Gisteren was ik boos op onze GPS Eva (voor zover je boos kunt zijn op een machine natuurlijk). De hele dag was de reis goed verlopen, we waren ongeveer telkens om de twee uur gestopt, er was nergens echt veel verkeer, we hadden genoten van de mooie landschappen in de Champagne en de Bourgogne. Het was wel echt heet (tot 35°C in de schaduw) maar dankzij de airco goed te doen in de auto.
De laatste keer dat we halt hielden was in Saint-Florentin, aan de oever van de Armençon, vlakbij de camping waar we vroeger met de kinderen meestal onze eerste nacht doorbrachten. Een twintigtal mensen was in de rivier aan het baden (terwijl er in het groot stond: 'Baignade interdite').
Na een poosje willen we onze reis verderzetten. Roger wilde graag naar Saint-Père sur Loire. Van Auxerre, waar we vlakbij waren, zou dat nog ongeveer 2 uur rijden zijn. Ideaal.
Roger stelde Eva dus in op Saint-Père, en zij wees een heel andere weg aan dan degene die ik voor ogen had. Roger ging er van uit dat ze een kortere weg had gevonden en volgde haar aanwijzingen, hoe vaak ik ook herhaalde dat we een ongelooflijke omweg aan het maken waren. Ik weet niet waarom Eva zo van slag was (kwam het door de warmte?) maar ze liet ons een omweg van zeker een uur maken. We kwamen dan wel in pittoreske dorpjes, maar toch... Toen we eindelijk in Saint-Père aankwamen, bleek er niemand meer te zitten op de campingreceptie. We wachtten even, maar na een poosje besloten we verder te rijden: anders liepen we de kans dat alle campings gesloten waren. Ik herinnerde me hoe we in Pezenas ook eens voor een gesloten camping stonden, en toen het geluk hadden dat we de uitbaters voldoende kenden om ze te durven uit hun privé-woning te bellen.
We reden dus in een ruk door tot in Aubigny sur Nère. Toen we eindelijk de camping hadden gevonden, bleek die inderdaad al gesloten. Gelukkig zag een bewoner van het huis vlak naast de camping ons daar een beetje verbouwereerd staan lummelen. Hij sprak ons aan en bleek de permanentie van de camping waar te nemen na sluitingstijd. We mochten ons dus installeren.
En toen was ik niet meer boos op Eva. Om te beginnen hadden we een jaar of twee geleden een uurtje in Aubigny doorgebracht en ik vonden de stad toen zo mooi dat ik er nog wel eens naartoe wilde. En we hebben het echt getroffen met de camping (van de nieuwe Flower Campings keten): heel netjes, ruime percelen en heel veel schaduw. En de uitbaters zijn ontzettend vriendelijk en dienstvaardig.
Alleen vlogen er 's avonds veel kevers en vliegjes op onze lamp af (de zit-tent hebben we niet opgesteld wegens echt te warm tot 's nachts).
Vandaag zijn we dus eerst wat gaan wandelen in Aubigny. De stad ligt op de grens van de Sologne en de Berry, en werd in de 15de eeuw door de Franse koning aan de Schotse Stuart gegeven. De Stuarts bouwden er in de 16de eeuw een enorm kasteel dat nu onder andere het stadhuis herbergt.
Wat ook opvalt in de stad, zijn de vele mooie vakwerkhuizen uit de 16de eeuw.
We gingen daarna boodschappen doen in een Carrefour (de stad telt 5000 mensen en er zijn wel drie supermarkten in de buurt; terwijl Heers bijna 7000 inwoners heeft en slechts twee supermarkten) en kwamen eten bij de tent. Ondanks de schaduw was het echter veel te warm (rond de 35°C) om daarna even te rusten en ik stelde voor naar Les Verreries te rijden. Daar staat een kasteel dat Alain Fournier heeft geïnspireerd.
Ik had gelezen dat je er kon wandelen in het park, en ik vermoedde dat daar wel ergens een bank in de schaduw zou staan. We vonden er weinig schaduw, dus de wandeling werd nogal kort. Ik was wel blij dat ik het kasteel gezien had (ik heb Le Grand Maulnes van Fournier wel tien keer gelezen – wat Roger niet begrijpt, hij vindt het boek overroepen).
We gingen ook nog even naar de geboortestad van Fournier, La Chapelle d'Angilon. Vorige jaren waren we al langs gereden, maar we hadden het nooit echt gezien. Daar staat weer een heel groot kasteel (je kon het bezoeken, maar dat kostte 8 euro per persoon en dat vind ik te veel), met tegenover het kasteel een heel mooi langwerpig huisje dat me heel oud leek. Zoals bij zoveel andere woningen in de buurt waren de luiken gesloten voor de hitte.
En we zagen er ook het geboortehuis van Alain Fournier. Later voeg ik wel foto's aan toe.
Het bleef heet, alleen toen we door het woud van Ivroy reden daalde de temperatuur even onder de 30°.
Het werd echt een kasteeldag, want we reden nog naar Blancafort. Het strenge kasteel mocht je ook bezoeken, maar de 9,50 euro die men er voor vroeg, had ik daar niet voor over. We maakten er echter een mooie wandeling van het kasteel naar het dorp. Ergens tussen de bomen en bloemen verborgen ontwaarden we een vroeger 'prieuré' van 1721.
De kerk waar we later aankwamen, bezat een merkwaardige toren, volledig in hout en met een leienbedekking, met een aan de voorkant opengehouden onderkant. Aan de beide zijden van het open voetstuk van de toren vertrok een trap naar een overloop met een leuning in hout. Op die overloop was weer een deur, die waarschijnlijk uitgeeft op het oksaal.
Later kuierden we nog even langs het kanaal van de Sauldre. De hitte werd drukkender en ineens hoorden we een donderslag.. We haastten ons weer naar het kasteel en reden terug naar Aubigny. Onderweg vielen een paar druppels, maar daar bleef het bij. Het was zo drukkend dat voor mij een onweer wel welkom zou geweest zijn.
Op de camping legden we voor alle zekerheid de stoelen in de shelter en we trokken weer naar de stad. De caféterrassen zaten vol (aperitief-uurtje) en na wat gekuier gingen wij ook een verfrissende pint drinken. Niet goedkoop: 2,20 euro voor een banale Pils. We zagen trouwens in een 'patisserie' taarten in de aard van Limburgse vlaaien (en echt niet groter) voor rond de 15 euro. Ik vermoed dat als ze bij ons ooit zo duur worden, er geen taarten meer zouden worden gegeten.
Ik had echt geen zin om op restaurant te gaan (rookverbod) en we aten dus bij de tent.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten