranjuez. De camping, aan de Taag, is heel duur maar we beslissen er toch te blijven. Zoeken een plekje in de schaduw en moeten daarvoor tot aan de andere kant van de camping. Maar daar zitten we wel rustig en vlak bij het sanitair dat héél netjes is. Maar vliegjes! Ze komen je mond en neus ingevlogen. Omdat ons elektriciteitsaftappunt blijkt defect te zijn wachten we tot na 18 uur voor iemand het komt repareren. Een van de bedienden op de receptie is een Belg uit Charleroi. Hij spreekt vrij goed Nederlands, geleerd van Nederlandse en Vlaamse kampeerders, naar het schijnt.

We aten een stukje brood, ik voelde me al iets beter en we gingen boodschappen doen. Ik ben de naam van de immense hypermarkt vergeten. Daar aten we weer een hapje: ik kip met sla, ui enz. en Roger gehaktballen. Niet fameus. Dan nog wat brood, hesp en kaas op de camping gegeten.

In feite zo goed als een verloren dag dus, en daarom beslissen we, ondanks de overdreven prijs per nacht (33,71 euro) pas morgen te vertrekken.
Deze nacht om 0:50 uur was het nog maar 19°C! En wij die zo naar wat koelte hadden verlangd, vonden dat koud! Daarom stelde Roger voor een laatste glas wijn in de auto te drinken.

Deze morgen voelde ik me veel, veel beter. Waarschijnlijk dus inderdaad te veel gezweet en te weinig gegeten eergisteren.

Na ons ontbijt (ik heb gezorgd dat ik voldoende brood binnenkreeg) reden we naar het centrum van Aranjuez. Omdat we daar geen parkeerplaats vonden, stelde Roger voor nog eens naar Chinchon te gaan. We reden langs een schaduwrijke weg in heel slechte staat. Ik stelde vast dat we vergeten waren water mee te nemen. Toen ik dat zei tegen Roger antwoordde hij: ‘Er zijn toch overal bars!’
‘Ja, maar we zitten niet constant in een bar!’
‘Je hoeft toch niet constant te drinken?’
En toch! Met een temperatuur van 27°C om 11 uur vermoedde ik dat de dag wel eens vrij warm kon worden (maar alleszins minder dan in Cordoba).

Chinchon... Waar we vorig jaar ook even waren. Dat we er nu maar een anderhalf uurtje zouden verblijven vond ik niet erg. Het stadje stond me vorig jaar enorm aan en ik vond het toen jammer dat we er zo kort waren, dus was ik al heel blij dat ik het weer zou zien.

Op de prachtige middeleeuwse Plaza Mayor bleken nog meer restauratiewerken aan de gang te zijn dan in 2006. En uit houten hekken die de straten afsloten bleek dat er pas een stierenloop had plaatsgevonden. In de bar waar we een biertje dronken, zagen we trouwens zo’n stierenloop op televisie. Wat een gek gedoe toch!

In die bar wilden we een racion eten (we hadden wel een kleine tapa bij ons bier gekregen) en vroegen een schotel patatas met 6 sauzen. Bleken dat toch frieten te zijn! Ik was vergeten dat ze niet meer patatas fritas zeggen maar doodgewoon patatas (net zoals de Nederlanders dus). Frieten, stel je voor! Die eet ik normaal nooit. Maar kom, het waren koolhydraten, en onze honger was gestild.

Om 13:10 verlieten we Chinchon met zijn dikwandige huizen, zijn daken met ronde pannen, zijn kasteel en zijn parador, zijn zwaluwen. Het was bij de 30°C.
We namen de weg terug naar Aranjuez en we maakten nog een halte à la Roger in een stadje met de rare naam ‘Villaconejos’ (villa van de konijnen). Wandelden even rond de Romaanse kerk en dronken een biertje in een bar (we kregen er elk een mossel in escabeche bij).

Dan verder naar Aranjuez. Gedurende 13 kilometers reden we langs de ‘Jardin del Principe’, een van de weinige bezienswaardigheden van de stad.
Op de camping deden we een dutje.

De tot dan lege caravan naast ons bleek bewoond. De nieuwe Spaanse buren waren net aangekomen, en dat leek wel een volksverhuizing: zes stoelen, twee tafels, hopen matrassen, een koelkast, twee relaxen, een radio, een tv, een cd-romlezer, keukentoestellen, enz, enz.
Terwijl moeder en dochter de caravan schoonmaakten, probeerden vader en zonen de elektrische toestellen uit en prompt viel de elektriciteit uit, ook bij ons. Weer naar de receptie. Er werd aan verholpen. Maar deze avond weer van het zelfde: ze zijn ondertussen geïnstalleerd en blijkbaar verbruiken ze te veel stroom. Daar werd weer aan verholpen...
En (ik vertel daarna verder over onze dag) sindsdien worden we vergast op muziek, televisie, en soms zelfs de twee tegelijk!
Daar gaat onze rust! Zeggen dat we hier zo rustig zaten daarvoor. Als er geen verkeer was, hoorde je alleen de krekels. Dit werkt echt op de zenuwen!

Het is vandaag tot 36°C geweest, dus nog te warm.
We zijn terug naar Aranjuez gereden en deze keer vonden we wel een parkeerplaats. Volgens het toerismebureau viel er in deze koninklijke stad niets te bekijken dan dat ene park, de jardin de la Isla en het paleis.
Dat was de moeite waard, oké, maar we vonden iets veel interessanter, in de oude stad (die wel een ‘bastide’ lijkt): een overdekte markt waar de gekste dingen werden aangeboden: lamskoppen, varkenstaarten en poten, rundermagen en -snuiten, enz, enz.
We dronken nog wat, aten een hapje en kwamen terug naar de camping waar ons dus die onaangename verrassing wachtte.

7 juli ’07, zaterdag

Tot 3 uur hebben onze buren lawaai gemaakt deze nacht. Toen de televisie uit werd gezet (waarschijnlijk omdat er geen enkele uitzending meer te bekijken viel) mochten we nog nagenieten van hun ‘muziek’ en hun luid gebabbel. Ik ben zeer tolerant, Roger minder... Hij ergerde zich echt. Ik dacht, hoewel ik om eerlijk te zijn zenuwachtig werd van al dat geluid, dat die mensen hun vakantie zouden vieren op die camping en ik gunde ze wel hun pret. Ik weet immers dat de meeste Spanjaarden houden van lawaai. Ze hadden hun ‘kampplaats’ dan ook zo goed mogelijk als een buitenhuis ingericht. Er hing een hangmat tussen twee bomen, ze hadden een kookplek met allerlei elektrische kookpotten, hun koelkast was bijna zo groot als onze Amerikaanse koelkast. Het aansluiten van al die elektrische spullen deed de stroom geregeld uitvallen, en vermits wij op hetzelfde circuit zaten, hadden we al een paar keer beroep moeten doen op de campinguitbaters. Deze morgen zaten we trouwens weer zonder stroom!

Maar goed, ze werden uiteindelijk stil. En we konden in slaap vallen. Niet lang echter want om 5 uur brak een onweer los. We moesten ons tafeltje enz. binnenhalen, en zij uiteraard hun koelkast en andere elektrische toestellen, die buiten stonden, beschermen. En dat ging weer met het nodige geroep gepaard. Om 6 uur was voor mij ook de maat vol en ik ging half uit de tent leunen: ‘Silencio por favor! Queremos dormir!’ riep ik. Hoewel Roger beweert dat ze nog tot 7 uur voortgedaan hebben, moet het toch wat stiller geworden zijn, want ik ben weer ingeslapen tot 8:30 uur.

Roger lag al wakker en wilde meteen opstaan en zo snel mogelijk vertrekken. We gingen betalen nadat ik een banaan had gegeten en we de tent hadden opgebroken en ingepakt. Ik maakte echter van de gelegenheid gebruik om klacht in te dienen. In ruil voor het niet indienen van een officiële klacht kregen we een forse korting op de prijs. Omkoperij in feite, maar kom, ik kan me voorstellen dat een officiële klacht veel rompslomp met zich meebrengt.
Roger had zelfs niet willen ontbijten, maar ik wilde absoluut iets eten. Daarom gingen we naar de bar van de camping waar ik een kop thee en een chocoladebroodje bestelde. Roger weigerde iets te gebruiken.

Om 11:15 vertrokken we dan eindelijk, richting Zaragoza. Vlak na Villaconejos zagen we een auto in de berm liggen: die was blijkbaar overkop gegaan.
De temperatuur viel mee: 27°C
We reden over de Rio Jarama en Roger vertelde me dat daar tijdens de burgeroorlog een harde strijd had plaatsgevonden.

Een beetje later, op de autovia, was er in de omgekeerde rijrichting weer een ongeval gebeurd: er stond een ellenlange file.

Om 11:55 reden we rond Madrid. We zagen net een vliegtuig landen.
De vlakte waarin we reden ging geleidelijk over in ronde, grijze en groene heuvels die dan weer overgingen in echte roze, oranje en groene bergen die uitkeken op een vallei met een lapdeken van magere velden. Daarna waren het tafelbergen (mesas). Inderdaad, we waren Aragon binnengereden, de regio waar Roger zo graag zou wonen. Ik geef toe dat het landschap groots is: praktisch geen vegetatie, en dan die dorheid! Als je niet wist dat het rotsen waren, zou je je in een woestijn wanen. Maar de temperatuur in de zomer is gelijkend op die van Andaloesië, en er is zo weinig schaduw. Om 13:55 was het reeds 34°C! En de winter is er koud naar het schijnt!

We stopten even op een drukke parking. Ik at wat brood, wat kaas, Roger wat brood met worst en dat was het. Er stonden enkele bussen en al dat volk deed me denken aan onze stopplaatsen in Turkije destijds. Alleen waren het hier bijna allemaal Spanjaarden. Ze reizen tegenwoordig veel in eigen land, de mensen van hier: het lijkt wel of ze hun land fatsoenlijk willen leren kennen. Destijds zag je weinig Spanjaarden bij de reizigers.

We naderden Calatayud en Roger wilde nog wel eens de camping zien waar we zo dikwijls gekampeerd hebben, waar we het zo warm hebben gehad ook. Er was bijna geen schaduw toen en om toch wat te kunnen rusten tijdens de siësta draaiden we met onze stoel rond een van de schaarse bomen.

We reden dus van de autovia af. In feite hou ik niet van die autovias: je ziet zo weinig onderweg. Maar Roger heeft gelijk als hij zegt dat het veel tijd uitspaart.

Het station van Calatayud had een nieuwe voorgevel gekregen. De oude stad hebben we niet gezien, maar er waren veel nieuwe flatgebouwen opgetrokken aan de rand van de stad. Op de weg naar de camping was de rotswoning van de eremijt vervangen door een soort kapel te zijner ere. En... De camping leek meer schaduw te bieden. We gingen er even binnen (de bar die in feite maar een loket is dat uitgeeft op een pleintje waar tafels en stoelen staan is immers voor iedereen toegankelijk) en dronken een biertje. Weer waren er hele families aan het eten of aan het barbecuen. De herinneringen kwamen met hopen aanzetten! Maar daar ga ik het nu niet over hebben: die staan in mijn vroegere dagboeken.
En weer was het er zo warm: 36°C in de schaduw.

We reden verder. In de buurt van La Muela zagen we honderden windturbines, in rijen opgesteld. Roger zei: ‘Allemaal verkwisting, want die draaien niet allemaal de hele tijd en als ze niet genoeg elektriciteit opleveren, moet men weer beroep doen op centrales. Zo moet men twee zaken onderhouden!’
Maar alle wieken draaiden terwijl we er voorbijreden...
Om 16:10, vlak voor de afslag naar Zaragoza vroeg Roger me: ‘Kijk eens op de kaart hoe ver het nog is naar Solsona! In feite heb ik niet veel zin om naar Zaragoza te gaan.’
Ik deelde zijn mening: Zaragoza kan ook zo vreselijk warm zijn, en de camping biedt niet veel schaduw- hoewel dat natuurlijk ook kan veranderd zijn in de loop van al die jaren dat we er niet meer geweest zijn.

Solsona leek me te doen. Onder andere omdat ik weer wat brood bij mij had.
Dus kozen we de richting Lerida in plaats van naar Zaragoza af te slaan. We reden een ‘peaje’ op. Het ticket kwam maar niet uit de machine, de auto’s achter ons begonnen al te toeteren, en dan legde iemand ons uit dat het hier ging via een 'teletac'. Nooit van gehoord, maar blijkbaar moet je zorgen dat je met de auto over een soort sensor (teletac) rijdt...

Hoewel we Catalonië naderden werd het nu echt woestijnachtig: heuvels van een soort kiezelzand, gieren, niets groen. Op de radio mooie, harmonische gezangen waarvan ik vermoed dat ze traditionele Aragonese liederen waren.

Om 17:15 passeerden we de meridiaan van Greenwich. Het landschap was nog steeds woestijnachtig, maar je zag toch al geoogste velden en enkele lage boompjes. Bovenop een berg een eenzame kerk en een beetje verder, in een vlakte, eigenaardige en grillige rotsformaties.
En tien minuten later reden we Catalonië binnen. De vegetatie nam geleidelijk toe, de temperatuur daalde tot 32°C.

Dan naar Tora, Biosa en van daar een weg rechtstreeks naar Solsona, eerst langs een groene vallei, daarna tussen terrasvormige velden, tot we de andere flank van de berg bereiken.
Om 19:15 kwamen we aan op de camping van Solsona, die camping waar we vorig jaar alleen op stonden. Nu zijn de meeste caravans bewoond.
Bij het inschrijven bleek dat we in de computer zaten... En ik vroeg meteen hoe laat het restaurant openging. Ik had immers onderweg al ons brood opgeknabbeld en begon me desondanks weer flauw te voelen. Helaas, we konden pas eten vanaf 21 uur.
Dan maar wat nectarines gekocht in het winkeltje...
En onze tent opgesteld.

Iets over 21 uur zaten we in het restaurant. Roger nam een gemengde sla met tonijn, ik een gewone gemengde sla, hij daarna twee varkensworsten, ik twee kwartels. Roger vond zijn eten niet bijzonder. Mijn kwartels waren lekker. Wel waren we, met onze twee biertjes erbij, voor dat weinige meer dan 24 euro kwijt. Spanje wordt echt duur!

8 juli 2007, zondag

Na ons ontbijt (brood, gebakken ei, nectarine, koffie of thee) vertrokken we naar het centrum van Solsona. Roger had weer iets van ‘Dat hebben we in feite al gezien!’
‘En dan?’ dacht ik...

Grotere kaart weergeven
De kathedraal Virgen del Claustro was open en we gingen dus binnen. Zeer donker. Maar je wendde er snel aan. Een poort gaf uit op een wandelgang van een klooster. Sommige elementen van het klooster alsook drie absieden van de kerk dateren van de preromaanse periode. De kathedraal zelf is gotisch.

Nog wat rondgewandeld, een biertje gedronken in een café dat Roger herkende als zijnde dat waar de ober ons uitleg gaf over bepaalde Catalaanse gerechten.
Het valt op: alles is in het Catalaans, er valt geen Spaans (castellano dan) meer te bespeuren.

En ik voel me soms verlegen dat ik met dat fiere volk, dat op 30 jaar tijd zoveel meer heeft bereikt dan wij Vlamingen, Spaans spreek. Ik heb ooit een boekje gekocht met de rudimenten van Catalaans. Misschien moet ik het weer eens ter hand nemen?

Tegen half drie kwamen we terug naar de camping, met toen al 32°C (het is maximum 34°C geweest vandaag en om 19:30 was het alweer 29°C). We aten er wat brood met paté terwijl de wasmachine onze was deed. Was opgehangen, een dutje voor Roger (ikzelf kan niet dutten op onze rechte stoelen) en daarna zijn we naar Tora gegaan, dat we gisteren onderweg hadden gezien.

Mooi klein dorp. Van oorsprong middeleeuws denk ik, maar veel gebouwen zijn uit (of gerestaureerd in) de 18 of 19de eeuw. Huizen die de smalle, kronkelige en klimmende straten overbruggen, een vroegere wasplaats, een kerk met daartegen gebouwd een van de smalste huizen die ik ooit gezien heb. Een dame die ons tegemoet kwam uit een smal straatje groette ons en weer sprak ik haar in het Castellano aan. Ze antwoordde in het Catalaans (heel begrijpbaar omdat ze traag sprak) en weer had ik dat schuldgevoel.

Van daar reden we naar Biosca, hoger op een berg. Nog een kleiner dorp, minder mooi, maar misschien nog steilere straten.

En dan zijn we op de camping, bij de tent komen eten: erwtensoep met worst en aardappelen. Na een dutje voor mij ben ik gaan afwassen enz.
Op dit ogenblik naderen er bijna zwarte wolken. Ik vrees voor onweer straks.
Deze avond een sms van Elvira: beter weer in België. Dinsdag gaat ze naar Luik met Zeger.

9 juli 2007, maandag

Het onweer van deze nacht heeft ons niet bereikt. Toch leek het deze morgen of het zou gaan regenen, maar de wolken maakten snel plaats voor de zon.
Roger leek slecht geluimd bij het opstaan en dat beterde niet echt tijdens de dag... Hij gaf op alles af: op de warmte, op de koude, op de vliegen, op de scheerlijnen van de tent, op het feit dat ik altijd honger heb...

Na ons ontbijt (perzik, brood met beleg) gingen we naar Solsona. Onze Duitse buren waren aan het opbreken, echt op hun gemakje.
We wandelden een uurtje rond in de ommuurde stad, gingen naar het toerismebureau, wandelden nog een beetje in de schaduwrijke straatjes, vroegen waar we naald en draad konden kopen, en vonden dat gerief in een straatje van de oude stad. Een vriendelijke dame verkocht ons een klosje garen en één naald voor precies 2 euro. Eens aan mama vragen of dat niet te duur was! We hadden dat naaigerief nodig omdat tijdens het wassen één van Rogers nieuwe shorts een knoop had verloren.

Ik vroeg me af waarom moderne wijken in deze contreien niet het voorbeeld volgen van die middeleeuwse steden. Akkoord, wegens het verkeer moeten de straten nu wel breder zijn, maar als men die overkragingen van oude huizen al zou overnemen, zou men veel meer schaduw bekomen...

Toen we rond 13:30 terug op de camping kwamen, waren onze buren nog steeds niet klaar met inpakken. Eigenaardig: in elke camping zegt het reglement dat je moet vertrokken zijn voor 12 uur of je betaalt een dag bij.
Terwijl wij wat brood met beleg aten en ik daarbij nog een tomaat, en Roger zelf – heel handig moet ik toegeven – zijn knoop weer aannaaide, reden ze uiteindelijk weg maar we kregen al snel nieuwe buren, Nederlanders deze keer, met twee (Indische?) adoptiekinderen.

Roger wilde nog eens naar San Llorenç de Morunys gaan. Ik wist dat we er vorig jaar waren geweest, herinnerde me de prachtige smaragdgroene Embalse op de weg, maar eigenlijk niets meer van het dorpje: weer een te kort bezoek vorig jaar zeker? Maar kom, dit bezoek zou dat goedmaken.

We reden langs geoogste velden in terrasvorm, daarna door een vlakte. Voor ons zagen we het begin van de Pyreneeën, dan roosachtige, rotsige bergen begroeid met naaldbomen en af en toe een overvliegende roofvogel.

Toen we een ijzeren brug over de rivier El Cardener zagen, wisten Roger en ik zeker dat die er vorig jaar niet was. Roger stopte en wilde de brug oversteken. Gezien de open zijstructuur ervan en mijn vreselijk hoogtevrees, liet ik hem alleen gaan en bleef wat lezen in de auto. De temperatuur was ideaal: 27°C.

Er kwamen een paar auto’s voorbijgereden, voor de rest heb ik geen levende ziel gezien. En dan komt Roger plotseling langs een andere kant te voorschijn. Aan de overkant van de vallei (en de rivier dus) had hij een weg genomen die naar de rivier afdaalde, de rivier overgestoken op rotsen, en dan een klimmend pad gevolgd dat weer bij de auto uitkwam.

We reden verder en de bergen werden steeds hoger. Na een tunnel dwars door de rotsen, zagen we de embalse. We reden over de stuwdam en hielden dan even halt om het mooie stuwmeer te bewonderen. Deze keer zag het echter eerder blauw dan groen.

We gingen verder. De weg steeg en slingerde zich rond het stuwmeer. Daarna volgde de ene tunnel de andere op, dwars door de rotsige bergen waarvan de uitlopers zich soms tot in de embalse uitstrekten.

De temperatuur was ondertussen tot 24°C gedaald. En toch had ik dorst: ik besefte dat we weer waren vergeten brood en water mee te nemen. Als ik er iets van zei tegen Roger vond hij dat ik daar dan maar had moeten aan denken, niet hij (zijn slecht humeur, niet waar!).

Om 15:15 kwamen we aan in Sant Llorenç de Morurys. We parkeerden de auto even buiten de oude stad, aan een graspleintje. Behalve de geur van pas gemaaid gras en het aanzicht van de bergen, had ik geen enkel gevoel van ‘dit dorp – of stad, dat is me niet altijd duidelijk in Spanje – ken ik’. De bergen als decor deden me eerder denken aan mijn kinderjaren in Matadi – hoewel daar een heel andere vegetatie was – en de geur van afgereden gras deed me aan zoveel denken.

Maar zodra we zwoegend de stad inklommen en we het eerste pleintje zagen, had ik weer dat aangename gevoel van ‘Ach, ja, inderdaad!’
We bleven zwoegen tot aan de kerk van Sant Llorenç – dat zou een martelaar zijn, maar ik ken hem niet - en daar kreeg ik echt dat aangename herkenningsgevoel.

Zeer donkere Romaanse kerk, maar weer: je went snel aan het schaarse licht. Een opvallend barok altaar, en een deur – deze keer gesloten – naar een kloostergang. Mooi orgel en een gevoel van rust, van mystiek zelfs.
Maar mystiek of niet, zodra we verder wandelden door de smalle, steile straatjes, voelde ik weer mijn dorst opkomen. We gingen een kleine, maar veel minder smalle dan ik gewend ben geraakt, bar binnen en dronken er een biertje. De bar had twee uitgangen: de tweede gaf uit op het plein waar onze auto stond.

We reden terug naar Solsona. Ik vroeg aan Roger of we boodschappen gingen doen, want de honger begon zich ook te doen voelen. Het was immers al 16:30 uur. Maar Roger wilde nog naar het klooster El Miracle.
Ik zei: ‘Oké, als ik maar iets achter mijn kiezen kan steken!’
Roger zijn humeur speelde hem weer parten. Hij zei net niet iets als “jij met jouw honger altijd” maar wel, op heel boze en een beetje teleurgestelde toon: ‘Oké, dan gaan we maar naar de camping!’
En ik: ‘Nee, laten we naar El Miracle gaan, ik zal wel druivensuiker gebruiken.’
Toch parkeerde hij de auto aan de rand van de wallen van Solsona. Ik vroeg: ‘Wat ben je zinnens?’
‘ We zoeken een bar en jij neemt een tapa,’ antwoordde hij.
Dat vond ik niet zo’n slecht idee. Maar... De eerste tapabar die we tegenkwamen bleek leeg, en Roger weigert meestal een lege bar of restaurant binnen te gaan: als er geen volk zit is dat voor hem een teken dat het er niet goed is.
Ik heb hem al meerdere malen gezegd dat toch iemand de eerste bezoeker van de dag/middag moet zijn, maar gezien zijn humeur ging ik dat vandaag niet herhalen. We zochten verder. Er waren veel bars gesloten (siësta) en diegene die open waren bleken geen tapas te hebben. Dan maar terug naar de auto, na een kwartiertje nutteloos verbruik van benenenergie.

En naar El Miracle. Dat ik me heel goed herinnerde. Maar die honger die maar steeds erger knaagde! Mijn maag was al aan het rommelen en van het landschap heb ik weinig gezien. Immers, de beste manier om honger te weerstaan is slapen of tenminste proberen het te doen.
Om 17:40 kwamen we aan in El Miracle. Voor alle zekerheid zoog ik een tabletje druivensuiker op zodat ik tenminste het half volgende uur geen last zou krijgen van duizeligheid of zo.

Ik vrees dat ik hier in herhaling val en heb veel zin om te zeggen (zoals zo vaak): zie vorig jaar. Maar ik weet niet meer precies wat ik vorig jaar heb geschreven over dit klooster...
Het is een vrij, wat zeg ik, heel groot gebouwencomplex: klooster, kerk, herberg, retraitehuis, enz. enz. En... de kleine kapel die gebouwd werd op de plek waar de twee jonge herdertjes die de verschijning van Maria geregeld hadden meegemaakt, haar voor goed zagen ‘verdwijnen’.

Zoals vorig jaar stond de kerk open en we gingen binnen. We waren alleen in de kerk en ik bewonderde het barokke altaar van de Solsonese beeldhouwer Carles Morato. En zoals vorig jaar had ik daar alleen maar zin in bidden. Afijn, bidden, daarmee bedoel ik ‘mijn geest openstellen voor God’.

Toch zagen we nog iets dat we vorig jaar niet hadden opgemerkt: achteraan in de kerk lagen hopen ‘offers’, van mensen die hun gebed verhoord hadden geweten. Schoentjes van baby’s, brieven aan onze lieve vrouw, foto’s van genezen mensen, enz. Ik had zin om mijn bril op te zetten en al die berichten naar hierboven eens door te nemen, maar voelde te veel schroom. Daarom ging ik weer voor het grandioze altaar zitten ‘bidden’.
Nog even een zijkapel dat ik mij eveneens levendig herinnerde binnengegaan, en dan even in de buurt rondgelopen.

Wat een vredig, letterlijk zalig gevoel: zou een klooster, en zeker in de bergen zoals dit, niets voor mij zijn? Ik vroeg aan Roger of hij niet graag kloosterling zou zijn, maar nee hoor!

Maar we moesten terug, want de werking van de druivensuiker begon af te nemen (dat heb ik niet durven zeggen aan Roger).

In Solsona zouden we boodschappen doen. De eerste winkel bood, zoals zo dikwijls hier, alleen bijna rotte groenten en fruit. Dus stelde Roger voor meteen naar een andere winkel te gaan. Maar ik had iets ontdekt dat voor mij interessant zou kunnen zijn: zonnebloempitten. Bij ons vind je die niet. Ik heb die pietluttige pitjes leren kennen in Israël. En die helpen heel goed tegen de honger: ze zitten immers vol (gezonde) olie.
Ik denk echter wel dat je er dik van wordt... Maar kom, eens terug thuis zet ik Roger op dieet en dan val ik vanzelf ook een paar kilo af.

Ik was zo druk bezig met die pitjes opknabbelen dat ik niet had beseft dat Roger een andere winkel had gevonden. Weer bleek zijn slecht humeur! Hij zei me: ‘Ga je hier blijven zitten?’
En ik: ‘Nee, we gingen toch naar een andere winkel?’
Ongelovige blik van Roger. Hij scheen niet te begrijpen dat ik niet doorhad dat we bij die winkel stonden...

Daar deden we dus onze boodschappen. En we kwamen eten bij de tent: voor mij eieren met paprika en tomaat, voor hem gewoon twee gebakken eieren. Omdat dat niet voldeed, at Roger daarna nog brood met kaas en ander beleg. Ik zal hem echt op dieet moeten zetten.

Morgen vertrekken we uit Spanje. Eigenlijk veel te snel, maar... Roger wordt ouder, en vermits ik ook al veel last had van de warmte... En Roger heeft al de hele reis iets van ‘dat hebben we al gezien’. Beter geheugen dan ik natuurlijk, daar zal het wel aan liggen.

Voor we vertrekken nog even dit: in alle bars zie je nog steeds enorme hoeveelheden flessen alcohol waar wij nooit van proeven: allerlei merken brandy, anijs, rum, likeuren, whisky enz.

10 juli 2007, dinsdag

We zijn weer eens in Pézenas, op dezelfde wat rommelige maar goede camping als vorig jaar. De uitbaatster zei meteen toen ze ons zag: ‘Ik heb jullie nog gezien hé?’
‘Inderdaad, vorig jaar,’ antwoordde ik.
‘Sorry,’ deed ze lachend, ‘maar ik herinner me vooral mannengezichten!’

We zijn in Solsona vertrokken om 11:45 bij een temperatuur van amper 18°C. Van de ontelbare caravans op de camping waren er nu, in tegenstelling tot vorig jaar, veel bewoond, maar lang niet alle. En toch was het er zeer rustig, echt niet op zijn Spaans. Er waren dan ook veel Catalanen. En niet zoveel vreemdelingen, hoewel de obligate Nederlanders er natuurlijk te vinden waren.

We reden richting Pyreneeën, naar Puigcerda. Vlak daarvoor was er een vijf kilometerlange tunnel door de bergen. Op 1 km van Puigcerda zaten we alweer in Frankrijk (Bourg Madame, in de Pyrénnées Orientales). Wat een contrasterend landschap met Spanje; zachte groene heuvels langs een kronkelende weg die soms uitkeek op de Pyreneeën.

Het was toen 13:35 en ik zag weer scheel van de honger. Roger wilde wel stoppen om een sandwich te kopen in een hotelbarrestaurant, maar toen bleek dat ze niet de paté hadden die hij als beleg verlangde, nam hijzelf toch maar niets. Ikzelf nam een broodje met brie dat 5 euro kostte, wat ik veel geld vond.

De weg die we volgden klom de bergen in, werd heel bochtig, er waren werken bezig en we moesten geregeld stoppen. En Roger was weer aan het sakkeren! Volgens mij speelde de honger hem ook parten!

Ik merkte een dorp (Fontpedruse) waarvan de huizen tegen de flank van de berg waren gebouwd. Het was alsof ze ertegen plakten.

Een beetje verder reden we voorbij een versterkte stad, Villefranche de Conflent. Leek ons wel interessant, maar ten eerste stonden er heel veel auto’s, dus het zou er wel heel druk zijn geweest, ten tweede, Roger wilde zo snel mogelijk ter bestemming zijn. Raar... Vroeger vond hij het leuk om op bergwegen te rijden, had het geen belang wanneer we aankwamen, veranderden we desnoods onze bestemming onderweg – we reserveren toch nooit.
De temperatuur was ondertussen opgelopen tot 24°C.

Plotseling krijgt Roger een aanwijzing naar een grootwarenhuis én eetgelegenheid in het oog. Hij wil er naartoe rijden, maar de verdere aanwijzingen zijn zo slecht dat we ineens beseffen dat we richting Andorra rijden. Gelukkig was er niet veel verder een rotonde. Uiteindelijk vindt hij wel de weg naar dat commerciële complex, maar de eetgelegenheid blijkt een Mc Donald te zijn en daar wil Roger niet naartoe.

We rijden naar Prades, en dan naar Perpignan, nemen daarna de autosnelweg richting Béziers. De autosnelweg loopt een poosje parallel met de Middellandse zee: links heuvels en rechts een grote vlakte en immense vijvers (ik dacht even dat het een inham van de zee was) een daarachter de zee. Er komt een ‘aire de repos’ en Roger beslist eindelijk te stoppen om ons laatste hompje brood te eten met wat beleg dat we bijhebben. Hij is daarna opvallend beter gezind! :-)
Op de aire de repos staat een heel hevige wind en dat voelt koud aan ondanks de 25°C die de thermometer aanwijst.
Later zien we trouwens dat de display over de autosnelweg waarschuwt: ‘vent violent, soyez prudent’.

Om 16:45 reden we de Aude binnen en om 17:15 kwamen we aan in Pézenas.
Hier staat ook een nogal felle wind... We zitten in de tent op dit ogenblik. Hebben op de camping gegeten: elke buffet à volonté voor 7,30 euro.

11 jul. 07, woensdag

Ik was dit vergeten te vertellen. Toen we gisteren, na onze aankomst op deze camping ons koelkastje wilde aankoppelen, merkten we dat onze kabel niet reikte tot het aftappunt voor elektriciteit. Meteen stelde onze buurvrouw voor aan de campinguitbater een verlengsnoer in leen te vragen: dat deed hij dikwijls, vertelde ze. Terwijl Roger toch ging meten of het net niet te doen was met onze kabel, kwam die zelfde mevrouw mij haar naaiwerkje tonen. En kwam een andere buur voorstellen ons zelf zijn tweede kabel te lenen. Dat laatste aanbod hebben we aangenomen. Opmerkelijk, echt, hoe vriendelijk onze buren hier zijn...
O ja, en toen bleek nog dat je hier een Europese stekker moet hebben. Wat een geluk dat we die hebben kunnen kopen van de uitbater van de camping in Eymet!

We zijn na ons eten op de receptie nog een fles wijn gaan kopen (voor 1,40 euro, en hij is lekker) en kregen daarbij elk een – wat te rijpe – pruim.

Terwijl we omwille van de felle wind die alles fel afkoelde in onze tent nog wat lazen (en ik het vorige schreef) bij een glas wijn, besloten Roger en ik dat we niet, zoals we Hendrik en Anneke hadden voorgesteld, hen zouden bezoeken op hun vakantieadres in de Provence.

Ze vertrekken pas volgende zaterdag en we zouden er dus met goed fatsoen pas zondag avond kunnen arriveren. Een dagje daar doorbrengen betekent dan dat we pas volgende dinsdag verder naar het noorden zouden kunnen. En ze logeren in Lorgues, nog een heel eind ten oosten van hier. Van daar tot thuis vraagt, net als van hier tot thuis, nog een drietal dagen – tenminste als we dat niet overhaast willen doen – wat maakt dat we pas volgende week vrijdag zouden thuis zijn. En zoals steeds als we vanuit Spanje in Frankrijk aankomen, heeft Roger plotseling zin om zo snel mogelijk naar huis te gaan. Als we morgen van hieruit naar het noorden vertrekken en we reizen echt op ons gemak zijn we zaterdag of zondag thuis. Bijna een week vroeger dus.

Ik heb dan maar naar Hendrik ge-smst dat onze visite in Lorgues niet zou doorgaan. Hij heeft nog steeds niet geantwoord: hopelijk neemt hij het ons niet kwalijk.
En in feite was er nog dit argument dat onze beslissing heeft beïnvloed. Anneke en Hendrik huren daar een huisje samen met een bevriend koppel. En wij zouden dan in de living moeten slapen. Voor ons betekent dat geen enkel probleem maar waarschijnlijk zou dat voor ons vreemde koppel het niet zo aangenaam vinden met ons te moeten rekening houden (op tijd gaan slapen, niet te vroeg opstaan, enz.).

En nog iets waar ik gisteren aan dacht (voor ik verder vertel over ons doen en laten). Ik heb opgemerkt dat je in het Catalaans zegt: ‘de mijne vader’, ‘de onze kerk’ enz. Eigenaardig vond ik dat. Maar in feite bestaat dat ook in het Spaans en het Frans, maar dan alleen als je wilt nadrukken dat het over ‘mijn’ of ‘onze’ enz. gaat: el mio padre, le père à moi.

En nu verder het verslag.
Toen ik gisteren avond rond 22:30 naar toilet wilde, verschoot ik bij het verlaten van de tent: het was pikdonker en nergens was nog een teken van leven. Wat een contrast met wat we in Spanje zagen waar zelfs de kinderen pas rond middernacht gaan slapen!
Terwijl ik naar de sanitaire blok liep, zag ik hier en daar toch nog een lichtje in een caravan en ik vroeg me af of alle Fransen dan misschien leefden zoals ik het in 1967 had meegemaakt bij Marie-José, onder Parijs? Daar werden we allemaal na het uitgebreide tafelen naar onze kamer gestuurd, rond 22 uur. Maar... er werd verondersteld dat je je daar zou bezig houden, want de eerste dag vroegen ze me of ik boeken bij had, en als dat niet het geval was, mocht ik er enkele lenen van Marie-José om op mijn kamer te lezen.

Maar ik wilde vertellen over deze reis! :-)

Vandaag rond 10 uur opgestaan (ik lag al een poosje wakker: de buren waren immers al op). Er stond nog steeds een hevige wind en het was echt fris: 17°C. De buurman met de kabel vroeg of we goed geslapen hadden en of ‘de kinderen’ (de zijne, of eerder, gezien zijn leeftijd, zijn kleinkinderen, denkt Roger) niet te veel lawaai hadden gemaakt. Ongelooflijk! Wij hadden ze amper gehoord! Als ik dat vergelijk met onze buren in Aranjuez!

Terwijl we naar het sanitair gingen, ontmoette in een huilende peuter: hij vond zijn moeder niet meer. Ik moet zeggen, de camping is overvol, en we mogen al blij zijn dat we een plaatsje hebben gekregen (in feite is deze plek gereserveerd voor binnen een paar dagen). Dus ik weet het verloren lopen van dat jongetje daaraan. Hij gaf me gewillig een hand toen ik hem verzekerde dat we samen zijn moeder zeker zouden vinden. Ongelooflijk wat een vertrouwen en ik vroeg mij af hoe sommige mensen daar misbruik kunnen van maken...

Aan het sanitair ontmoette ik de uitbater en vertelde hem wat er gaande was. Even betrok zijn gezicht maar nog voor hij iets kon ondernemen, kwam er een meisje aangelopen vanuit de wasplaats. Dat bleek het zusje van de peuter te zijn. En de mama was aan het wassen. Ik leverde de blonde jongen af, de moeder zei tegen hem: ‘Maar je kent het hier toch?’, bedankte mij uitbundig. Later bleek dat ze schuin tegenover ons hun kampeerwagen hebben staan.

Aan de douches was het weer een overrompeling. Veel te veel volk op de camping immers. De uitbaatster klaagde er zelfs over toen we aankwamen (op financieel gebied is dat natuurlijk een meevaller, maar veel te veel werk...).
Dan maar een poezenwasje want ik haat aanschuiven.

Terwijl ik wachtte op Roger – bij de mannen was het veel minder druk en hij heeft zich dus wel fatsoenlijk kunnen wassen – ontmoette ik de uitbater van de camping: hij was de planten aan het begieten (er is hier heel veel schaduw). ‘Pas op of ik maak je nat,’ zei hij, ‘maar dit is echt nodig of er groeit hier niets!’ En hij vertelde dat ze onlangs weer bang waren gemaakt dat ze binnenkort zonder drinkwater zouden vallen. Ik vroeg me af wat hij bedoelde, maar toen kwam er iemand anders tussen.

Roger kwam frisgewassen aan en we gingen boodschappen doen in de Lidl, kwamen daarna onze waren op de camping afzetten.

En dan naar Pézenas, te voet. Zonder mijn wandelstokken, want zo fel klimt het hier niet. Edoch, ik was vergeten dat Roger bijna niet te volgen is, en deze avond voel ik mijn knieën weer.

Ik ga proberen niet in herhaling te vallen over dit mooie stadje (zie daarvoor mijn relaas van vorig jaar): de prachtige paleizen, daarin de mooie winkeltjes die zelfs ik die niet graag winkel zo graag bekijk, de lommerrijke straatjes – nu soms, ondanks de 25°C die de temperatuur uiteindelijk bereikte, zelfs te koel met die constante wind – de herinnering aan Molière die hier als het ware zijn ‘carrière’ begon, de vele ambachtsateliers, én het gevoel dat ik er bijna blindelings mijn weg terugvond.

De honger deed zich natuurlijk weer voelen en op een bankje verorberde ik wat brood en een nectarine die ik in de Lidl had gekocht.
Daarna dronken we nog een wijntje op een terras en kwamen terug naar de camping. Waar Roger wat brood met beleg at, en ik me dus maar tot hetzelfde verplichtte.

Daarna wat in de auto gezeten: Roger bekeek de kaart, ik las wat in de krant die we pas gekocht hadden en viel half in slaap. Bij het wakker worden voelde ik de wervels in mijn nek kraken: ik word werkelijk oud! :-)

We wandelden terug naar de stad (tien minuutjes van hier), kuierden nog wat aan het ritme van Roger, keken wat de restaurants te bieden hadden. De goedkope menu’s bleken alleen voor ’s middags bedoeld te zijn. En de gewone gerechten op de kaart waren duurder dan ik ze mij herinner. Tja, hoogseizoen!

We kwamen bij de Saint-Jean-kerk, waar vanaf volgende week elke woensdag een gratis orgelconcert zou plaatsvinden. De kerk stond open, en hoewel we nog niet echt konden genieten van een concert, stond wat we hoorden daar dicht bij: een repetitie. Prachtig en weer voor mij die serene, bijna mystieke sfeer. Ik ging even met Roger kijken naar de tentoonstelling van religieuze kunst in de sacristie (mooi Mariabeeld, waar een hele legende aan vasthangt, en buiten kazuifels enz. ook ‘santons’ die heel wat herinneringen opriepen, maar dat is een ander verhaal) maar kwam vrij snel terug in de kerk zitten om te genieten van die verbondenheid die ik weer voelde met het geestelijke.
Het was trouwens een prachtig, hemelsblauw orgel.

Nog wat gewandeld, een tentoonstelling bezocht van houten kunst- en andere werken (onder andere deuren volgens een oud principe gemaakt), een geschenk gekocht voor Marie-Claire en Nele die in Veulen op onze schapen en kippen passen, en dan weer naar de camping.

Daar bleek er iets bijzonders aan de gang: veel mensen waren verkleed en echt in feeststemming. Ik vroeg aan de serveerster van het restaurant wat er te doen was en ze vertelde me dat er voor de kampeerders, mits inschrijving, elke woensdag een gezamenlijke feestelijke maaltijd was. Vandaag waren het mosselen en frieten.

Jammer dat we dat niet wisten, want Roger die zo van mosselen houdt, nam een gehakte biefstuk (op het gewone restaurantterras dus) en klaagde daarna dat het niet veel voorstelde. Hij miste een sausje...
Ikzelf nam een gevulde kippenbout en dat was echt heel lekker.
Terwijl we daar zaten te eten, zag ik ineens een kleine jongen die mijn aandacht trok: dezelfde peuter als deze morgen. Hij glimlachte breed naar mij toen ik hem herkende!

Ondertussen hoorden we op de achtergrond ‘La ballade des gens heureux’ van Gerard Lenorman. Weer herinneringen, maar deze keer aan een bepaalde vierde jaar waar ik Frans aan gaf in Sint-Lievens destijds. Ik had de leerlingen dat prachtige liedje leren zingen, en daarna zongen we het samen voor elke les, bij wijze van gebed.
En nu zitten we weer in de tent: veel te veel wind!

12 juli 2007, donderdag

We zitten weer in de tent! Er staat geschreven dat we deze reis het record van binnenzitten zullen bereikt hebben. En toch was het mooi weer... Maar de avonden zijn koel, en zeker hier aan de oever van de Loire!

Maar daarover straks meer, tijdens mijn relaas.
Ik heb zopas Roger zijn anticholesterolpilletje gegeven en zei hem dat ik ze heel zorgvuldig zou uitzoeken uit ons medicijnentasje! Nu lach ik er wel om, maar gisteren avond had ik hem bijna vermoord! Het zit zo: hij moet buiten aspirine nog een heel sterk bloedverdunnend middel nemen: Plavix. Dat mag hij zeker niet ’s avonds nemen als hij daarbij wat wijn drinkt, of hij riskeert wat de echtgenoot van tante Betsy is overkomen, een hersen-, maag-, of andere bloeding. Nu haal ik gisteren op de tast zijn anticholesterolpil uit onze medicijnentas en vlak voor hij het wil innemen, vraagt Roger: ‘Wat heb je me nu gegeven?’ Ik had verkeerd getast en hem Plavix voorgeschoteld!

Na ons ontbijt (koffie, thee, kaas, brood en nectarine), en het opbreken van onze tent enz., afscheid genomen te hebben van de buren (en de kabel te hebben teruggegeven) zijn we gaan betalen. 37,08 euro voor twee nachten, wat een contrast weer met de prijzen in Spanje! Want zelfs in Solsona vroegen ze rond de 27 euro voor één nacht, wat meer was dan vorig jaar. Maar ja, Pézenas was nu ook iets duurder dan vorig jaar! Misschien lag dat aan het hoogseizoen?

We vertrokken om 11:30 uur en reden richting Millau: dachten te kamperen in Saint-Pourçain sur Sioule. De wijngaarden volgden elkaar op in de vlakte en op de radio hoorde ik een Weens koor ‘All you need is love’ zingen. Op die manier gebracht gaf dat liedje echt rillingen. Misschien lette ik niet genoeg op de aanwijzingen, want Roger reed enkele keren verkeerd. Zijn humeur begon daar onmiddellijk onder te lijden. Vloeken, foeteren, afgeven op alles... Ik probeerde het me niet aan te trekken en droomde weg op de polka’s en walsen van Strauss die de radio bracht.

Maar toen kwam het journaal en ik hoorde dat inderdaad in sommige Franse departementen waterschaarse heerste, ondanks de vele regens in het noorden. Dat bedoelde de uitbater van de camping in Pézenas dus...

Om 12:30 vonden we eindelijk de autosnelweg naar Millau en Clermont Ferrand. Roger wilde weer eens snel reizen: ik had de indruk dat hij zo vlug mogelijk thuis wilde zijn, zoals altijd als we vanuit Spanje terugkomen. Soms vind ik dat jammer. Autosnelwegen geven wel een ‘samenvatting’ van een land, maar het is net als opeenvolgende korte bezoeken aan verschillende steden: je geraakt van niets doordrongen. Nu, als hij inderdaad zo snel mogelijk wilde reizen, had Roger natuurlijk gelijk dat hij voor zulke wegen kiest. Vroeger deden we dat nooit en inderdaad we geraakten minder ver... en het reizen ging moeizamer.

We reden de eerste bergen in, en een beetje verder werden we omringd door de ‘Cirque de Navacelles’, allemaal rotsige bergen. Maar nogmaals, vroeger reden we daardoor langs gewone, kronkelende wegen en het was veel, veel indrukwekkender!

Om 12:50 reden het departement Aveyron binnen en een poosje later zaten we op de Causse de Larzac in het ‘Parc naturel des grandes Causses’, van de hoogvlaktes dus.
Na Millau zag ik aan de rand van de weg een verwijzing naar de Gorges du Tarn, waar je dus van op de autosnelweg niets van zag. Zelfs niet van op het zeer hoge ‘viaduc de Millau’ die 2,5 km lang is.

We stopten even na de viaduct, op een ‘aire de repos’ (die mis je wel in Spanje) en Roger maakte een foto van het indrukwekkende kunstwerk. Er zaten veel mensen te picknicken op de ‘aire de repos’ en ik at ik wat brood met kaas want de honger begon zich te doen voelen. Roger had nog geen trek en at dus niets.

We reden verder en ik merkte dat de bermen een lila-achtige kleur vertoonden. Echt mooi. Een beetje later zag ik dat het bloemen waren die daarvoor zorgden, massa’s tere wilde bloemen waarvan ik de naam niet ken.

We zaten toen op een hoogte die constant varieerde tussen de 700 en 800 meter. Maar na de ‘col’ waar we om 13:35 aankwamen, volgden we de vallei van de Lot (heel mooi: links een rotswand en rechts een groen dal met hier en daar een dorp of een stadje en daarachter beboste heuvels) en daalde de weg plotseling heel fel tot we aan de rivier komen die we overstaken. Daar zaten we nog maar op 535 meter hoogte, om 13:40.

En de samenvatting van Frankrijk ging verder: na de tunnel van Montjézieurs kwamen we in de Cevennes. Donkere bossen, maar voor de rest niets van de sfeer die ik vroeger in de Cevennes heb genoten.

Rond 14.00 uur kreeg Roger een beetje honger en hij stopte op de ‘aire de l’Aubrac’. De zon scheen krachtig, hoewel onze thermometer amper 19°C aanwees. Terwijl Roger zijn eten uit de auto haalt, zit ik aan een van de vele aangeboden picknicktafels en ik zie ineens een mevrouw iets plukken uit het gras, en dat in haar mond steken. Ze had door dat ik haar bekeek, want ze kwam naar mij en legde me uit dat ze een bepaald soort paddestoel had ontdekt: mousserons, die in omelet worden verwerkt. Ik ken ze niet. Die mousserons groeien normaal niet in dit seizoen, maar ‘Gezien de regen overal in Frankrijk!’ Ze geeft mij een paddestoel om te proeven, maar, omdat ik het toch niet helemaal betrouw, begin ik een kleine conversatie in de hoop dat ze daarna zal vertrekken zonder te merken dat ik de mousseron niet heb opgegeten. Zij en haar man komen terug uit het zuiden, waar het heel mooi weer was maar vrij winderig. Dat wist ik! :-) Maar in de rest van Frankrijk is het al die tijd slecht weer geweest, wist ze. Dat herinnerde mij aan wat de uitbaatster in Pézenas vertelde toen we arriveerden. Op het moment zelf had ik daar niet veel aandacht aan besteed. Ze vertelde namelijk dat de camping bijna volgeboekt was en dat zoiets te verwachten was met het weer dat ze in heel Frankrijk behalve in de Midi hadden.

De mevrouw met de mousserons vertelde nog dat ze een maand geleden waren vertrokken: ze zijn immers op pensioen en hoeven geen rekening te houden met schoolvakanties. Maar nu, wist ze nog, begon het heel druk te worden, met veel kinderen op de campings. En dat leek ze niet leuk te vinden. Raar, ik vond het juist wel tof dat het in Pézenas vol kleine kinderen liep...
De dame vertrok. Ondertussen had Roger gegeten en zag ik nog een vrouw die zich bukte naar het gras, er iets uit plukte en het in haar mond stak, maar ik durfde toch mijn ‘mousseron’ niet opeten...

En we reden verder, het departement Cantal binnen.
Nu zaten we binnen de kortste keren in de ‘Parc naturel des volcans’. Allemaal herinneringen, maar van op de autosnelweg zag ik geen enkel vulkaan, behalve, een beetje later de ‘Puy de Dôme’ in de verte.
Na de col de la Fageole (weer zo’n vage herinnering) begon ik wat in te dommelen (het was ondertussen rond de 25°C met heel veel zon) maar net voor ik echt in slaap viel, verliet Roger de weg: hij wilde ook wel een beetje rusten. Ik weet niet waar we waren, blijkbaar op een of andere hoogvlakte.

De ‘aire de repos’ was heel druk bezet, maar Roger vond toch een plek. En hij valt prompt in slaap. Hij heeft echter alleen zijn raam opengezet, en daarna de motor afgezet. Als ik mijn raam wil opendoen, moet ik eerst de motor weer aanzetten, maar ik wil Roger niet wakker maken: als ik al zo moe ben, hoe moet hij zich dan wel voelen?

Dus doe ik heel voorzichtig mijn deur open. Ik zei het al, de zon scheen heel krachtig (op mij) en ik kon echt niet meer inslapen. Dan maar wat gedroomd, gemediteerd, maar ik moest wel opletten dat ik mijn deur op tijd en stond een beetje dichttrok: we stonden zo geparkeerd dat mijn open deur in de weg stond voor voorbijrijdende wagens. Was Roger dan zo moe dat hij daar niet aan gedacht heeft? Ik probeer me in te beelden hoe het zou zijn – als ik al kon rijden – als ik reed: zeker niet zo’n lange tochten, zeker niet zo lang zonder eten of drinken. Nee, ik zou het niet ver brengen...

Roger wordt precies een half uur later wakker (en hij heeft diep geslapen, dat merkte ik wel) wat nog eens bewijst wat ik al lang dacht te weten: hij heeft een slaapcyclus van 30 minuten. Wel praktisch! De mijne telt 45 minuten, wat relatief veel langer is.

We bleken op 55 km van Clermont Ferrand te zijn. Roger vraagt me of we naar Saint-Pourçain gaan of verder naar Clamecy. Ik heb echt het gevoel dat hij naar huis wil en zeg: ‘We zullen verder rijden’.
Eens moet ik Roger toch overhalen wat langer in Frankrijk te blijven. Ik hou van dat land. Vroeger, zeker met de kleine kinderen, bleven we soms weken hier – ik bedoel Frankrijk, niet Nevers waar we nu zitten. Maar sinds we weer naar Spanje gaan, lijkt Frankrijk voor Roger in het niet te vallen. Voor hem, die indruk heb ik, is het slechts een overgang tussen België en Spanje.

Dus stoppen we om Matilleke in te stellen op Clamecy. En we reden weer de snelweg op.
Kort daarna kwam de afrit naar Saint Pourçain. Ik zei tegen Roger: ‘Nu moet je echt kiezen!’
Hij antwoordde: ‘Saint-Pourçain hebben we al zo vaak gezien, we zullen verder rijden!’
Ik vermoedde dat niet alleen zijn goesting om thuis te zijn meespeelde, maar dat hij ook Clamecy wilde weerzien. Die ene avond, in het komen, had die stad ons immers wel ‘iets gedaan’.

En dus rijden we verder tot de afrit Moulins, zo’n kleine 30 km. Om te merken dat de weg naar Moulins afgesloten is wegens werken en dat we een omleiding zullen moeten volgen.
We volgen dus de aangegeven route... En komen na ongeveer 20 km in Saint-Pourçain!

Tijdens de reis was het humeur van Roger verbeterd, maar nu stond zijn gezicht weer echt op onweer. Ik begreep hem wel, maar vond zijn vloeken alles behalve aangenaam. Waarom, in godsnaam, hebben die Fransen er niet aan gedacht aan de uitrit voor Pourçain aan te duiden dat wie naar Moulins wilde beter daar afsloeg, in plaats van die chauffeurs, en dus Roger ook, die extra kilometers op de autosnelweg te laten doen om ze daarna weer via de omleiding weer naar het zuiden te voeren? Franse slag?

En dan kwam er nog een serieuze file na Saint-Pourçain! Te veel vrachtwagens! En vergiste Roger zich op een zeker ogenblik: hij moest afslaan (ik had het hem nog gezegd, maar ja...) maar hij deed het niet: weer rechtsomkeer maken.

De vloeken waren niet van de lucht. Ik denk dat het te zwaar wordt voor hem, echt, al dat rijden!
Maar uiteindelijk reden we in de goede richting, echter niet meer op de autosnelweg, want die zou ons naar Parijs gevoerd hebben.

Het was ondertussen bijna 18 uur en ik had weer zo’n honger! Maar ik durfde niet te eten van het heel kleine hompje brood dat we nog overhadden want ik was bang dat we niet op tijd een winkel zouden vinden. Roger zei wel dat we desnoods op restaurant zouden gaan, maar dat vond ik nog erger: eerst beslissen waar kamperen – want dat we niet in Clamecy zouden geraken zag ik wel in – dan ons installeren, en dan gaan zoeken naar een restaurant waar Roger iets naar zijn gading vindt!

Omdat we een aanwijzing zagen naar een grootwarenhuis zijn we naar Nevers gereden.

Grotere kaart weergeven
En hebben we er onze boodschappen gedaan. En vielen we, heel toevallig op deze camping.
Waar we brood en kaas hebben gegeten, met groentensap.
De camping ligt aan de oever van de Loire (zo kan ik aan de snobs ook zeggen dat we de ‘Loire hebben gedaan’! ) en er is geen indeling in percelen. Wat dus betekent dat we zoveel plaats innemen als we willen. Alleen zijn de sanitaires vrij ver van de plek voorbehouden aan tenten (want dat verschil wordt er wel gemaakt: tenten moeten vlak bij de Loire... zonder roze stranden hier).
En het weer was dus schitterend. Tot 22 uur, dan voelde je dat we aan een rivier zaten. Dus zitten we weer knusjes binnen!

13 juli 2007, vrijdag

Wat een luxe deze morgen: ik heb de enige hele badkamer kunnen bemachtigen: wc, wastafel en douche!

Eigenaardig, in deze camping zijn er geen aparte wc’s of douches voor mannen en voor vrouwen. Daardoor weet ik zeker dat Roger minder geluk had!

Na ons ontbijt zijn we te voet naar Nevers vertrokken. Eerst de meer dan 200 meterlange brug over de Loire over. Geen hoogtevrees: de zijkanten zijn gesloten. En van daarop een prachtig zicht op de rivier, op de camping en op een roosachtig strandje een beetje verder.

Het eerste wat je ziet van Nevers (en wat ook de skyline uitmaakt die je van op de camping ziet) is de kathedraal en rechts daarvan het vroegere hertogelijke paleis dat boven alle andere gebouwen uitsteken. Om naar het centrum te gaan moesten we heel wat trappen bestijgen en daarna steile straten volgen. Ik had geaarzeld om mijn wandelstokken mee te nemen, heb het uiteindelijk wel gedaan en was daar blij om.

Nevers is wel een mooie stad. Buiten dat hertogelijke paleis zijn het er nog een bisschoppelijk paleis, een groot aantal particuliere hotels – en Simenon zou een poosje in een ervan hebben gewoond – waarvan geen enkel echter kan rivaliseren met die van Pézenas.

We gingen de prachtige gotische kathedraal (met toch een Romaanse absiede) binnen. Mooie beeldhouwwerken, onder andere een ‘graflegging’ van de 15de eeuw en een beeld van Jeanne d’Arc. Maar die glasramen! Tijdens de 2de wereldoorlog heeft de kerk erg geleden onder een bombardement en van de oorspronkelijke glasramen bleef zo goed als niets over. Bij de restauratie (die nog altijd niet is voltooid) heeft men ze voor een deel vervangen door wit glas, voor een heel groot deel door glasramen met moderne motieven. De kleuren vielen goed mee (ik veronderstel dat men rekening heeft gehouden met de oorspronkelijke kleuren) maar de tekeningen pasten helemaal niet bij de rest van het interieur.

Na een paar uur wandelen en bewonderen zouden we iets eten op een pleintje. We zaten op een terras en konden horen hoe onze Franse buren klaagden over de traagheid van de obers. Die traagheid hebben wij ook ondervonden, en ook de domheid van degene die ons bediende: bij de afrekening had hij drie biertjes geteld in plaats van twee. Hier wordt meestal (niet altijd) de prijs zonder TVA aangeduid, wat maakt dat we dus ook aparte tva op 3 ‘demis’ hadden staan op de rekening. Ik maakte de ober attent op zijn vergissing en hij zei: ‘Doe er gewoon 2,5 euro (zijnde de prijs zonder TVA van een bier) van af dan.’
En ik: ‘Ja, maar er zijn nog de taksen...’
‘Geeft niet, dat is in orde,’ antwoordde hij op een toon van “ik wil jullie wel een pleziertje doen’. Ik heb niet aangedrongen, want hij zag er niet al te snugger uit en ik vrees dat ik hem niet had kunnen doen begrijpen dat we in feite nog iets te veel betaalden. Nu, 19 komma iets percent op 2,5 euro kan niet veel voorstellen...
Wel duur, die biertjes hier...

Maar het eten was lekker. Roger had een mossel-sint- jacobschelpenpannetje genomen met pommes vapeur (gewoon gekookte aardappelen). Wel lekker naar het schijnt, maar relatief weinig zeevruchten en veel aardappelen. Ik nam gewoon een sla: latuw, tomaten, hesp uit de streek, augurk, ui, een dressing en een toast met geitenkaas. Heel lekker en voedzaam.

We kuierden nog wat (nu ja, kuieren à la Roger: ondanks mijn wandelstokken voelde ik mijn knieën weer deze avond) terwijl we zoveel mogelijk de schaduwkant van de straten opzochten want met 27°C in de schaduw scheen de zon krachtig. Daarna dronken we nog een biertje op een ander pleintje.

En daar maakte ik iets leuks mee. Er zat een Nederlands koppel vlak bij ons. Ze hadden pas gegeten en ze zouden nog een koffie bestellen. Maar dat moest meneer doen terwijl mevrouw even naar toilet zou gaan. Ze drukte hem nog op het hart dat ze geen melk wilde, maar slagroom.
Ik zei tegen Roger: ‘Koffie met slagroom, dat kennen ze hier niet!’
En hij: ‘Dat is toch cappuccino, zouden ze dat niet hebben?’
Ik dacht van niet. Roger vroeg zich nog af hoe hij het zou doen om koffie met slagroom te bestellen, dacht aan ‘café crème’ en ik zei hem dat je dan net wel ‘koffie met melk, en zelfs eerder melk met koffie’ bestelde.
En ja hoor, de man bestelde twee ‘cafés crèmes’.
Het is niet mooi, maar ik moest lachen. Nu afwachten hoe de vrouw reageert straks, dacht ik.
De twee koffies werden geserveerd net toen ze terugkwam. En zij begon haar man te verwijten dat hij twee koffies met melk had besteld. De serveerster werd erbij gehaald: inderdaad, ze had twee ‘cafés crèmes’ gebracht, of, zoals de Nederlanders het noemden: twee cafés avec du lait.
Maar mevrouw wilde geen melk, zei de man. De serveerster leek een beetje in de war: ‘Mais vous avez commandé deux cafés crème!’
Afijn, mevrouw zou dan een zwarte koffie krijgen, want hoe ze slagroom moesten bestellen daar leken de Nederlanders maar niet op te komen.
Ik vond het vreselijk van mezelf dat ik die mensen een beetje in mijn vuist zat uit te lachten en besloot dat ik iets moest doen. Ik sprak de serveerster aan en maakte haar duidelijk dat de dame in feite koffie met chantilly had gewild. De serveerster keek me eerst raar aan: ik zei het al, die combinatie serveren ze hier niet, en zei dan: ‘Non, maintenant elle a commandé un café noir. Mais d’abord lui avait commandé deux cafés crème. Mais ce n’est pas grave...’
Verwarring alom dus.

Na nog een poosje wandelen, kwamen we terug naar de camping. Zonovergoten was de plek voor de tenten. Maar op de dijk vonden we wat schaduw en daar brachten we onze stoelen naartoe. Met nog een eigen biertje erbij was het zalig zitten kijken naar de Loire en het doen en laten van de tentkampeerders.

Op deze plek zijn geen duidelijk afgescheiden percelen, dus iedereen zet zijn tent op waar hij wil en neemt zoveel plaats in als hij verlangt. Dat is trouwens het grote pluspunt van deze camping. En omdat vrijwel iedereen wil genieten van de Loire en zijn oevers, zijn de tenten toch niet te ver van elkaar opgesteld, zodat er heel veel vrije ruimte overblijft.
Tot deze middag was hier een groep kinderen van een of andere jeugdbeweging: plaats om te spelen hadden ze in overvloed.

Hier zijn zelfs mensen aangeland met een kano of een kajak (op die manier reizen is een van de dromen van Roger!) en zelfs met de fiets.

Naast ons staan Duitsers, met een kano. Ik begrijp niet hoe ze met hun tweeën, hun twee kinderen, hun hond en hun twee tentjes plus bagage in die kano geraken...

We gingen nog boodschappen doen, en kwamen op de camping eten: een gemengd slaatje dat we gekocht hadden, maar het stelde niet veel voor.
En nu, terwijl we een glas wijn drinken voor de tent (ja, eindelijk weer buiten!) beginnen de eerste vuurwerken: morgen is het immers 14 juli!

Morgen vertrekken Anneke en Hendrik naar Frankrijk! Misschien kruisen we elkaar wel, heb ik al gedacht! Ik heb ze nogmaals een goede reis gewenst per sms, ik hoop zo dat ze niet te fel ontgoocheld zijn dat we ze niet zullen gaan opzoeken in Zuid-Frankrijk!
Heb ook naar Zeger en Elvira ge-smst om te zeggen dat we morgen of overmorgen thuis zullen zijn.
En mama heeft vanuit Zwitserland ge-smt dat ze het daar heel goed heeft.
Het wordt hier in de buurt steeds rumoeriger. Het nationale feest nadert dan ook met rasse schreden! :-)

Deze avond wat in Franse krant gelezen. Hoewel die mensen nog steeds fier lijken op hun taal, ontmoet je steeds meer Engelse woorden, wat vroeger niet het geval was.

14 juli 2007, zaterdag

Deze morgen een sms van Anneke: ze waren in Montelimar (zijn dus toch gisteren vertrokken zoals ik eerst dacht, en niet vandaag) maar hadden in de auto moeten slapen: alle hotels waren compleet. En ze vertrokken nu naar Lorgues. Ze zullen wel moe zijn geweest, ocharme!

Na ons toilet en een snel ontbijt zijn we de camping gaan betalen. Toch opvallend hoeveel goedkoper ze in Frankrijk zijn in vergelijking met Spanje: in Nevers betaalden we 16,10 euro per nacht voor ons beiden.

Om 10:35 vertrokken we dan naar het Noorden, bij een temperatuur van 26°C. Het was zeer rustig rijden in het groene landschap van de Bourgogne: geen vrachtwagens. We reden op de gewone weg, net als vroeger en Roger merkte op dat dit toch veel aangenamer is dan op de autosnelweg. Wat ik uiteraard beaam.

We herkenden veel dorpen en gebouwen, zoals het kasteel vlak bij Montigny, Varzy, Clamecy. Ik zie dat hoewel sommige luiken al gesloten zijn, de meeste zijn geopend, evenals de ramen. Nergens merk ik iets van feestgedruis, maar zoals Roger opmerkte, was het nog geen middag.
In Migé (dat ik me ook zou moeten herinneren, maar ik doe het niet) zien we een windmolen die we niet kennen. We rijden verder en komen rond 12 uur aan in Auxerre. Ietsje verder stoppen we om iets te eten: brood, hardgekookt ei en nectarines.
De temperatuur was ondertussen opgelopen tot 29°C.

Aan de verandering van het landschap merk ik dat we de Champagne naderen of zijn binnengereden. Nu zijn het immense uitgestrekte velden, praktisch zonder schaduw. En inderdaad een beetje later merk ik dat we het departement van de Aube (en Champagne) binnenrijden.

Om 13:35 uur voeren de aanwijzingen én Matilleke ons naar een autosnelweg en we volgen, zonder ons echt af te vragen we niet beter via de gewone weg verder rijden. Ik denk dat we allebei naar huis verlangden.

Opvallend is dat in omgekeerde richting heel veel verkeer is: vakantiegangers die naar het zuiden gaan. Op een aire de repos waar we even stoppen is echt heel veel volk aan het eten, rusten enz.

En... Roger heeft een voor mij zeer aantrekkelijk voorstel: of we ons een volgende keer niet eens tot Frankrijk zouden beperken? Onszelf verplichten om niet meer dan 200 km per dag te rijden, en alles rondom ons en rondom onze achtereenvolgende verblijfplaatsen goed bekijken?

Op 89 kilometer van Charleville-Mézières gaan we de autosnelweg af. Ik luister naar de radio, een Franse post, waar ze het hebben over stijlfiguren (onder andere ‘hyperbate’ of ‘hyperbaton’ in het Nederlands – een stijlfiguur waarvan ik de naam was vergeten maar dat ik wel vaker toepas) en over de dichter René Char. Interessant.
Maar... om 15:55 rijden we België binnen en een beetje later kan onze autoradio die post niet meer ontvangen.

Ik sms naar Zeger: dat we bijna thuis zijn, en dat of, als hij wil afkomen, hij iets wil laten horen.
Om 17:45 waren we thuis. Ik heb gemaild naar Elvira en Zeger maar totnogtoe hebben ze niet geantwoord (het is 23:30).

2 opmerkingen:

  1. Hey there! This is my first visit to your blog!
    We are a collection of volunteers and starting a new project in a community in the same niche.
    Your blog provided us beneficial information to work
    on. You have done a extraordinary job!

    my web blog; Ik wil afvallen tips, http://usedmotorcyclesfordiscount.com/story.php?title=sporten-is-het-beste-vorm-voor-gewichtsverlies-sopa-wiki-2012,

    BeantwoordenVerwijderen