Ontvoogding
Ik had mijn lesje immers geleerd: ik stelde mijn nieuw lief thuis niet meer voor als “mijn vriendje” maar als “een vriend”. In die hoedanigheid heeft hij ettelijke feesten bij ons thuis meegemaakt (soms zelfs met onze vroegere buren uit Schoten) en nooit heeft papa zijn Frans op de proef durven te stellen. Ik bracht immers soms nog andere vrienden mee naar huis: Ieren, Engelsen, Amerikanen, Duitsers, Syriërs, Spanjaarden (waaronder Catalanen), Portugezen, Brazilianen, Mexicanen; en waarschijnlijk zag papa wel in dat voor al die mensen Frans niet meer de "lingua franca" was.
Nu, het Frans van mijn vriend was bijna perfect. Ik herinner me dat één van de woorden die hij verkeerd gebruikte “user” was in de plaats van “utiliser”. Hoe vaak ik hem daar ook op wees, hij bleef beweren dat hij “n’usait pas les filles” (hij besefte niet dat hij daarmee beweerde dat hij de meisjes “niet versleet” terwijl hij bedoelde dat hij “geen gebruik maakte van de meisjes”). Nu, dat deed hij wel want als er iemand wist wat een “scheve schaats” was nog voor de uitdrukking algemeen werd aanvaard, was hij dat wel. En dat hij daar soms in het Frans moest uitleg over geven, kwam doordat hij soms zelfs Franstalige studentes versierde.
Maar ikzelf bleef ook Nederlands leren door te luisteren naar hem en zijn vrienden. En ik ervoer wel dat de taal evolueerde. Zeiden mijn vriend en anderen niet steeds vaker: 'Ik noem Rob of Ella', terwijl ik had geleerd dat ik moest zeggen 'Ik heet Jessy'? Dus ging ik ook "heten" zo vaak mogelijk vervangen door "noemen" in die context. Dat ik daarmee een ernstige fout maakte, zou ik maar beseffen toen Roger, mijn echtgenoot me daar later op wees!
Rond Pasen van dat academiejaar besefte ik dat ik het weer niet ging halen. Ik besloot dus te gaan werken (en in Antwerpen op kamers te gaan wonen). Mijn eerste werkervaring was bij "De Bie", het Antwerpse expeditiebedrijf waar papa tot directeur was gebombardeerd geweest. Omdat hij Franstalig was? Het viel me alleszins op dat al het kaderpersoneel die taal sprak. Ik ervoer zelfs dat ik er door de gewone bedienden niet erg geapprecieerd werd als dochter van een “Franstalige baas”, tot ze inzagen dat ik even Vlaams probeerde te zijn als zij.
Mijn vriendje verloor ik even uit het oog, maar ongeveer een half jaar later, door toedoen van een van zijn vrienden, evenals hij een Flamencogitarist, Wannes Van de Velde, ontmoette ik hem weer in Antwerpen. En ik volgde hem terug naar Leuven... in de auto van mijn latere echtgenoot Roger.
Ik zou in Leuven opnieuw proberen Romaanse filologie te studeren.
Er was veel veranderd in Leuven: de Romaanse filologie was gesplitst, en de Waalse studenten bereidden zich voor op hun verhuizing naar een nieuwbouwstad die “Louvain la Neuve” zou heten. Ik ben in die stad geweest. De eerste keer helemaal in het begin, toen er nog maar een paar gebouwen stonden en er praktisch niemand woonde (echt spookachtig!); en veel later omdat mijn oom Paul (“oncle Paul”) naar Louvain la Neuve was verhuisd met zijn tweede echtgenote Paulette (met wie hij is gehuwd na het overlijden van mijn “tante Bibi").
In de afdeling Romaanse filologie van de faculteit “Wijsbegeerte en letteren” werden alle “Franse” lessen echter nog in het Frans gegeven.
Het viel me wel op dat sommige nieuwe hoogleraars een Vlaams accent hadden - en daarmee bedoel ik vooral hun rollende “R”! Maar dat was niet echt een probleem: in het Frans is dat geen morfeem! Spreekt men in Zuid-Frankrijk immers de “R” niet op ongeveer dezelfde manier uit? Anderen hadden echt een mooi Frans accent. Waarschijnlijk waren dat Franskiljons.
Van één van hen ben ik zeker dat het zo was. Zijn Frans klonk inderdaad prachtig, maar hij was een uitgesproken belgicist en had iets tegen flaminganten (de relletjes in Leuven verminderden wel gestaag, maar het probleem bleef een discussiepunt). Eens hadden we het in een college waar we maar met een tiental studenten aan deelnamen over “cultuur”. Wij, de studenten, beweerden dat taal deel uitmaakte van cultuur. Onze prof was het daar niet mee eens: ‘La langue n’est que le véhicule de la culture!(taal is slechts het vehikel van de cultuur)’, zei hij.
Nu, ikzelf begon me steeds meer vragen te stellen. Mijn vriend leek nog meer Vlaamsgezind dan Chris, en toch hoorde ik hem zo vaak Frans, Engels of Spaans spreken.
Eens vroeg ik hem (ik herinner me dat het gebeurde na een bezoekje van André De Boeck, de collegevriend van mijn vader die me ooit had gezegd dat zijn moeder hem liever in het Frans opvoedde dan hem een of ander Limburgs dialect te laten brabbelen) waarom hij weigerde Frans te spreken met mijn vader, maar wel die moeite deed voor André en onze buitenlandse vrienden.
‘Vind je onze contacten met al die mensen verrijkend?’
En ik: ‘Ja, natuurlijk!’
‘Omdat je veel van hen krijgt aangeboden?’
‘Inderdaad!’
Met al die mensen spraken we Frans, soms Engels, soms Spaans (ik leerde immers Spaans als tweede taal in de “Romaanse” en mijn vriend profiteerde daarvan).
‘Vind je dan niet dat wij ook iets te bieden moeten hebben, ook aan jouw vader, al is het maar onze taal, cultuur en muziek?’ En dat vond ik de kogel juist gemikt!
Inderdaad: ik herinner me dat hij onze “allochtone vrienden” dikwijls Vlaamse en Nederlandse “chansons” (meestal van zangers die hij persoonlijk kende) liet beluisteren en dat ik dan de tekst, van bijvoorbeeld Dimitri Van Toren of Wannes Van de Velde, in het Frans moest vertalen (als hij het zelf al niet probeerde in het Engels natuurlijk). Maar Wannes Van de Velde stelde me voor problemen: als die anderstaligen al eens een Nederlands woord begonnen te herkennen, hoorden ze bij hem heel andere (Antwerpse!) klanken.
Nu, mijn vriend heeft toch weinig mensen kunnen overhalen om echt Nederlands te leren. Een Française heeft het even geprobeerd, maar bracht er weinig van terecht. En voor de rest waren er enkel een Duitse en een Syrische vriend die wel voldoende moeite hebben gedaan en die aan het eind van hun studies onze taal zeer behoorlijk spraken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten