Vader sterft maar de genen worden voortgezet
In 1974 bleek papa de slechte genen van zijn vader te hebben geërfd: hij werd ook belaagd door een hersentumor.
Ikzelf begon in 1975 een relatie met mijn latere echtgenoot Roger (die bleek van Limburg afkomstig te zijn, maar dat had ik helemaal niet gehoord aan zijn tongval). Hij was het die me erop wees dat ik sommige taalfouten had overgenomen van onder andere mijn vroeger lief. Ik had mijn studies toen beëindigd en vermits Roger in Antwerpen werkte, volgde ik hem naar die stad, waar ik snel werk vond in een verzekeringsmaatschappij. Wat me daar opviel: alle kaderleden waren Franstalig!
Roger bracht me vaak naar het ziekenhuis om papa te bezoeken, en van hem heeft mijn vader nooit durven eisen dat hij Frans sprak. Had hij het misschien opgegeven? Er werd in ons gezin immers steeds meer Nederlands gesproken sinds mijn zus met een Limburger was getrouwd (ik weet niet of zijn kennis van het Frans in het begin van de relatie ook werd onderworpen aan een onderzoek). Mijn Nononc daarentegen was al een poosje gehuwd met een perfect tweetalige Francofone. Dat vond papa natuurlijk fantastisch (dat ze Franstalig was: ik heb hem dat echt ooit horen zeggen!), maar hun kinderen werden in het Nederlands opgevoed.
Roger nam me eens mee naar zijn oom in Poperinge. Dat was de broer van zijn moeder die in het “verre” West-Vlaanderen zijn vrouw Charlotte had gevonden. Hijzelf had stilaan de plaatselijke taal overgenomen. Ik begreep wel alles wat die oom en tante zegden maar ik hoorde ook wel dat de taal nogal verschilde van wat ik rond Antwerpen of Leuven hoorde. Zulke grote verschillen waren me nooit opgevallen in het Frans, ook al sprak een van onze vrienden uit Kongo duidelijk met een Luiks accent.
Waarom spraken Vlamingen over het algemeen geen Standaardnederlands? Hadden ze hier destijds op de speelplaatsen misschien beter het “signum" aan elkaar laten doorgeven door kinderen die geen algemeen Nederlands spraken, in plaats van door kinderen die geen Frans spraken? Of wisten Vlamingen toen zelfs niet dat er iets bestond als een “Standaardnederlands”? Was het Gezelle niet die zei dat Vlaams moest gekoesterd worden, en gesproken in de huiskring, maar dat voor meer officiële aangelegenheden Frans beter geschikt was? Nu, hetzelfde gebeurde eigenlijk in Wallonië. Daar zouden de mensen ook stilaan hun Waalse dialecten vervangen door Frans en ik heb onlangs ergens gelezen dat daar ook dat “signum’ bestond: voor de kinderen die hun dialect verder gebruikten op de speelplaats.
Roger werd steeds meer als mijn “verloofde” beschouwd door mijn familie. Eens vroeg papa, die mijn argwaan tegenover het huwelijk kende, mij van op zijn ziekenhuisbed wanneer we elkaar “notre promesse de fidélité”zouden geven. In een flits kwam in mij op: ‘Fidélité betekent trouw, dus “trouwen” betekent elkaar trouw beloven’.
Papa stierf in september 1976. Begin 1977 besloot ik dat ik heel mijn verdere leven bij Roger wilde blijven en het woord van mijn vader indachtig vroeg ik hem of we dan toch niet best zouden trouwen.
Onze drie kinderen volgden elkaar al snel op. Uiteraard stelde mijn moeder voor om ze in twee talen op te voeden. Ikzelf vond dat geen goed idee. Ik had immers te slechte herinneringen aan de gebrekkige taalkennis van velen van mijn tweetalige kameraadjes.
‘Je weet niet op voorhand of jouw kind een talenknobbel zal zijn,' legde ik uit aan mama, 'en als het dat niet is, zal het bij een tweetalige opvoeding geen van de twee talen goed spreken. Als het daarentegen leert zich zo goed mogelijk uit te drukken in één taal, is de kans groter dat het tenminste die taal foutloos zal spreken. Later kan het dan - min of meer vlot naargelang zijn aanleg - andere talen bijleren’.
Ik merkte wel dat mijn argumenten haar niet overtuigden. Jaren later hoorde ik trouwens ook door taalkundigen een tegengestelde theorie verkondigen… Het klopt dat ik nu enkele kinderen ken die moeiteloos en bijna foutloos twee talen van thuis uit spreken. Maar ze zijn heel zeldzaam…
We voedden onze kinderen dus in het Nederlands op. Dat wil zeggen in een zo zuiver mogelijk AN. Om de een of andere reden kwam ik er maar niet toe om 'gij' en "ge" te vervangen door "jij" en "je", hoewel ik "gijlie" al jaren geleden had vervangen door “jullie”.
Nu is het zo dat de datief en accusatief van “ge” “u” is, en het bezittelijk voornaamwoord dat naar die persoonsvorm verwijst “uw". Eens vroeg André, de collegevriend van mijn vader – die me tegen onze baby hoorde zeggen: ‘Ik zal u eens een nieuwe Pamper aandoen’ - mij waarom we onze kinderen “vousvoyeerden”. Ik legde uit dat die “u” hier geen beleefdheidsvorm was, maar de datief van "gij". Terwijl ik hem die uitleg gaf, voegde ik daar aan toe: 'we spreken geen Nederlands, maar Vlaams hé!'. Met een ondertoon van "het zijn toch nog twee aparte talen".
Nu vind ik het jammer dat anderen en ik er vroeger zo over dachten, want dat heeft zeer waarschijnlijk de Waalse indruk dat Vlaams alleen een verzameling is van heel lokale dialecten enkel versterkt.
Veel later trouwde mijn broertje ook met een Vlaams meisje, en ook zij en hun kroost drukken zich in het Nederlands uit. Omdat mama alleen maar was verfranst, en nooit echt Franstalig was geweest, spraken we op de duur nooit meer Frans onder elkaar. Marraine heeft aan het einde van haar leven (ze stierf in 1980) dus nooit meer hoeven klagen dat ze ons niet begreep.
Frans spraken we nog alleen met de familie van vaders kant, met André en zijn vrouw en met de vrienden uit Kongo.
Eens, op een familiefeestje waar mijn Franstalige ooms en tante aanwezig waren, vroeg mijn tante Mathilde me heel bezorgd of onze kinderen wel Frans spraken. De oudste kreeg toen al zijn eerste lessen Frans, en bracht het er niet slecht van af, maar “vlot spreken” kon je dat nog niet noemen. Eigenaardig genoeg spraken de twee oudsten al een heel mondje Engels (geleerd van radio en tv zeker?) en zonder dat accent dat ikzelf nooit heb kunnen afleren.
‘Ze leren het op school, maar Engels spreken ze al veel beter’, antwoordde ik, en daar had mijn tante niet van terug!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten