Deze avond wilde Roger nog eens mijn gratin van venkel eten en dus maakte ik dat maar klaar. Het is niet te vet voor hem en het gerecht is vrij vlug klaar (en bijzonder lekker). Hieronder vinden jullie trouwens mijn (echt zelf bedacht) recept:
Venkelgratin (2 personen)
2 kleine venkelknollen 2 doorsnee aardappelen 200 gram hespblokjes 20 g margarine, 30 g bloem, 1/2 tablet groentebouillon, een goede scheut sojaroom, zout, peper 50 g magere geraspte gruyère of andere geraspte kaas | Aardappelen 15 minuten in licht gezouten water koken Venkelknollen 10 min in licht gezouten water koken Laten uitlekken en kookvocht bewaren Groenten in partjes snijden, in ovenschotel schikken Saus maken met koolzaadolie, bloem, kookvocht en groentebouillon. Een goede scheut sojaroom toevoegen. Hespenblokjes en 25 g gemalen kaas door de saus roeren. Bakken in de oven op 180°C tot de kaas gesmolten is en de gratin mooi goudbruin kleurt. |
Terwijl ons hoofdgerecht in de oven gaarde, werkte ik aan onze soep en net als bij het schoonmaken vandaag begon ik aan vroeger te denken, en mezelf verhalen te vertellen.
En ineens herinnerde ik me dit.
Het was op een barbecue, ik weet echt niet meer van welke vereniging. Naast ons zat een gezin met een zoontje en vrienden, met wie wij geen contact hadden. Ik luisterde wel af dat de zoon tijdens de tombola echt “ging voor een jeep op afstandsbediening”. Ik voelde dat hij er echt van uit ging dat als hij daar voldoende aan dacht, hij het zou krijgen. Maar hij kreeg het niet. En leek zijn “geloof” verloren te hebben. Toen die speelgoedjeep werd verloot, hadden zijn ouders geen tombolabonnetjes meer en hij begon te wenen: hij zou dat gegeerde speelgoed dus zeker niet krijgen.
Ik herinnerde me dat onze jongens gedurende heel hun kinderjaren zulk speelgoed hadden begeerd, maar dat we dat toen te duur vonden (we waren eerst maar een eenverdienersgezin, en later een anderhalve-verdienersgezin).
Ik bedacht toen – tijdens die barbecue dus – dat ik misschien moest doen zoals die kleine jongen: heel fel denken aan het feit dat die speelgoedauto voor ons zou zijn. En het lukte: wij kregen hem!
De kleine jongen begon nog feller te wenen, tot ik deed wat ik al een poosje zinnens was, als het mij zou lukken dat speeltje te bemachtigen. Ik gaf het hem (onze kinderen waren ondertussen volwassen geworden, en ik geloof niet dat ik ze nog zou geplezierd hebben met zulk speelgoed. Hoewel? ).
Het jongetje bekeek me alsof ik van Mars kwam, lachte me even toe, en begon daarna onbedaarlijk te wenen.
Kreeg hij de indruk dat hij zijn droomauto niet verdiend (gewonnen) had?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten