Jongens!
Zeven maanden na de geboorte van mijn broertje werd ik veertien jaar, en ik begon de jongens rondom mij op te merken!
Mijn vriendinnen hadden bijna allemaal een “vrijer”, al betekende dat in die tijd alleen dat ze braaf elkaars handje vasthielden en elkaar af en toe een kuis kusje gaven.
Jean zat twee keer per week in dezelfde bus als ik, met bestemming Sint-Job, maar ik stapte eerder af dan hij, aan de laatste halte in Schoten, waar we dus leefden in dat kleine huisje.
Ons huisje was zo klein dat de nieuwe baby in de kamer van papa en mama moest slapen, waar trouwens de enige wastafel (“lavabo”, noemden wij dat) stond. Daar was het dan ook dat we ons allemaal moesten wassen, tenzij we een douche namen in de veranda die in de winter ijskoud was.
Ik was echt verliefd op Jean! En, de woorden van mijn mama indachtig (ze verkondigde altijd van die wijsheden nog lang voor je ze echt nodig had) herinnerde ik me dat ik toch even naar zijn handen moest kijken! Als ze “proper” waren, dan wees dat erop dat hij minstens een kantoorbediende was, en dus een “intellectueel”.
Hij had “intellectuele” handen, en bleek een onderwijzer te zijn. Hij was twintig jaar, ik veertien en een beetje, maar dat leeftijdsverschil vond ik niet echt een bezwaar! Dus sprak ik over hem met mama (niet voordat hij eens een heel voorzichtige zoen had gedrukt op mijn voorhoofd) die, hoewel ik haar had gevraagd het voor zich te houden, het meteen verder vertelde aan papa (of is papa in mijn dagboeken van toen gaan neuzen?). Waarschijnlijk had ze hem gevraagd te doen alsof hij van niets wist, want hij sprak er niet meteen over. Het waren zijn allusies die me deden begrijpen dat hij op de hoogte was. Zo begon hij bij de minste aanleiding het beroep van onderwijzer af te breken. Nu, afbreken is niet het juiste woord: papa was wel subtieler, en zei dus nogal vaak terloops dat een onderwijzer weliswaar een belangrijke functie heeft, maar dat alleen (liefst Franstalige) universitair geschoolden zich “intellectueel” mochten noemen. En dat hij van ons verwachtte dat we universitaire studies zouden aanvatten later. Ik wist dat Dady, “oncle Ludo”, “oncle Gusty” en hun echtgenotes een universitair diploma hadden, maar ik wist ook dat noch papa, noch mama universitairen waren. Ik begreep dus het misprijzen van papa voor alle andere studies niet goed.
Papa begon ook vragen te stellen over de jongens die ik ontmoette op de bus of aan de bushalte: ‘Ik vind het niet normaal dat je op jouw leeftijd met jongens omgaat!’
En ik: ‘Zou je dan willen dat ik me afzijdig hou als al die jongens en meisjes samen plezier staan te maken?’
Ja, in feite vond hij dat maar het beste.
‘Hoe zal ik op die manier ooit een man vinden?’ waagde ik het nog te vragen.
En wat hij me toen antwoordde, opende mijn ogen: ‘Tegen dat de tijd rijp is, zorgen mama en ik wel dat je fijne, Franstalige, goed opgevoede en goed opgeleide jongens ontmoet!’
En dat de hoedanigheid van “Franstalig zijn” belangrijker voor hem was dan een “goede opleiding” werd me kort daarop duidelijk. Aan de bushalte ontmoette ik ook regelmatig enkele Franskiljons. Een van die jongens maakte mij het hof, dat wil zeggen, hij gaf me Franstalige liefdesbriefjes, kwam via via te weten waar ik woonde, bracht me eens een bezoekje en werd goed ontvangen (in het Frans natuurlijk). Hij nodigde me bij zijn ouders uit, papa moedigde me aan er naartoe te gaan, zijn ouders zochten contact met mijn ouders, ze kwamen goed overeen, en weldra zag ik die jongen veel vaker dan Jean die ik slechts twee keer per week een half uurtje op de bus zag.
En zeggen dat ik een hekel had aan mijn Franstalige aanbidder! Ik vond hem gewoon dom!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten