"Gebuisd"!
Wat bleek Chris de volgende dag ontgoocheld omdat ik mijn vader “carte blanche” had gegeven in dat café. Ik begreep hem wel en had al spijt dat ik hem had voorgesteld aan papa! Te meer omdat papa na die ontmoeting verordende dat ik tijdens de drie maanden durende academische vakantie mijn vriendje niet zou mogen ontmoeten. ‘Dat wordt voor jullie een uitstekende bezinningsperiode,’ had hij in het Frans gezegd, ‘als jullie liefde sterk genoeg is, komen jullie dat zonder problemen te boven! En als blijkt dat jullie volgend academiejaar die relatie verder willen zetten, dan geef ik jou mijn zegen. Maar ik ben er zeker van dat je je zult bedenken tijdens de vakantie! Chris is immers de zoon van een mijnwerker, en mist dus een zekere traditie. Ja, natuurlijk, hij is een universiteitsstudent en met een beetje geluk zal hij ooit afgestudeerd zijn. Maar het gaat over meer dan dat. Het gaat over een traditie die van generatie op generatie wordt voortgezet. Jij hebt die traditie wel, dat zul je ooit merken, maar hopelijk niet na enkele jaren huwelijk met jouw Chris. Want ik ben er zeker van dat je die traditie zult missen bij hem!’
Hij benadrukte dus een vermeend klassenverschil! Jammer dat ik toen nog niet wist dat papa’s ouders allebei uit een ander milieu kwamen dan wat hij mij probeerde voor te houden. Zijn vader (dat wist ik al uit de brieven van “nonkel Theo”) was de zoon van een goudsmid uit Tongeren; veel later, toen we al in Limburg woonden, mijn echtgenoot Roger en ik, vernam ik van Ulbeekse nichten van papa dat die goudsmid Vlaamsgezind was geweest. Rond dezelfde tijd vernam ik ook in Limburg dat de moeder van papa de dochter was van een minder Vlaamsgezinde, zichzelf terecht of onterecht van Franse afkomst roemende man. Die pachter was geweest op het kasteel van Aldenbiesen en op nog een paar andere boerderijen: dus een gewone boer!
Als ik niets over mijn relatie met Chris aan mijn ouders had verteld, redeneerde ik, zou ik hem vaak genoeg kunnen ontmoeten tijdens de vakantie. Dan hoefde ik maar te zeggen dat ik met vrienden wilde afspreken. Nu zou al mijn doen en laten gadegeslagen worden!
Ik had opgemerkt dat alle studenten in Leuven ABN spraken, al ontwaarde ik hier en daar wel plaatselijke accenten. Maar ik dacht van mezelf dat ik geen enkel accent had. Toen ik echter mijn eerste examens aflegde, zei de Vlaamse professor geschiedenis dat hij hoorde dat ik van Antwerpen kwam! Dat vond ik erg: dat taaltje dat ik me ooit zo snel mogelijk wilde eigen maken, misstond hier echt aan die Leuvense universiteit, dat zag ik wel in.
Op de proclamatie bleek dat ik over praktisch de hele lijn “gebuisd” (dat is Vlaams voor “gesjeesd”) was. Voor enkele Franse vakken had ik prima resultaten, maar dat waren vooral de vakken die weinig geheugenwerk vergen: spraakkunst (de Franse spraakkunst zit eerder logisch in elkaar. Het volstaat een paar regeltjes te leren en de rest volgt logisch daaruit voort, én, niet te vergeten: ik had in Kongo een grondige basis gekregen!), ontleding van proza en poëzie (en dat laatste ging over ‘Les fleurs du mal’ van Baudelaire, ironisch genoeg het enige boek uit zijn bibliotheek dat papa mij had verboden te lezen). Bij de Nederlandse vakken blonk ik alleen een beetje uit in filosofie, psychologie en historische kritiek.
Natuurlijk was het zo dat we door al die rellen heel veel lessen hadden moeten missen en dat we die leerstof toch in ons eentje moesten instuderen – en er waren dat jaar opvallend veel eerste jaarstudenten “gebuisd”. Maar de slechte uitslagen gaven toch ook blijk van mijn grootste probleem. Ondanks mijn lagere studies in het Frans, mijn middelbare school in het Nederlands, ondanks mijn Vlaamse vrienden, mijn Franssprekende vader, kende ik geen van de twee talen voldoende. Natuurlijk was die mislukking ook wel te wijten aan mijn gebrekkig verstand en geheugen (ik beweer altijd dat ik een “affectief geheugen” heb: ik onthoud alleen zaken waar ik zelf bij betrokken ben geweest). Maar dat dit niet de hoofdoorzaak was geweest, werd enkele jaren later bewezen, toen ik op eigen kosten mijn studies hervatte en daarbij ook nog werkte.
Nu, heel erg vond ik die mislukking niet: zo kon ik vroeger naar Leuven terug dan na drie maanden: ik moest er immers mijn “tweede zittijd” (herkansing) afleggen.
Tijdens de herkansingen ontmoette ik Chris weer, en het weerzien was fantastisch. We slaagden echter geen van beiden. Hij mocht zijn jaar overdoen als “vrije student” (dat kostte veel minder) en dus verbleef hij weer bij zijn ouders.
Ikzelf mocht mijn jaar ook overdoen. Chris kwam me elke zaterdag – in die tijd werd er nog college gegeven op zaterdag - opzoeken in Leuven. Maar uit zijn brieven vernam ik toch dat hij af en toe “uitging” ("stappen", zegt men nu maar waarom?) met vrienden en er ook soms niet voor terugschrok om een mooi meisje te kussen (toen sprak men nog niet van “een scheve schaats”, maar wat is dat wel een mooi beeld!).
Maar dat was niet de reden waarom er toch een einde kwam aan onze relatie! Nee, ik werd verliefd op iemand anders, een Leuvenaar deze keer! Maar dat ging ik thuis natuurlijk niet meer vertellen!